Over land naar Griekenland

Woensdag 1 juli: Rakitje (HR) – Zasavica (SRB)

We worden in alle vroegte wakker met een appje van BuZa: Griekenland is echt geel! Dus zetten we koffie, smeren wat boterhammetjes en na het ontbijt zijn we voor de klok van negenen alweer onderweg.

We hebben zo’n 380 kilometer en de grensovergang met Servië voor de boeg. De A3 die naar de grens leidt, is een saai stuk snelweg. Het oosten van Kroatië is vlak en dunbevolkt.

Het is heel rustig op de weg. Vakantiegangers zijn er nauwelijks. Tegen het middaguur zijn we bij de grens. En wat we nog niet eerder hebben meegemaakt in deze contreien: binnen twee minuten rijden we – met een vers stempeltje in ons paspoort – Servië binnen.

Bij de afslag Sremska Mitrovica gaan we de snelweg af. We doen boodschappen bij dezelfde supermarkt als een jaar geleden toen we vanuit Vranje hier langs kwamen. Het is ons niet duidelijk of je nou wel of niet een mondkapje op moet: sommige klanten dragen ze wel, andere niet een ook het personeel werkt onbeschermd. Wij kiezen voor de veilige optie en als we terug zijn bij de camper ontsmetten we onze handen goed. Dan sukkelen we door het dorpje Zasavica.

Camping Zasavica ligt er groen, stil en verlaten bij. We bellen het telefoonnummer dat bij de receptie hangt en een vriendelijke meneer laat ons weten dat we een plekje mogen zoeken: De beheerster – een mevrouw uit het dorp – is even lunchen maar komt zó terug. En inderdaad. Even later komt ze aan, mét haar lunch op een bordje.

Als we ingecheckt zijn, geven we ons over aan de zonnige, lome middag. Een stuk verderop staat een Servisch gezin met caravan. En later in de middag komt er nog een Brits stel aanrijden in een Jeep-met-daktent. Anderhalve meter afstand houden zal hier geen enkel probleem zijn.

Bij de handwas raakt de helft van ons aan de praat met de Britse mevrouw. Hun reisdoel was Mongolië, maar ze werden in Turkije ingehaald door het Coronavirus. De grenzen met Georgië en Azerbeidzjan gingen dicht en ze moesten in Turkije twee maanden in lockdown. Nu zijn ze – langzaam aan – weer op weg naar Engeland om volgend jaar een nieuwe poging te wagen. Ze gooit lachend wat flessen rosé in de gezamenlijke camping-koelkast: ‘We will make the best of it!

Aan het eind van de middag slenteren we naar het natuurpark Zasavica waar Pule wordt gemaakt: naar het schijnt de duurste kaas ter wereld. De ranke ezeltjes zijn aaibaar.

We kijken wat rond op het terrein.

En dan strijken we neer op het terras. Vlakbij wordt onder een boom een bruiloft gevierd. Het orkestje speelt mooie Servische volksliedjes.

 

Donderdag 2 juli: Zasavica (SRB) – Vranje (SRB)

Het is nog maar twee uur ’s middags en wij zitten al prinsheerlijk op het terras bij het zwembad van camping Enigma in Vranje.

Vanochtend waren we al vroeg uit de veren. De helft van ons was al om half zes op en kwam er achter dat de stroom op de camping was uitgevallen. Zou de mobiele airco die bij de Serven uit het raam van hun caravan hing alle stoppen hebben doen doorslaan?

Al met al zijn we om 07:00 uur alweer on the road. De ochtendspits in Belgrado stelt dit keer weinig voor. En geen Yugo of Zastava te bekennen! Achter Belgrado komt er opeens een Serv naast ons rijden op de snelweg. Hij gebaart druk dat er iets met ons busje is. Hij gaat, met z’n alarmlichten aan, langzaam en half op de vluchtstrook voor ons rijden en geeft aan dat we moeten stoppen. ‘Voor zo’n vent stop ik niet.’ zegt de helft van ons stoïcijns. Ach ja, als enige camper op een verder bijna lege snelweg ben je in deze crisis-tijden blijkbaar gauw aan de beurt voor zo’n sneue, doorzichtige truc. We wuiven hem vrolijk uit.

Het blijft ons verbazen hoe weinig verkeer er onderweg is. Vorig jaar was het hier behoorlijk  druk. We eten bij een Raststätte (was het Bosporus of Istanbul?) een ontbijtje. Ook hier dragen sommigen wel en anderen geen mondkapje. Wat de regels precies zijn in Servië, daar zijn we nog niet achter.

Tegen half één rijden we Enigma op. Het terrein is helemaal leeg. Volgens de vriendelijke ober gaan de zaken dit jaar superslecht: geen toeristen en ook de locals, die in betere tijden het zwembad graag bezoeken, laten het afweten. ‘Corona kills everything!

En daar zitten we dan. Het wijntje is lekker koel, het biertje goed koud en de maaltijd heerlijk.

We hebben de QR-codes om Griekenland via de grens bij Evzoni binnen te mogen inmiddels in de mailbox. We bellen met camping Sikia in Kato Gatzea om voor in ieder geval 3 nachten te reserveren. Als alles goed gaat, staan we morgen lekker met het bekje aan zee!

 

Vrijdag 3 juli: Vranje (SRB) – Kato Gatzea (GR)

Een groot deel van de nacht horen we de donder rollen en schieten felle bliksemschichten langs de hemel. Regenen doet het niet. We zijn vroeg op. Al voor 08:00 uur rijden we Enigma af, vriendelijk uitgezwaaid door de eigenaar.

We kachelen een heel stuk door het binnenland voor we de snelweg weer op kunnen.

De Serven zullen ons missen, de Noord-Macedoniërs ontvangen ons hartelijk.

De snelweg door Noord-Macedonië richting zuiden is allermooist. Als je Skopje eenmaal voorbij bent, leidt hij door een prachtig, bergachtig en groen landschap.

Het zijn ongestoorde kilometers: er is weinig verkeer onderweg. Al snel naderen we de grens met Griekenland. Oeh, nog even! In ons hoofd zitten we al op een schaduwrijk terras aan een koude frappé…

Het loopt tegen 12:00 uur als we Noord-Macedonië verlaten. Als braafste kindjes in de klas hebben we onze QR-code om Griekenland binnen te mogen al digitaal binnen handbereik. We staan te trappelen! En kijk, het is helemaal niet druk! In ons verlangen eindelijk ons geliefde Griekenland binnen te kunnen rijden, hebben we niet eens door dat alle slagbomen dicht zijn. De Griekse douanier komt aanlopen en maakt druk wegwerp-gebaren. Huh?!

