Voor we tegen 10:00 uur camping Arbi afrijden, nemen we nog even afscheid van de vriendelijke Zwitsers die we eerder in Delphi en Kato Gatzea ook al ontmoetten en gisteren hier weer tegen het lijf liepen. ‘Bis bald wieder!’ zwaaien we naar elkaar.
Het is nog geen 3 kilometer naar de kleine grenspost. Het lijkt wel of we vandaag de eersten zijn, zó stil is het er.
Er staat aan de andere kant alleen een busje met Nederlandse toeristen die met Lale-tours vanuit Ohrid een excursie maken naar Albanië. De gids, die goed Nederlands spreekt, heeft behoefte aan een praatje. Een aardige man: ‘Ik was communist en heb connecties. Ook met de ANWB, de Acsi en de NKC. Bel me als je in de problemen komt.’ Ja hoor, túúrlijk! De Noord-Macedonische douanier is niet bepaald het zonnetje in huis. Er kan niet eens een stempeltje af.
Meteen na de grens, vlakbij de bronnen die het meer van Ohrid voeden, ligt het klooster Sveti Naum. Het werd in het jaar 905 gesticht door Sint Naum van Ohrid, patroon van de geesteszieken. Hij overleed in 910 en ligt in het klooster begraven. Volgens velen is het complex een absolute must see als je in de buurt bent, al hebben we er ook kritischer verhalen over gehoord. Dat maakt ons natuurlijk nieuwsgierig dus slaan we linksaf.
Het eerste wat we zien als we het parkeergeld à 2 euro 50 hebben betaald, is een geldautomaat. Dat hebben we in Griekenland nog nooit gezien: een geldautomaat bij een klooster?! Maar vooruit, best handig want we hebben, nu onze contante euro’s schaars zijn, toch wat Macedonische denar’s nodig. Daarna komen we langs een straatje met een stuk of 20 souvenirwinkeltjes: onderzetters, nep-iconen, armbandjes, koelkastmagneten, plastic vliegtuigjes, tafelkleedjes, opblaasballen, flesopeners, kettinkjes-met-een-kruis-eraan, schepnetjes, pannenlappen… er is geen nee te koop. Ook aan een minimarket is gedacht. En kijk eens aan, daar hebben we Sint Naum himself.
Wat leuk, je kunt je hier ook met een bootje naar de bronnen laten roeien!
Maar waar is het klooster? We zien alleen een groot hotel met een – dat moet gezegd worden – prachtig aangelegde tuin.
Hoe mooi groen en gesoigneerd het hier ook is, hoe lustig de vogeltjes ook kwinkeleren en hoe prachtig het zonlicht ook door het lover strijkt, we zijn inmiddels lichtelijk verbijsterd. Weten wij veel dat het hotel het grootste deel van het oorspronkelijke klooster beslaat en dat het graf van Sint Naum zich bevindt in een kerkje dat op de binnenplaats van het hotel staat… We geven de moed pas écht op als we een ander, klein kerkje van binnen willen bekijken maar ook daar langs een man in een loketje moeten. Dan maar aan de koffie op een van de vele drijvende terrassen. Daar loopt een legertje weinig toeschietelijke obers rond om de tafels te dekken voor de toeristen die hier per touringcar worden aangevoerd. Onze cappuccino klotst vrolijk in de kopjes.
Een bijzondere ervaring rijker rijden we verder richting Ohrid. Dan kom je ook nog langs The bay of Bones, een soort openluchtmuseum dat gebouwd is op de plaats waar resten van bewoning uit de late Bronstijd zijn gevonden. Wijs geworden houden we het bij een blik vanaf de parkeerplaats.
We kachelen Ohrid en Struga door en vinden op camping Rino een mooie plek pal aan het meer.
Drie jaar geleden waren we hier ook, toen in de stromende regen. Maar nu schijnt de zon en waait er een vriendelijk briesje over het meer. We zijn het eens: het is aan deze kant van het meer van Ohrid veel mooier dan aan de Albanese kant.
We raken aan de praat met de jonge man die het onkruid aan de oever aan het wieden is. Hij hoort bij de familie die eigenaar is van de camping. Hij geeft ons een inkijkje in zijn realiteit: ‘Alle Balkanlanden zijn corrupt. Servië, Montenegro, Albanië, Noord-Macedonië, ze zijn allemaal gelijk. Wie geld heeft, heeft hier de macht en bekommert zich niet om de vooruitgang van het land, maar om het eigen welzijn. Ze sturen hun kinderen naar privéscholen waar je diploma’s kunt kopen. Wie snel geld wil verdienen, gaat 3 maanden illegaal aan het werk in Duitsland om daarna met een pak geld weer terug te komen. Zo wordt het nooit wat met een EU-lidmaatschap.’ ‘But that’s life.’ besluit hij.
We eten ‘s avonds in het restaurant. Soms blijft alles bij het zelfde.
Waar we nou toch weer beland zijn… staan we, ergens in Midden-Albanië, in een klein, onbeduidend dorpje op een ienieminie-camping pal bij de kerk. Achter de camping zit een filantropische gedachte: met de opbrengsten ondersteunt de kerk de armlastige bejaarden die hier in Albanië vaak in moeilijke omstandigheden leven. Een soort ‘Max maakt mogelijk’ dus. De pastoor heeft het zo druk met het zorgen voor de plaatselijke oudjes en het bezoeken van de gevangenen in Burrel dat een Nederlands echtpaar de camping voor 6 maanden vrijwillig beheert.
Als we voor het hek heen en weer manoeuvreren om het terreintje op te kunnen rijden, staat er opeens een vriendelijke man bij ons busje. ‘I live in house there,’ wijst hij in de verte. Uit zijn verhaal begrijpen we dat de beheerders, Harry en Marianne, niet aanwezig zijn. Hij loodst ons het terreintje op, dwars over het volleybal-veldje. En daar komt Zuster Paula uit de pastorie. Ze spreekt alleen Albanees, dus belt ze met haar smartphone de beheerders en geeft haar telefoon aan ons. Marianne vertelt dat ze in het ziekenhuis in Tirana zijn. Ze weten niet of ze vanavond nog terug kunnen. ‘Maar veel plezier en fijn dat jullie ons hebben gevonden!’ Zuster Paula laat ons nog even zien waar het toiletgebouwtje is en verdwijnt dan weer naar binnen.
Het is een bijzondere plek. We hebben stroom en een waterkraantje bij ons busje, dus alles bij de hand. We vlijen ons neer onder de grote hazelaar, Later komen er nog 3 Duitse motorrijders aan die hun tentjes hier ook opzetten. Vier jongetjes uit het dorp komen een poosje voetballen op het volleybalveldje. De beheerders komen aan het begin van de avond terug, vol met verhalen. ‘I am the manager here.’ stelt Harry zich doodserieus voor aan de Duitsers. Ach, ze bedoelen het allemaal vast goed.
De route hier naar toe is trouwens prachtig. Vanuit Struga volgen we, dwars door de bergen, de Zwarte Drin die uit het meer van Ohrid stroomt.
Bij de kleine grensovergang, net achter Debar, is het rustig. We mogen zonder gedoe door. In het eerste Albanese dorpje waar we door heen rammelen, zwaaien schoolkinderen uitbundig naar ons. Veel toeristen zullen hier dus wel niet komen.
Het landschap is overweldigend mooi, al kan alleen de bijrijder er van genieten. Voor de chauffeur is het hard werken. Hij moet alert zijn op alle gaten in de weg en op de Albanese tegenliggers die in hun glimmende Mercedessen met de telefoon aan het oor door de haarspeldbochten komen zeilen.
We verrijden ons natuurlijk ook weer eens omdat de bijrijder, die bij het uitdelen van cartografisch inzicht niet bepaald vooraan heeft gestaan, zelfs Google Maps op de kop houdt.
Het was een bijzondere dag…
Vrijdag 3 juni: Suç (AL) – Shkodër (AL)
Het is een stille nacht hier bij de kerk. Het dorpje wordt al vroeg wakker. Een boer brengt z’n twee koeien naar de wei, een oude vrouw loopt kromgebogen langs. Zuster Paula maakt om 07:00 uur het hek van de kerk open en laat de hond, die de hele nacht voor het hek heeft liggen waken, binnen. Al met al is het toch pas half elf als we vertrekken. Natuurlijk laten we een donatie achter voor het goede werk van de pastoor.