We hadden met van alles rekening gehouden: lange wachttijd, misschien een verplichte Corona-test… maar dat de grens dícht is?!

Er ontstaat een opstootje. De Duitsers die achter ons in rij staan, snappen er ook niks van. De douanier loopt wanhopig weg. Zijn Engels schiet te kort en zijn collega komt niet verder dan ‘Sorry! Sorry!’ De schoonmaakster kent een beetje Duits, zij weet te vertellen dat de grens op 1 juli om 00:00 uur openging en 2 uur later alweer werd gesloten. Hoe kán dat nou? Wij kregen op 2 juli nog een bevestiging van de overheid dat we hier de grens over konden…

Promachonas! Promachonas!‘, roept de ene douanier inmiddels vertwijfeld. We snappen er niks van, dus kalkt hij het behulpzaam voor ons op een briefje.

Bulgaria! 70 kilometers!’

Onze paspoorten worden ingenomen en we mogen de slagbomen door om een U-bocht te rijden naar de andere kant. De 5 meter die we door Griekenland rijden, benutten we om bij een geldautomaat snel-snel wat euro’s te tappen.

Annie kent geen Promachonas. Dus rijden we Noord-Macedonië eerst maar weer binnen. Een geïnteresseerde douanier die het waarschijnlijk van afstandje  allemaal heeft zien gebeuren, wil graag een praatje met ons maken. ‘They closed the border? Strange government!’, zegt hij hoofdschuddend. Hij legt ons vriendelijk uit hoe we bij de grens met Bulgarije kunnen komen. Dank!

Nog vol ongeloof over wat we net hebben meegemaakt, hobbelen we de eerste van de 70 kilometers over smalle B-weggetjes richting Bulgaarse grens. Het schiet niet echt op en het besef dat we in kilometers en – vooral – in tijd een fikse omweg voor de boeg hebben, daalt langzaam in. Er zit niks anders op. Die frappé is nog héél ver weg…

Om 14:00 uur zijn we eindelijk bij de Bulgaarse grens. We moeten door een automatische sproei-installatie rijden die ons busje lafjes afhoost. De helft van ons heeft het raam nog open. Alles ruikt naar chloor.

De Bulgaarse douane-beambte neemt z’n werk uiterst serieus. Hij wil in ons busje kijken en graag zeker weten of we geen wiet bij ons hebben. We komen immers uit Nederland! We moeten aan een lange tafel een verklaring tekenen dat we geen Corona hebben en dat we, als we het onverhoopt wel zouden oplopen, Bulgarije als een haas weer zullen verlaten. Nou, ja op alles hoor! We willen al bijna doorrijden als we tegengehouden worden door iemand anders. We moeten nog een E-vignet aanschaffen. Sorry, wisten we niet! De beambte is erg behulpzaam en wil ons wel even helpen met de automaat. De helft van ons heeft het apparaat al op Duits ingesteld en omdat hij die taal niet machtig is, duurt het hele proces 2x zo lang dan wanneer we het zelf hadden gedaan. Maar het is goedbedoeld en hij wuift ons vriendelijk uit.

Het stukje Bulgarije dat we moeten doorkruisen, laat het beeld zien dat je vaak in Oost-Europa aantreft: rijkdom en armoede vlak naast elkaar. In een dorp staat, vlak bij een café, een paard op het trottoir. Aan de bult mest op de stoep te zien, staat hij er al even. Z’n baasje zit vast aan het bier. Mag je trouwens onder invloed een paard besturen? We hebben geen idee.

Tussen de rommelige dorpen in, komen we af en toe een stukje natuurschoon tegen. Jammer van die 50 oude autobanden…

En dan, tegen 15:00 uur, zijn we bij… Promachonas! 😀

De Griekse douanier maakt er weinig werk van. Of we een QR-code hebben? Mag hij die even zien? Eentje is genoeg hoor, die tweede hoeft niet. Hij wuift ons door en opgelucht zoeven we langs de mobiele medische post waar in de open lucht ingepakte verpleegsters met wattenstaafjes in neuzen van onfortuinlijke reizigers staan te porren. Blij dat wij niet hoeven!

En zo rijden we Griekenland éindelijk binnen. De klok springt een uur vooruit. In plaats van op een terras onder druivenranken drinken we onze eerste frappé bij een benzinestation dat vergeven is van de muggen. Omdat we lang moeten wachten tot de tankwagen de benzinepompen van nieuwe brandstof heeft voorzien, krijgen we een tweede frappé-tje gratis. We bellen met camping Sikia dat we waarschijnlijk rond 20:00 uur zullen arriveren.

Vanaf nu is het in rap tempo kilometers maken en tolpoort na tolpoort van euro’s voorzien. In totaal tikken we 34,50 euro af. Een ding is zeker: na vandaag gaat Annie op standje vermijd tolwegen. Het is half 8 als we Volos zien liggen.

We rijden bij Agria de westkant van de Pilion op. We zijn er bijna!

Klokslag 20:00 uur rijden we Camping Sikia op. De ontvangst is hartelijk en we worden naar een plek aan zee gebracht. Na 11 uur onderweg te zijn geweest, snakken we naar een verfrissende douche. De helft van ons duikt eerst nog even de zee in. Schoon en fris schuiven we aan in het restaurant. Een tafeltje aan zee. Een koel wijntje. Het allergrootste biertje dat er te krijgen is. Een kruidige souvlaki. Een sappige bifteki. Nectar en ambrozijn. En een betoverend uitzicht.

 

Zaterdag 4 juli en zondag 5 juli: Kato Gatzea (GR)

Poeh! We zijn er maar druk mee, met dat helemaal níks doen…

Een ontbijtje aan zee, frappé met zeezicht, dommelen op het strand, dobberen in zee, tric-trac aan de waterkant en tegen zonsondergang een heerlijk maaltje in de taverna. Hier zouden we zomaar aan kunnen wennen!

 

Maandag 6 juli: Kato Gatzea (GR) – Delphi (GR)

De helft van ons zit voor 06:00 uur alweer buiten. Vannacht trok de wind aan en terwijl de golven de vorige twee nachten nog kalmpjes op het strand kabbelden, maakten ze nu meer kabaal. Wat voor de één een rustgevend geluid is, veroorzaakt onrust bij de ander.

Gisteravond, tijdens het eten, hebben we besloten naar Delphi te gaan. Rond 10 uur zijn we klaar voor de start. Vooruit dan maar: met het verstand op nul nog 100 kilometer over de tolweg en daarna over mooie binnenweggetjes naar het zuiden.