Richting Burrel gaan we. Het is een lelijke, stoffige, rommelige maar levendige stad met een duidelijke regiofunctie. Er is veel drukte op straat. Het zijn vooral vrouwen die zich met boodschappentassen, kinderwagens of oude moedertjes aan de arm door de straten begeven. De mannen zitten op het terras van de vele koffiehuizen in groepjes voor zich uit te staren. Het doet troosteloos aan.
Achter Burrel pakken we de SH6 en die voert ons verder het binnenland in, dwars door de bergen. De weg is allerbelabberdst. Bij de allerslechtste stukken zijn, heel behulpzaam, waarschuwingstekens op het resterende wegdek geschilderd. Daar kun je niet harder dan stapvoets en rammelt de hele inventaris van ons busje door de kastjes. Maar wát is het hier mooi!
We zwalken, net als de Albanezen doen, zigzaggend over de middenstreep, op zoek naar de beste stukken.
Dwars door het Nationale Park Ulza rijden we. Het gelijknamige meer is één van de toeristische trekpleisters.
Vanaf het meer vernauwt het landschap zich tot een langgerekte canyon waardoor de rivier Mat stroomt.
Bij Milot opent het landschap zich en slaan we de doorgaande route weer op. Fijn dat het niet meer zo rammelt. Maar wat hebben we van de rit genoten!
We spoeden ons naar Shkodër.
De oude, vertrouwde rammelweg naar camping Lake Shkodra heeft vorig jaar oktober een glimmend asfaltjasje gekregen. Eigenlijk best jammer, vinden we…
We hadden al gelezen dat het de afgelopen dagen erg druk was op de camping en dat mensen buiten de poort moesten overnachten. Het is nog vroeg in de middag, dus wie weet hebben we geluk. En ja hoor! Ons favoriete plekje is nog vrij.
Zaterdag 4 en zondag 5 juni: Shkodër (AL)
Albanië is als vakantieland duidelijk in opkomst, want het rijdt af en aan op de camping. Om de groeiende stroom toeristen tegemoet te komen heeft de camping het restaurant aan het meer helemaal verbouwd en uitgebreid. Het is heel mooi geworden, daar niet van, maar heeft toch ook wel een beetje aan charme ingeboet. Gelukkig blijven sommige dingen ook hetzelfde: de tafels worden nog gewoon met raki ontsmet. De weg naar Theth schijnt ook al helemaal geasfalteerd te zijn. Dus dat zal over een paar jaar wel Thethi Resort of zo heten.
We doen niet veel, deze dagen. Het is dik boven de 30 graden en de helft van ons heeft last van maag en darmen. Rustig aan dus maar. En ja hoor… daar is de NKC met 20 equipes. Dat groepsreis-gebeuren begint zo onderhand een plaag te worden. Het schijnt de laatste dag van hun reis te zijn, dus dat betekent een afscheidsdiner. In colonne lopen ze met z’n 40-en luid kakelend richting restaurant. Gelukkig zagen we het aankomen en hebben we pizza’s afgehaald.
‘s Nachts vallen er wat druppen en zorgt het onweer in de verte voor een lichtspektakel.
Maandag 6 juni: Shkodër (AL) – Skradin (HR)
De helft van ons zit al weer vroeg buiten. ‘Heb jij wat van die aardbeving gevoeld?’ vraagt de andere helft als hij later zijn hoofd uit het busje steekt. Huh?! Niks van gemerkt!
We pakken de boel in en vervoegen ons naar het restaurant voor een ontbijtje. Het is iets na negenen als we de camping afrijden. Ha, zijn we de uittocht van de groepsreizigers mooi voor! Vandaag begint de thuisreis écht. We gaan flink wat kilometers maken.
Het is niet ver naar de grens met Montenegro. Het gigantische Trouwpaleis dat op de route ligt, doet zeer aan de ogen.
De grens zijn we zomaar over, al wil de douane nog wel even ons busje van binnen bekijken. Tot Podgorica is het bekend terrein. Ditmaal laten we de baai van Kotor links liggen en rijden dwars door het binnenland richting Nikšić.
Ze nemen het onderhoud aan de wegen uiterst serieus, de Montenegrijnen. Wát een verschil met Albanië. En mooi dat het hier is!