Achter Lamia verlaten we de tolweg en rijden we richting Amfissa de bergen in.

Deze route reden we – omgekeerd – vorig jaar ook. En het is niet te geloven: op precies dezelfde plek als vorig jaar zien we aan de kant van de weg de allenige koe lopen! Dit keer poseert ze graag even.

Deze dag kan niet meer stuk. Talloze haarspeldbochten brengen ons langs mooie vergezichten.

We maken een ommetje naar Itea voor een noodzakelijk bezoekje aan de supermarkt en een frappé-aan-zee. Via de olijventuin van Apollo rijden we langs bekende paden.

Het is stil op camping Delphi.

Ongelooflijk stil.

We zijn de enige gasten.

 

Dinsdag 7 juli: Delphi (GR)

Als we na een prima nachtrust wakker worden, ligt katta lekker in het zonnetje te doezelen bij ons busje.

Het is wasdag. En als je helemaal alleen op een camping staat, kun je je lijntje lekker breed-uit laten hangen. De harde, warme wind wappert de boel binnen een half uurtje droog. Nog een klein handwasje er achteraan en de huishoudelijke beslommeringen zitten er weer op.

Het is een lome middag. En zoals de wind waait, draait ons busje. We zetten hem even andersom, zodat de harde wind niet rechtstreeks meer naar binnen blaast. Het tossen in 058 wordt afgezegd wegens ‘te druk’ 😀

En warempel: laat in de middag rijden er zowaar nieuwe gasten het terrein op: een gezin uit Nederland, een ouder Grieks echtpaar en een stel uit Duitsland. Wij vervoegen ons op het terras voor een koude Alpha en een wijntje. ‘It’s getting crowded!’ lacht de eigenaar.

We verlaten het terras met een flesje olie en olijven uit Amfissa. Heerlijk! De souvlaki’s die al lekker een dagje in de koeling hebben liggen marineren, gaan op de grill. Een rondje badderen en dan is het tijd voor koffie en de zon-in-de-zee-zien-zakken.

 

Woensdag 8 juli: Delphi (GR) – Archaia Korinthos (GR)

Tegen half 8 ’s ochtends is de zon al halverwege Chrisso. Er is geen haast. Voor de klok van 10 rijden we camping Delphi af na een hartelijk afscheid. Ons doel vandaag is Oud-Korinthe. De opgraving daar hebben we nog nooit bezocht en de plaatselijke camperstop schijnt ook een belevenis op zich te zijn.

Via Kirra volgen we de kustlijn langs B-weggetjes in oostelijke richting. Het gaat langzaam-aan. Helemaal niet erg, des te meer tijd is er om te genieten van alle mooie vergezichten.

In Domvrena drinken we rond het middaguur centre-ville een frappé. Naast ons op het terras zitten 5 plaatselijke pensionado’s al enthousiast aan de Mythos en de meze. Het is een schalks stel: ze liggen geregeld slap van het lachen. We zijn benieuwd welke sterke verhalen er over de tafel vliegen. Na Domvrena gaat het verder de bergen in.

Richting Thiva gaan we. Het landschap wordt vlakker en we rijden door een uitgestrekte lappendeken van kleinschalige akkers waarop van alles wordt verbouwd.

We scoren onderweg in een grote supermarkt wat boodschappen, een grote fles handgel en een doos latex handschoenen voor-je-weet-maar-nooit. Bij Elefsina maken we even een stop en kijken uit over de monding van de haven waar grote schepen (al dan niet definitief) voor anker liggen.

De oude weg loopt vanaf hier bijna parallel aan de tolweg. We passeren Kineta waar twee jaar geleden verwoestende natuurbranden waren. De natuur heeft zich bijna weer helemaal hersteld, al getuigen verkoolde bomen hier en daar nog van de ramp die zich toen voltrok. Langs olieraffinaderijen zoeven we verder naar Oud-Korinthe.

Camperstop Afrodites waters is makkelijk te vinden. We worden verwelkomd door Sneeuwwitje, de 7 dwergen en een bejaarde Brit die een aandoenlijk, ellenlang en bijna onverstaanbaar welkomstverhaal houdt en breed uitweidt over alle voorzieningen en bezienswaardigheden in de buurt.

Druk is het niet. Naast de oude camper van de Brit (die hier blijkbaar bij het meubilair hoort) staan er nog een Duitse caravan en een camperbusje van een Zwitserse dame. We vinden een mooi, schaduwrijk plekje achter op het terrein.

Aan het eind van de middag lopen we door het dorp naar het centrum. Het pad leidt steil omhoog, door straatjes die geflankeerd worden door limoen- en vijgenbomen. Hoewel de kalender juli aanwijst, is het tóch nog een beetje Kerst in Oud-Korinthe…

Het centrum is klein maar levendig met verschillende taverna’s en ligt direct naast de opgraving. Door het hek heb je al een mooi overzicht van het terrein.

We strijken neer op een terras. Ook hier zien we weinig toeristen. De meeste tafeltjes worden bevolkt door plaatselijke pensionado’s die de late middag doorbrengen met geanimeerde gesprekken.

Terug op de camperplaats zit de oude baas met zijn vrouw op de veranda voor hun huis bij de ingang. Of we uit Holland komen? Ah, I was in Rotterdam! From Rotterdam to Amsterdam. Three times with KLM! Don’t worry, no Corona here!

We koken ons eigen potje en als de avond valt, vervoegen we ons op het gemeenschappelijke terrasje. De bejaarde Brit en de Zwitserse mevrouw zijn er ook. En er is prima, zelfgemaakte wijn die voor 3 euro de liter in plastic flessen te koop staat. Het wordt een prettig avondje met nootjes, veel wijn en mooie levensverhalen van de Zwitserse die al 3 jaar onderweg is in haar Pössl en de Brit die in een ver verleden nog op Cyprus heeft gevochten. We rollen pas laat ons busje in.

 

Donderdag 9 juli: Archaia Korinthos (GR)

Na het bacchanaal van gisteravond slapen we lekker uit. De wijn blijkt koppiger te zijn dan je zou denken en we geven ons onder de bomen neer voor een rustdagje.

Het is stil op Afrodites waters. Er wappert een verkoelend windje en terwijl de middag verstrijkt, draaien we met de schaduw mee. Laat in de middag zitten we nog een poosje op het gezamenlijke terras (daar is WiFi) en oriënteren ons op de komende dagen.

Het weekend over willen we graag aan zee staan. Camping Bekas in Palaiá Epidavros is daar een prima plek voor. We plegen een telefoontje naar de camping en hoppá, we zijn verzekerd van een plek pal aan zee mét schaduw.