Bij de grens naar Bosnië Herzegovina duurt het allemaal heel lang ook al is de rij maar kort. Er geldt een streng regime: er mag telkens maar 1 auto onder de overkapping door rijden, de volgende moet precies voor de stopstreep wachten. Wie deze regel overtreedt, wordt streng toegesproken en getrakteerd op ‘extra control!’ Later snappen we wel waarom ze zo strikt het overzicht willen houden: de Montenegrijnse douaniers zitten met hun Bosnische collega’s gezellig samen in één en het zelfde hokje. Maar de grenscontrole doen ze niet samen. Dus moet je eerst je papieren door Montenegro laten controleren en ze daarna – voor dezelfde handeling – overgeven aan de de douanier van Bosnië. Ach ja, zo kan het ook.
Meteen over de grens maken de strakke wegen van Montenegro plaats voor Bosnisch gerammel. We rijden door half verlaten dorpen waar de wonden van de Balkanoorlog nog steeds zichtbaar zijn.
De wegen zijn smal. En toch is dit, voor wie niet langs de kust van Kroatië naar het zuiden wil, een doorgaande route. We komen veel campers tegen. Camping Heaven in Nature in Stolac schijnt een prima tussenstop te zijn. Maar dat is voor een andere keer. Wij zoeven probleemloos over de grens met Kroatië en schieten de tolweg op, op weg naar de afslag Sibenik.
Het is al laat als we richting Skradin rijden. Gauw gauw doen we nog wat boodschappen bij een kleine supermarkt en rijden dan naar Autocamp Skorici-Skradin. Vier jaar geleden waren we hier ook een paar dagen. Er is weinig veranderd. Gelukkig laten de beruchte muggen het deze keer afweten. We koken ons eigen potje. Poeh! Wát een lange dag. Gekkenwerk, eigenlijk.
Dinsdag 7 juni: Skradin (HR) – Bled (SLO)
Het wasje dat we gisteravond nog hebben gedaan, is vannacht in een verkoelend windje weer mooi droog gewapperd. De opkomende zon strooit met honingkleurig licht.
We koken wat eitjes, drinken koffie, scharrelen wat rond en dan kunnen we tegen half 10 vertrekken. Nog één blik op het pittoreske Skradin en dan hup, naar de tolweg.
In ons busje hebben we een zakje liggen met overgebleven buitenlands briefgeld. Kleine coupures voor als-we-hier-nog-eens-komen. We waren bijna vergeten dat we dat nog hadden. Warempel: een briefje van 10 Zwitserse Frank. Potverdikkie: ook nog wat Albanese Leks en kiekus, nog 80 Kuna! Nu Kroatië in januari 2023 overgaat op de euro is dit een mooi moment om ze op te maken. We kopen er koffie en broodjes van. De overgebleven Noord-Macedonische Denars gaan in het zakje. Het duurt vast nog jaren en jaren voor zij tot de Eurozone toetreden.
We vangen onderweg nog een glimp op van de Adriatische zee.
Er glijden weer heel wat kilometers onder onze wielen door, vandaag. De grens tussen Kroatië en Slovenië gaat vlot. En makkelijk hoor: Slovenië is overgestapt op een E-vignet. Wél even je bonnetje bewaren!
Tegen het eind van de middag doen we nog even een rondje door de Lidl in Lesce. Dat wordt vanavond smullen van cevapcici met rode ui en ajvar. We laten onze principes van vorig jaar los en rijden toch maar weer naar camping Sobec. Daar is nog plek zat. De WiFi doet het warempel ook dit keer. Wijntje, biertje, kaasje én regen die op de luifel tikt. In de verte rommelt onweer. ‘It wurdt wat lûkerich’, zegt de helft van ons. Tijd voor een vestje. De lange broek stellen we, tegen beter weten in, nog maar even uit. Want als die aan gaat, is de reis pas écht voorbij.
Woensdag 8 juni: Bled (SLO) – Wackenberg (D)
Het is een koele nacht en dat slaapt zó lekker dat de helft van ons pas na negenen weer bij de pinken is. Het is een graad of 15 en er lopen kampeerders langs met dikke jassen aan. ‘Ik ben op teenslippers van huis gegaan en ik kom op teenslippers weer terug!’ zegt de helft van ons stoer. En daar gaat ze, stoïcijns op teenslippers door het natte gras richting toiletgebouw. De hond van de Duitse buren zit aan zo’n lang touw dat hij precies tegenover onze schuifdeur z’n behoefte kan doen. Twee keer achter elkaar. ‘Entschuldigung’ mompelt z’n bazin terwijl ze met zakjes in de weer gaat om de bende op te ruimen. Ze is blijkbaar te lui om het arme beest buiten de camping even goed uit te laten. Een korter touwtje zou ook al helpen. Dan poept ‘ie tenminste voor z’n eigen voordeur.
Tegen half 11 zijn we klaar voor vertrek. Vlak voor de Karawankentunnel kopen we een Oostenrijk-vignet en zoeven de dikke 8 kilometer ondergronds probleemloos door.
Bij Raststätte Golling betalen we 11 euro voor twee bakjes cappuccino. Maar dat is dan wél inclusief 1 toiletbezoek-met-schuurpapier. En nog een unicum: we rijden Oostenrijk zonder regen door.
Om 14:00 rijden we Duitsland binnen. We willen vandaag niet al te laat op een camping aankomen. Dus bewaren we de ronding van München voor morgen. Zo’n 30 kilometer van de snelweg af vinden we, vlak bij Bad Tölz, een plek op camping Demmelhof pal aan een meertje.
Het is zo’n typisch Beierse camping. Alles mooi binnen de lijntjes en met zorg, liefde en aandacht beheerd. Een fijne plek.
‘s Avonds eten we op het terras van de Biergarten. De kaart is beperkt maar de schnitzels zijn heerlijk. Zelfs de wijn wordt in een bierpulletje geserveerd. 
De steeds donker wordende lucht kondigde het al aan: het begint te regenen en te waaien. We liggen al vroeg op één oor.
Donderdag 9 juni: Wackenberg (D) – Bad Aroldsen (D)
Je hebt terugzwervers en recht-zo-die-gaat types. Wij behoren tot de laatste. Het regent pijpenstelen als we tegen de klok van 10 weer op weg gaan. Wat zou ons hier nog houden?
Aan het eind van de middag komen we aan op Reisemobilhafen Twistesee in Bad Aroldsen. Hier waren we al eerder, toen tijdens de pandemie. De receptie en het restaurant zijn nog even uitgestorven. Maar op het terrein is het druk. Je kunt je aanmelden bij de betaalzuil en dan is het bekeken worden door vaste gasten die, met de slogan Reise vor dein Sterben, sonst reisen deine Erben achterop hun kapitale camper dwaalgasten met meewarige blikken van commentaar voorzien. De humor in de toiletgebouwen geeft de treurnis goed weer.
Ach, ieder z’n meug zullen we maar zeggen.
Vrijdag 10 juni: Bad Areldson (D) – Leeuwarden
Nog maar een klein stukje te gaan vandaag.
Tegen de middag rijden we bij Meppen Nederland binnen.
De eerste mei is een feestdag in Griekenland. Niet alleen omdat het dan de Dag van de Arbeid is maar ook vanwege Protomagia: de komst van de lente. In de Oudheid was de vijfde maand gewijd aan de godin Demeter en haar dochter Persephone die dan tijdelijk uit Hades, de Onderwereld, mocht terugkeren naar haar moeder. Met haar terugkeer eindigde de winter en begonnen de gewassen en bloemen weer te groeien en te bloeien.
Traditiegetrouw versieren de Grieken hun huizen en auto’s op 1 mei met bloemenkransen. Ook het Griekse paar dat schuin tegenover ons in een piepklein caravannetje bivakkeert, heeft een krans van felgele bloemen opgehangen. Het veerboot-personeel staakt vandaag. Zo lopen Oudheid en moderne tijd in elkaar over.
Of we al aan de frappé zitten, informeert het thuisfront.
Het is lekker weer, dus laten we aan het eind van de ochtend de wasmachine draaien. Maar hopen dat we de boel weer droog binnen krijgen, want de voorspellingen zijn niet bepaald om over naar huis te schrijven: er komt regen en wind aan. En inderdaad, ‘s avonds vallen de eerste druppels en wordt het ronduit kil. We liggen vroeg onder de wol.