’s Avonds eten we in het dorp. Het etablissement is uitgestorven maar wat we op ons bordje krijgen smaakt voortreffelijk.

We sukkelen berg-af weer terug naar ons busje. De luiken gaan vroeg dicht.

 

Vrijdag 10 juli: Archaia Korinthos (GR) – Palaiá Epidavros (GR)

Het is klokslag 12 uur als wij op de bovenste rij van het theater van Epidaurus zitten te genieten van de stilte, de ruisende wind en het spectaculaire uitzicht. We waren hier 16 jaar geleden voor het laatst en net als toen beneemt de ligging, de schaal en de schoonheid van dit theater ons de adem. We kunnen ons goed voorstellen dat gekwelde, zieke zielen hier in het heiligdom van Asklepios rust en genezing vonden, al schijnen de grandeur en de intensiteit van de bijbehorende rituelen waarschijnlijk ook een placebo-effect te hebben gehad op hen die hier in de Oudheid remedies zochten.

Na een uurtje lopen we terug over het opgravingsterrein langs beschaduwde paden die geuren naar oleander en kruiden. Het museum slaan we dit keer over: binnen moet je een mondkapje op en dat trekt ons in de hitte wat minder.

Vanaf het theater is het nog zo’n 18 kilometer naar camping Bekas. De eigenaar heeft ons meteen in het vizier: ‘From Holland! Ah, you called yesterday! Come, I have three beautiful places for you!’ En in marstempo banjert hij enthousiast voor ons uit naar het strand. We schrikken er van hoe leeg het op de camping is. Twee jaar geleden kregen we met stom geluk nog het allerlaatste plaatsje. Nu is het terrein bijna leeg en kunnen we maar kiezen. De Coronacrisis treft Griekenland echt hard. We krijgen een mooie plek met schaduw en een waterkraantje vlak aan zee.

 

Zaterdag 11, zondag 12 en maandag 13 juli: Palaiá Epidavros (GR)

Ons uitzicht op de Saronische golf is fenomenaal. We kijken uit op Agristi, Aegina en het schiereiland Methana. Als de avond valt, kleurt de oostelijke hemel flauw-oranje door het licht van de agglomeratie Pireas-Athene.

Het is dobber-weer: de zee is blak en warm en op het strand voor de deur is het levendig met Grieken die hier het weekend over hun koepeltentjes komen opzetten. Maar hutjemutje-druk is het zeker niet. Tegen 16:00 uur op zondagmiddag pakken de meesten hun boeltje alweer in.

We houden het Griekse Corona-nieuws goed in de gaten. De grens met Bulgarije is nog open. Wie Griekenland nu bij Promachonas binnen wil komen, moet met ingang van volgende week een negatieve Covid-19 test kunnen overleggen die 72 uur voor aankomst is afgenomen. De reden hiervoor is het toenemende aantal positieve tests bij inkomende reizigers, met name bij Roemenen en Bulgaren. Die maakten de afgelopen dagen 50% uit van de nieuwe geregistreerde gevallen in Griekenland. Serven mogen al enkele dagen helemaal niet meer naar binnen.

Terwijl de golven op het strand kabbelen, kijken we terug op de afgelopen week en onze eerste ervaringen met de Griekse Corona-maatregelen.

Camping Sikia had het prima voor elkaar. Alle medewerkers droegen mondkapjes en werkelijk overal stonden flessen ontsmettingsmiddel met 70% alcohol. Bij de douches en wastafels hingen posters met aanwijzingen van de WHO hoe je je handen veilig kon wassen en ontsmetten.

Op camping Delphi waren de helft van de wastafels met rood lint afgezet. De ene eigenaar had een mondkapje op en latex handschoentjes aan bij het bedienen op het terras, de andere niet.

En in Oud-Korinthe? Geen enkele maatregelen wegens ‘No Corona here!’

Bij het theater van Epidauros waren looproutes aangegeven, hingen posters die opriepen tot houden van anderhalve meter afstand en was het in het museum verplicht om een mondkapje te dragen.

Hier op camping Bekas hangen in de sanitaire ruimtes aanwijzingen dat er niet meer dan 4 personen tegelijk binnen mogen zijn: Let’s fight Corona together! Bij de mannen-WC’s staat handgel, bij de vrouwen handzeep. Vanochtend om 09:00 uur mocht er maar 1 persoon tegelijk de mini-market in, dus stond er een lange rij die keurig anderhalve meter afstand hield. Er staat ontsmettingsmiddel op de toonbank. De medewerkster droeg geen mondkapje. Vanmiddag om 17:30 uur liep iedereen in en uit en droeg de medewerkster een imposant, doorzichtig masker. Er is dus geen peil op te trekken.

Op 11 juli meldt het Griekse nieuws dat er geen nieuwe Corona-gerelateerde sterfgevallen zijn: de teller blijft staan op 193. Er waren wel 41 nieuwe besmettingen waarvan 11 geïmporteerd. In Athene is een Zweedse vrouw van de Pláka geplukt: zij hield zich niet aan de verplichte 24 uur zelf-quarantaine na de test bij aankomst. Er liggen 9 personen op de IC. In totaal zijn 371.167 diagnostische tests uitgevoerd.

Onze ervaring is dat het, nu de meeste toeristen wegblijven, makkelijk afstand-houden is. We vermijden grote steden en drukke plekken, letten op de anderhalve meter-maatregel en ontsmetten onze handen nadat we in aanraking zijn geweest met de wereld buiten ons busje. Bulgaren en Roemenen zie je hier op de Peloponnesos trouwens niet. Die blijven vooral in Noord-Griekenland en komen eigenlijk niet verder dan de Pilion. Hier zijn het – naast de Grieken – vooral wat Duitsers, een paar Nederlanders en een enkele verwaaide Fransoos. De Italianen zijn er nog niet…

In de mini-market scoren we een rolletje plakband om onze kaart van Griekenland weer een beetje te fatsoeneren. Daar is ‘ie na al die jaren wel aan toe. En vooruit: we plakken de maandag er ook nog maar aan vast.

 

Dinsdag 14 juli: Palaiá Epidavros (GR) – Leonidio (GR)

Het is raar maar waar: als we ’s ochtends opstaan en onder de luifel neerstrijken met een bakje koffie staat het kippenvel ons op de armen. Vannacht is er een frisse, harde wind vanaf zee opgestoken. De lucht is bewolkt, de zee is woest en de golven beuken op het strand.