Maandag 2 mei: Glyfa (Gr)
In de kleine uurtjes worden we wakker van een luid klapperende luifel en flinke regen op ons busje. Het blijft de hele ochtend regenen. Het is zó grijs dat nauwelijks te zien is waar de zee eindigt en de lucht begint. De contouren van Zakynthos zijn verloren geraakt in al dat grauw. Ach ja, zulk weer hoort er ook bij in deze tijd van het jaar. De prachtig onderhouden planten en bomen op de camping varen wel bij wat regen, zullen we maar denken. Gelukkig keert aan het eind van de middag de zon terug en dan is het ook zomaar weer heerlijk aangenaam buiten.
We eten ‘s avonds lekker in het restaurant.
De oude Grieken wisten het al: Morgenrood, water in de sloot. Gelukkig hebben wij prachtig avondrood. Dat belooft wat, voor morgen.
Dinsdag 3 mei: Glyfa (GR)
Tegen half 8 ‘s ochtends piept het zonnetje enthousiast vanachter het restaurant tevoorschijn. Ze heeft er duidelijk zin in vandaag. Het is bijna windstil, de camping nog in alle rust en het eerste vissersbootje pruttelt langs.
We doen weer lekker helemaal niks, vandaag. Nou ja, een handwasje dan. En een toertje door de market. We koken zelf. Want zoals de flora in Griekenland staan de uien in ons busje ook (bijna) in bloei.
‘s Avonds kunnen we nog lekker even buiten zitten tot het om een uur of 10 toch te kil wordt. Een heerlijk dagje.
Woensdag 4 mei: Glyfa (GR)
De Duitse buurman mist die Heimat blijkbaar, want tijdens het ontbijt schallen de Duitse Schlagers uit zijn bluetooth-boxje. ‘Zullen wij Spotify ook even aanslingeren?’ stelt de rebelse helft van ons voor. Maar dat zou natuurlijk niet zo netjes zijn. Dus deinen we tijdens de beschuitjes met kaas, de yoghurt en de koffie heerlijk mee op de klanken van Ich liebe Hard Rock.
Vandaag gaan we van de camping af voor een ritje langs wat bezienswaardigheden en een rondje door de My Markt in Gastouni. Luifeltje in, alles in de kastjes en karren maar. Bij de receptie lacht de helft van ons door het open raampje tegen de eigenaar dat hij een mud bath gaat nemen en dat klopt ook wel, want we gaan richting Loutra Kyllinis, naar de Roman Baths.
Toen we er – bijna 20 jaar geleden – met de kinderen ook eens waren, zagen we veel Grieken die in zwemkleding in de zwavelpoelen lagen te dobberen en zich insmeerden met de modder die heilzaam scheen te zijn voor diverse kwalen aan hart, huid en gewrichten. Er waren douches, er was reuring. Nu ligt het terrein er stil, verwaarloosd en verlaten bij.
De roestige badhokjes getuigen van vergane glorie.
De zwaveldamp die vanuit de overgebleven stroompjes opstijgt, nestelt zich vet en plakkerig in de neus. Helemaal wanneer je met een stok in de modderige poeltjes rond peurt en de dikke, donkere drab borrelend tot leven komt. Kikkers springen schichtig weg.
Het ronde brongebouw dateert niet uit de Oudheid maar is er in het begin van de vorige eeuw door de Fransen neergezet. Vroeger zal het grandeur hebben uitgestraald. Nu is het aan ernstig verval onderhevig.
De helft van ons is inmiddels licht misselijk van de zwaveldampen dus is het tijd om op te stappen.
Door het binnenland dwarrelen we verder. Het voorjaar is in alle kleuren van de regenboog losgebarsten. De olijfbomen staan in bloei op een geel tapijt.
De sinaasappelbloesem geurt zoet in de stralende zon.
De bermen staan vol bloeiende bloemen.
En in de dorpen staan de potten vol kleurige bloemen alweer buiten bij de huizen.
We rijden richting de opgraving van Elis. In de Oudheid bestuurde deze stadstaat een groot gebied in de regio, waaronder Olympia. Het opgravingsterrein is gratis toegankelijk en heeft een piepklein museumpje waar de suppoost in deze tijd van het jaar extra blij is met een paar bezoekers.
Het terrein is enorm uitgestrekt en je zou er uren kunnen ronddwalen, maar wij beperken ons tot het amfitheater want dat spreekt het meest tot de verbeelding.
Het pad langs het theater geurt naar rozemarijn. Uit het zicht van de suppoost plukken we stiekem wat. Voor straks in de marinade van de souvlaki.