Het loopt tegen 10:00 uur als we Bekas afrijden, verder op weg naar het Zuiden. Annie is weer eigenwijs. Ze stuurt ons vanaf de camping via een scherpe bocht naar links, een steile weg op die steeds smaller wordt. We keren op onze schreden terug nu het nog kan en op eigen kracht vinden we de doorgaande weg.

Achter Nafplio, in Myloi, kopen we bij een bakkerij een lekkere pastei met feta en worst en een frappé. Het terras van de bakkerij is een centrale ontmoetingsplek waar ook de bakker en zijn hulpjes pauzeren.

Vanaf hier volgen we de kustweg langs de Golf van Argos. Het is een prachtig mooie route door kleine dorpjes en over hoge kliffen die een spectaculair uitzicht bieden. Stopplaatsen zijn er genoeg. Net als op Evia zien we hier ook veel prieeltjes staan langs de weg. Dat zijn niet alleen mooie uitzichtpunten voor automobilisten om even uit te rusten, maar ook uitkijkposten voor de brandweer. Vanuit zo’n prieeltje kunnen ze de wijde omgeving in de gaten houden of er natuurbranden zijn.

Beneden in de diepte zien we blauwe baaitjes liggen met kleine haventjes.

De hele rit komen we geen enkele toerist tegen. In de dorpjes wordt vriendelijk naar ons gezwaaid. De stranden zijn bijna helemaal verlaten.

Het is al in de middag als we Camping Semeli in Leonido oprijden. Wat is het hier stil. En warm! Het terrein ziet er netjes uit, met goed onderhouden gebouwen en een grote gezamenlijke keuken. De mini-market en het restaurant zijn – wegens te weinig klandizie? – gesloten. Wij vinden een mooi plekje achter het keukengebouw, vlakbij een heel oude olijfboom. De lijvige Covid-19 folder die we bij de receptie hebben gekregen, lezen we later wel.

We koken een pasta met veel verse tomaten. Oh, wat zijn die hier in Griekenland toch lekker. Daar kan geen Hollandse kas-tomaat tegenop! Tegen het vallen van de avond kijken we even op het strand. Dat ligt zo’n 50 meter verderop achter een duin. Ook hier is weinig reuring.

Aan de overkant van de Golf ligt Porto Heli. Zouden Willy, Max en de drie A-tjes de vakantiekoffers al hebben gepakt?

 

Woensdag 15 juli: Leonidio (GR)

We hebben niet bijster goed geslapen. Het was lang onrustig in de gezamenlijke keuken, naast de camping blafte een hond de halve nacht en het was heel warm. De helft van ons heeft een reis-dipje en voelt zich hier op camping Semeli niet zo senang: te rustig, te ‘opgesloten’. Het is ook wel een verschil met Sikia en Bekas waar we vlak aan zee stonden.

De ochtend verloopt loom. We ontbijten, doen een handwasje, lezen, puzzelen en luieren. In de middag liggen we een uurtje op een ligbedje aan het mooie kiezelstrand. Het aanlandige windje is aangenaam fris maar brengt ook grote bossen zeewier mee. Dat maakt het niet zo aanlokkelijk om de golven in te duiken.

Na een fijne douche – de sanitaire faciliteiten zijn hier prima! – slaan we rechtsaf het strand op. Het is over het strand maar zo’n 300 meter lopen naar Pláka, het oude, pittoreske haventje van Leonido.

We zien vissersbootjes uitvaren.

Vergapen ons aan mooie doorkijkjes.

En drinken wat op een terras.

Nog een rondje door één van de 4 minimarkets die Pláka Leonidiou rijk is en dan zijn we weer bij ons busje. De zon gaat inmiddels schuil achter grijze wolken die vanuit het westen overtrekken. De cicaden tsjirpen onverdroten voort.

 

Donderdag 16 juli: Leonidio (GR) – Elafonisos (GR)

Via Pláka rijden we rond 10:00 uur de bergen in op weg naar Monemvasia. De weg voert ons dwars door het Parnon-gebergte en klimt met talloze haarspeldbochten steil omhoog. Het is hard werken voor de chauffeur die maar niet al te veel naar beneden kijkt en de klamme handjes stevig aan het stuur houdt. Wat zitten we hoog! En wat een mooie uitzichten heb je hier!

Op het hoogste punt van de pas ligt het half verlaten gehucht Pyrgoudi. De Griekse vlag wappert er fier.

Bergafwaarts rijden we door een natuurgebied waar ontelbare citroenvlindertjes boven paarse oregano-struikjes dwarrelen. De lucht geurt zoet en in de verte tingelen de geitenbelletjes. Verder is het hier, op de cicaden na, oorverdovend stil.

In Peleta stoppen we voor een frappé bij het allerkleinste koffiehuisje van het dorp. Op het terras – dat niet groter is dan 5 vierkante meter – zit opa bewegingsloos geparkeerd onder de druivenranken. Veel toeristen komen hier niet en de uitbaatster is het Engels niet machtig. Met handen en voeten bestellen we een frappé. Op de vraag of we ook gála in de frappé willen, knikken we van ‘ja’. Haha, dat wordt er dus eentje zónder melk! Geeft niks, hij is lekker na die 763 haarspeldbochten. Als we weer vertrekken, worden we door de hele familie bedankt voor de klandizie.

Ook al is er weinig autoverkeer hier, het blijft oppassen.

Om half twee parkeren we ons busje in Monemvasia, vlakbij de brug. We spelen nog even met de gedachte om vannacht in Monemvasia te blijven, maar bij nader inzien trekt het ons toch niet om verderop op de mixed-parking te staan, op het beton, in de brandende hitte en zonder voorzieningen. We lunchen bij ons busje met een lekker zelfgemaakt broodje bifteki en uitzicht op de beroemde rots. Campers mogen hier op deze plek wel parkeren, maar niet overnachten. De politie rijdt ondertussen al twee keer langs. Ze hebben ons duidelijk in het vizier. Zouden ze denken dat we van plan zijn om te blijven?

We rijden richting de ferry naar Elafonisos. Vanuit Monemvasia is dat een ritje van dik 40 kilometer, dwars door het binnenland. Voor 25 euro mogen we overvaren en het inschepen gaat relaxed. Het personeel draagt geen mondkapje. Als er een auto met gemeente-logo de ferry oprijdt, halen ze opeens hun mondkapje tevoorschijn en laten dat pro forma halfslachtig onder hun kin hangen. Smeren maar weer, met die handgel!

Op camping Simos is het drukker dan we tot nu toe ergens anders hebben gezien. De ontvangst is professioneel. Het eerste camperveld is vol, wij krijgen een ruime plek op het achterste veld onder schaduwdoek. Tegen de avond lopen we naar het strand. Dat is, als je helemaal achter op de camping staat, nog best een tippeltje. Vanaf de camping loop je via een vlonderpad dwars door de duinen. Het doet ons wat denken aan Ameland… Het zandstrand is langgerekt, de zee azuurblauw. Mooi!

In de categorie meest slechte restaurant-ervaring in Griekenland is het restaurant van camping Simos de gedoodverfde winnaar. Nou ja, restaurant…?! Het lijkt meer op de kantine van een penitentiaire inrichting. Een norse, zwetende Griek met z’n mondkapje halverwege z’n kin kwakt eten op een plastic bord, smijt de handel in de magnetron en gooit er vervolgens een stijlvol, zwart plastic bestekje bij. Buiten opeten graag, naast de dreunende geluidsboxen die op vol volume staan. We zijn te flabbergasted om staande dit culinaire proces rechtsomkeert te maken. Maar ach, een slechte ervaring is ook weer een ervaring, toch?

 

Vrijdag 17 juli: Elafonisos (GR)

Simos Beach heeft een wit zandstrand en dat is voor Griekenland vrij uniek. Voor 8 euro per dag kun je een ligbed onder een parasol huren. Drankjes en hapjes worden tegen betaling aangevoerd door een stoet jonge mannen die met koeltasjes heen en weer rennen tussen het ‘restaurant’ en het strand. De hele dag op een strandbedje hangen, is aan ons niet zo besteed. Wel nemen we graag een duik in het kristalheldere, azuurblauwe water. Wel apart om zand onder je voeten te voelen. En binnen no-time zit het overal in, op en tussen.

De helft van ons merkt droogjes op dat wij de oudsten zijn op het hele strand. En inderdaad: de ligbedden worden allemaal bevolkt door jongeren, er klinkt luide muziek en wat is dát nou? Vlak voor ons staat een stelletje met de enkels in het water elkaar instagrammable te fotograferen. Het meisje voert de regie over de fotoshoot en is niet gauw tevreden over de fotografische kunsten van haar vriend: dezelfde foto moet minstens 20 keer over omdat haar bikinibroekje niet goed zat, haar haren niet genoeg wapperden in de wind of omdat hij nét op het verkeerde moment afdrukte. En dan draaien ze de rollen om en mag hij voor de lens. Hij lacht gemaakt onder zijn snorretje door en probeert zijn iele borstkastje zo breed mogelijk in beeld te brengen. We zien het met (leed)vermaak aan.

Terug bij ons busje stromen de tentplekken ondertussen vol met jonge stellen in koepeltentjes. Is Elafonissos het Texel van Griekenland?

 

Zaterdag 18 juli: Elafonisos (GR) – Gythio (GR)

Als de helft van ons ’s ochtends vroeg bij de toiletten bijna ondersteboven wordt gelopen door een jonge man die – straalbezopen óf compleet doorgesnoven – amper nog op zijn benen kan staan, hebben we het wel weer gezien op camping Simos. We pakken ons boeltje in en checken uit. We rijden naar het dorpje Elafonisos en wandelen langs de charmante boulevard en het authentieke vissershaventje.

Op een terrasje nemen we een ontbijtje en zien we de veerboten af en aan varen. Op de ferries die het eiland af gaan, is telkens plek zat. Elke veerboot die aankomt, zit vol jongeren. Wij pakken de boot van 12:00 uur.

Aan de overkant staat een enorme file te wachten op de overtocht. Zijn wij mooi even op tijd vertrokken! We gaan richting Gythio, een ritje van zo’n dikke 100 kilometer. Het is een mooie, afwisselende route. Onderweg plukken we nog twee sinaasappels van een boom. Nergens anders ruiken sinaasappels, warm van de zon, zo sinaasappelig als hier. En nu we van een andere kant naar Gythio rijden, zien we voor het eerst ook het beroemde scheepswrak Dimitrios liggen. Het vrachtschip strandde op 23 december 1981 en zat volgens de annalen vol met smokkelwaar.

Camping Gythion Bay heeft nog wel een plekje voor ons. We maken bij het inchecken een praatje met de vriendelijke eigenaresse. Als we vertellen dat we van Elafonisos komen, lacht ze: ‘Ah, little Mykonos!’ De relaxte familie-sfeer, het centrale terras met restaurant, zwembad, minimarket en beachbar en het rustige strand van Gythion Bay zijn ons na twee dagen camping Simos meer dan welkom. Hier houden we het wel een paar dagen uit.

 

Zondag 19 juli: Gythio (GR)

Misschien heeft Elafonisos dan wel het mooiste strand van Griekenland (zoals de website van camping Simos juicht) maar aan het strand van Gythion Bay baddert het minstens net zo lekker. De zee is blauw en weids. Geen huurbedjes, parasols-met-menukaarten of luide muziek hier. Je neemt naar behoefte gewoon je eigen pluutje, badlakentje of stoeltje mee en kunt naar hartelust zonnen en zwemmen aan een strand waar je niet hoeft in te zitten over anderhalve meter-maatregelen. Er staat een straffe wind uit het zuiden en dat maakt de zee nogal woest. We deinen heerlijk mee op de golven. De fikse was die we in de wasmachine hebben gekieperd, is inmiddels weer lekker knisperend schoon en fris. Er wacht een lekker maaltje in het restaurant. De Caretta caretta broedt op het strand. En Max is tweede. Meer hoeft het vandaag niet te zijn.

 

Maandag 20 juli en dinsdag 21 juli: Gythio (GR)

De dagen kabbelen voorbij als golven op het strand. ’s Ochtends vroeg halen we een broodje in de minimarket. Dat heeft zulke harde korsten dat we er met gemak een haring mee in de grond kunnen slaan. Een frappé bij het het zwembad, dobberen in zee, een spelletje, een puzzeltje en Griekse Mythen van Imme Dros op de Kobo. Tegen de avond eten we bij het restaurant. De menukaart is beperkt, maar wát er op staat is lekker.

En verder genieten we van het camping-leven: een aardige Duitse camperaar helpt een Grieks stelletje met het opzetten van hun nagelnieuwe koepeltentje. Zelf konden ze maar geen wijs worden uit de gebruiksaanwijzing. De luidruchtige, Italiaanse posse die op Elafonisos vlakbij ons stond, strijkt ook hier neer. Het witte schoothondje dat ze mee hebben, blaft er – tijdens de lange uren dat ‘ie in de camper zit opgesloten – nog net zo lustig op los. Er komt een grote, Griekse Hymer pal voor onze neus staan. Wég uitzicht, wég windje, wég WiFi. Het internet is sowieso een ‘dingetje’ hier. Als je in de minimarket met de pin wilt betalen, moet je zelf even met het pinapparaat buiten gaan staan om signaal te vangen. Maar wat geeft het? Helemaal niks. Er is tijd. Er is rust. Heerlijk!

 

Woensdag 22 juli: Gythio (GR) – Stoupa (GR)

Vandaag staat een rit door de Binnen-Mani op het programma. Tegen de klok in willen we vanuit Gythio zoveel mogelijk de kustlijn volgen. De etappe begint met wat spanning. Hoofd-navigatie heeft Annie én twee landkaarten onder haar beheer en toch zitten we onder haar bezielende leiding binnen 10 minuten op steeds smaller wordende weggetjes waarop omkeren niet meer tot de mogelijkheden behoort. In de gehuchten waar we ons bijna stapvoets doorheen wurmen, schampen we nét niet de overhangende balkonnetjes en stenen muurtjes en slaan de oleanders en olijftakken geurend door het open raam naar binnen. Gelukkig is er weinig verkeer onderweg en rijdt het Italiaanse echtpaar dat we tegenkomen een stuk in z’n achteruit de berg af, zodat we elkaar kunnen passeren. Grazie!

Zodra het kan, maken we in de buurt van Anitoliki Mani een stop om even bij te komen en van het uitzicht te genieten.

Want man oh man, wát is het hier mooi!

De Mani beslaat de middelste van de drie ‘vingers’ van de Peloponnesos die zich uitstrekken in de Middellandse Zee. Traditioneel wordt de Mani in twee delen verdeeld: de Buiten Mani (het noordelijke deel) en de Binnen-Mani (het zuidelijke deel) dat ruwweg begint bij de kloof en baai van Oítylio. Hoe zuidelijker je gaat, des te woester, bergachtiger, kaler, schraler én mooier het landschap wordt. De dorpen worden gekenmerkt door de traditionele bouwwijze van de huizen: torenvormig en opgetrokken uit lokaal natuursteen. Dat maakt dat de dorpen hier compleet opgaan in de omgeving. Van oudsher is de Mani-cultuur behoudend, masculien en naar binnen gericht: familiebanden en de clan zijn belangrijk en door de geïsoleerde ligging heeft deze cultuur lang stand gehouden. Het schijnt dat tijdens het Kolonels-regime veel Manioten dienden binnen de veiligheidsdienst. Blijkbaar is er nog wel iets over van dit oude vuur: de verkeersborden – buiten de bebouwde kom – zitten vol kogelgaten!

In Lagia stoppen we rond de middag voor een frappé op een terras centre-ville tegenover de kerk.

Toeristen zie je hier niet. De plaatselijke karpoúzi pick-up mét luidspreker horen we al van verre aankomen (Bananas! Tomatas! Parakalo!) maar er is weinig klandizie op het plein. Zonder ook maar één watermeloen te hebben gesleten, rijdt ‘ie schallend weer verder en kunnen we weer genieten van de psychedelische muziek op het terras. De helft van ons vindt het rustgevend. Bij de andere helft werkt het op de zenuwen. We kopen nog een potje honing en een potje gedroogde oregano. Biologisch! En natúúrlijk veel te duur.

In Gerolimenas lunchen we op een terras aan de lieflijke baai. Het gerookte varkensvlees en de salade met aardappel, kappertjes, sinaasappel en kruiden (specialiteiten van de Mani) vallen er heerlijk in.

En nu staan we op camping Kalogria op een mooie, schaduwrijke plek. Druk is het hier niet. De uitbater neemt de Covid-maatregelen qua placering echters uiterst serieus. We moeten ons busje een metertje verplaatsen omdat we anders te dicht bij de buren zouden staan. Vijf meter afstand houden is de norm.Prima!

We flatsen een handwasje aan de lijn en tegen het vallen van de avond lopen we (rechtsaf) de camping af richting Kalogria-strand. In het laatste avondlicht pakken de Griekse families hun boeltje bij elkaar en wordt er bij de verschillende taverna’s die het strand omzomen nog wat gegeten. Na de uitgebreide lunch van vanmiddag nemen wij ook nog een klein hapje. En ondertussen zakt de zon in de zee…

Op weg terug naar de camping komen we langs een muurschildering van de schrijver Nikos Kazantzakis en zijn muze Zorbas die literair en filmisch ontsterfelijk zou worden als Zorba de Griek. Naar het schijnt hebben ze samen heel wat uurtjes doorgebracht hier op het strand van Kalogria.

 

Donderdag 23 juli: Stoupa (GR)

Het is een schroeiend hete dag. We komen nergens toe. Tien minuten onder de douche vandaan, staat het zweet alweer op de rug. De helft van ons vlijt zich neer onder de schaduw van de moerbei. De andere helft ligt in het busje amechtig onder de ventilator. Pfff… In de middag rapen we onszelf bij elkaar en lopen naar het dorp. Dat is niet zo ver en het gaat vooral berg-af.

De boulevard is klein maar fijn en omarmt een vriendelijk strand waar met name Griekse families zich vermaken.

Het is tijd voor een late lunch. Een clubsandwich, ijskoud bier en een koel wijntje. De klim naar boven ondernemen we blijmoedig. ’s Avonds eten we weer aan het strand van Kalogria. Morgen gaan we de bergen in. Even weg van de hitte!

 

Vrijdag 24 juli: Stoupa (GR) – Dimitsana (GR)

Zelfs met alle ramen, luiken én de schuifdeur-met-hor open was het een klamme nacht. Een ontbijtje en dan zwetend inpakken. Note to self: nooit meer onder een moerbei gaan staan! We dachten eerst dat er allemaal opgedroogde geitenkeuteltjes op de grond lagen (weet jij veel welke tweede tak zo’n campingbaas heeft in tijden van crisis…) maar het blijken moerbeitjes te zijn. En die plakken werkelijk óveral aan.

We zijn blij als we rijden: eindelijk weer wat wind om de oren! We hebben zo’n 200 kilometer voor de boeg mét een klein stukje tolweg. Tot aan Kalamáta volgen we de kustlijn van de Golf van Messini, daarna laten we de zee achter ons.

Achter Megalopoli begint het haarspeld-bochten rijden. Verkeer is er nauwelijks. Het autoverkeer in Griekenland zorgt geregeld voor slachtoffers onder mens én dier. We hebben al heel wat beesten langs de weg zien liggen: vossen, een das, katten, honden, een eekhoorn… En wat ligt daar nou? Een kip?! Die is zeker ontsnapt uit één van de vele kloosters die je hier overal ziet.

In de bergdorpjes waar we doorheen rijden, zijn de huizen tegen de bergwand geplakt en de weggetjes zó smal dat we – bij tegenliggers – geregeld de spiegel moeten inklappen.

Campings zijn hier in dit gebied niet en camperplaatsen nauwelijks. Bij Taverne Koustenis in Demitsana kun je gratis overnachten op de parkeerplaats. Behalve water zijn daar verder geen voorzieningen. Maar het uitzicht op de Lousioskloof is er fenomenaal.

De helft van ons maakt een wandeling naar het nabijgelegen Watermuseum. Bij het kapelletje aan de ingang, onder drie eeuwenoude platanen, ontspringt de bron die het museum voedt.

Het is niet verplicht om in taverne Koustenis te eten, maar dat doen we natuurlijk wel. We zijn de enige gasten, maar er wordt heerlijk voor ons gekookt: supermalse scharrelkip van de grill en de allerlekkerste moussaka die we ooit in Griekenland aten.

Voldaan verlaten we het pand en met een kannetje huiswijn zitten we nog lang buiten bij ons busje te genieten van de koele schemer. Geen rollende golven hier, wel geitenbelletjes en geblaf van waakhonden in de verte. Die zullen hier wel nodig zijn. Want geloof het of niet: we horen wolven huilen.

 

Zaterdag 25 juli: Dimitsana (GR) – Vartholomio (GR)

Zo stil het overdag was op de parkeerplaats van de taverna, zo roerig is de nacht en de vroege ochtend. Koustenis heeft blijkbaar iets met autoracing. Om half één ’s nachts wordt er een vrachtwagen van een raceteam vlak naast ons busje geparkeerd. Ook rijden er twee auto’s met een race-auto op de oplegger het terrein op. De bestuurders nemen nog gezellig een borreltje op het terras. Om 07:30 uur zijn ze alweer in de weer. De race-auto’s gaan de opleggers af en de scheurijzers schieten de bergen in.

Klaarwakker slaan we het ontbijt op een bakje koffie na over en verlangen weer naar de kust. We wurmen ons door de nauwe straatjes van Dimitsana waar de eerste bewoners zich alweer richting kafenio spoeden voor de ochtendkoffie. Een half uur later strijken we in Lagkadia neer op het zelfde terras waar we ooit – tijdens onze eerste reis naar Griekenland met de kinderen – een stop maakten en ons vergaapten aan het mooie uitzicht. De plaatselijke pensionado’s zitten alweer bijeen om het leven te beschouwen en te bespreken.

We rijden langs Olympia. De opgraving daar hebben we al eens bezocht en laten we deze keer liggen. Ook hier in het binnenland zoeken de Grieken het – schaarse – water op. En als er niks te zwemmen valt, is pootjebaden in deze hitte ook heerlijk.

Kort na de middag naderen we de kust. Het landschap wordt vlakker en we rijden door een uitgestrekt tuinbouw-gebied. Werkelijk óveral worden watermeloenen geteeld.

En die moeten natuurlijk aan de man worden gebracht.

Twee jaar geleden waren we ook op camping Ionion Beach en we komen er graag terug. Het is een prachtig, goed onderhouden terrein met uitbundig bloeiende borders, palmen en bananenbomen. Het sanitair is tóp. Er is nog een plek vrij vlak aan zee met uitzicht op Zakynthos. Met de neus in de boter!

 

Zondag 26 t/m vrijdag 31 juli: Vartholomio (GR)

Er waait een lekker, verkoelend windje hier aan de westkust. En brrr… ook het zeewater is een stuk kouder! Het strand en de zee zijn bijna helemaal alleen van ons totdat…Wel hier en daar & overal! Het zál toch niet? Maar ja hoor: de Italiaanse posse die ons al vanaf Elafonisos ‘achtervolgt’ heeft Ionion Beach ook gevonden. Onder luid gekef rijden ze langs. We zijn even bang dat ze naast ons komen staan, maar daar is maar één plek vrij en we weten inmiddels dat ze altijd deur-aan-deur staan. Dus dat valt alweer mee. Ze nemen de strandbedjes vlakbij ons in beslag. Wellicht dat na een paar weken samen optrekken de rek wat uit de familiebanden is, want er volgt een knallende ruzie met de ene dochter die flink van de tongriem is gesneden. Háár dochtertje kan er ook wat van. Net als op Gythion deinst het kleine ding er niet voor terug haar middelvingertje naar opa en oma op te steken. En dat heeft ze overduidelijk niet van een vreemde. Mama mia, waarom zijn die Italianen toch altijd zo luidruchtig?

Het Griekse nieuws meldt dat met ingang van 29 juli de mondkapjesplicht wordt uitgebreid. De plicht geldt – voor personeel én klanten – overal waar in binnenruimtes diensten worden verleend. In aanloop naar twee belangrijke religieuze feestdagen (Metamorphosis op 6 augustus en Maria Hemelvaart op 15 augustus) roept de Heilige Synode de kerken op de Corona-maatregelen te volgen. Op 28 juli werden 52 nieuwe besmettingen gemeld, waarvan 7 bij de grens. Het aantal sterfgevallen staat op een totaal van 203. We voelen ons hier op Ionion Beach veilig. Het is niet druk, dus van een crowd is geen sprake.

We maken ons wel wat zorgen over de situatie op de Balkan. Het plan was om terug ook over land te gaan met in ieder geval een tussenstop in Vrsar in Kroatië. Maar nu Kroatië onverwacht en compleet op oranje staat, gaat dat feestje helaas niet door. Daarmee komt een overtocht naar Ancona in beeld. Binnenkort rijden we even naar de haven in Patra om te kijken of er halverwege augustus nog plek is. En ondertussen zijn we hier écht aan het vakantie vieren. We doen lekker hélemaal niks!

Vrijdag lezen we op het Nederlandse nieuws dat het de warmste 31 juli ooit is. Overvolle stranden, overvolle treinen, lange files, extra veerboten naar de Waddeneilanden, veiligheidsregio’s die oproepen gebieden te mijden wegens teveel toeloop… Wát een verschil met hier: amper mensen op het strand, je kunt in je eentje baantjes-trekken in het zwembad en in de mini-market hebben de weinige klanten allemaal trouw een mondkapje op. De belegen grappen van de popi-jopi-ober in het restaurant nemen we op de koop toe. De temperaturen kunnen zich meten met die in de Lage Landen. We tikken overdag met gemak de 35 aan en ’s nachts daalt het kwik tot een klamme 26. Geen weer om veel te ondernemen, maar dat hoeft ook niet. We hebben vakantie!