Daarna nemen we nog even een kijkje bij het Pineos-meer, het grootste stuwmeer op de Peloponnesos. Vlak achter de hoge dijk langs het meer ligt een klein dorpje. Niet erg florerend, de muizen liggen er zo te zien dood voor de kast. Ons lijkt het maar een akelig idee om in zo’n dorpje te wonen met meters water vlak om de hoek. Maar als we bovenop de hoge dijk staan, horen we blije kinderstemmen in de straatjes.
We maken ons toertje af met een bezoekje aan de My Market en dan hobbelen we weer richting camping. De souvlaki’s gaan in de marinade en als ze ‘s avonds op de grill gaan, hebben we gelijk een nieuwe vriend.
Donderdag 5 mei: Glyfa (Gr)
In alle vroegte is de helft van ons alweer bij de pinken vanwege een slechte nachtrust. Na ons ritje van gisteren staat ons busje wat scheef en met het hoofdeinde uit het lood slaapt het lang niet zo lekker.
Zoals veel Griekse campings is Ionion Beach een typisch familie-bedrijf. De zoon des huizes helpt ‘s avonds mee in het restaurant (hij mag het mobiele pinapparaat al bedienen) en ‘s ochtends vroeg verzorgt oma met haar kleindochter de talloze potplanten. Ze leert het meisje geduldig de dorre blaadjes en uitgebloeide bloemen te plukken.
Het is een lome, zonnige dag onder-de-luifel. Tegen de avond komt de medewerker die het terrein onderhoudt voor het licht. We kennen hem inmiddels als een vriendelijke, goedlachse man. Hij maakt het zwembad schoon, is Hoofd-bewatering, spijkert de reserveringsbordjes aan de bomen, stapelt aan het eind van de dag de ligbedden op het strand op elkaar en klapt de oranje parasols in. Terwijl hij daar mee bezig is, is vlak onder onze plek nog maar één stel op het strand aanwezig: hij ligt op een ligbedje te tele-werken, zij ligt op een handdoek ernaast ingewikkeld te yoga-en. Yoga, Yoga, I come from India! roept hij schaterlachend. En dat klopt ook nog.
In het restaurant wacht een lekker maaltje. Morgen maar eens rustig kijken welke kant we na Ionion Beach op willen.
Vrijdag 6 mei: Glyfa (GR)
Het is een bewolkte ochtend en dan is het is in deze tijd van jaar – met een windje van zee – al snel flink kil. We komen langzaam op gang. Eerst maar koffie en een warme douche.
Er staan veel jonge Duitse stellen met baby’s en peuters op de camping. Als je met kleine kinderen naar Griekenland wilt, is het voorjaar natuurlijk ook wel het beste seizoen. Nog niet té warm maar, als het zonnetje schijnt, warm genoeg om de kleine spruiten met emmertjes en schepjes langs de waterlijn te vermaken.
In de middag vervoegen we ons op het terras van de beachbar voor een drankje en een spelletje.
Oké! Morgen lummelen we hier nog een dagje om en dan gaan we zondag weer verder.
Tegen 20:45 uur is het opeens allemaal reuring in ons straatje aan zee. De eigenaar van de camping laat weten dat er slecht weer op komst is en adviseert iedereen de luifel in te draaien en de buitenboel aan boord te brengen. Wij zijn de enige Nederlanders in deze kleine Duitse enclave en worden door over- en naaste buren één voor één nog eens extra op de hoogte gebracht van het naderend onheil. Danke schön! We draaien ons luifeltje in, doen de luiken dicht en zitten als enigen nog lekker een hele poos buiten want koud is het niet. De zee beukt steeds harder op het strand en de branding licht onder het maantje prachtig op. We zien wel wat de nacht brengt.
Zaterdag 7 en zondag 8 mei: Glyfa (GR)
Het weeralarm is een storm in een glas water gebleken. De ochtend brengt hemelsblauwe lucht en een zilt zeebriesje. We geven ons dus weer heerlijk over aan het zalige niks-doen. Nog één extra dagje dan, vooruit. Maar maandag breken we echt op!
Als je zo lui bent als wij, laat je een halve beker sinaasappelsap op tafel staan terwijl je op het terras van de beachbar een drankje gaat drinken en een potje tric-trac gaat spelen. En als je dan terugkomt, heeft de wind (of een kat) die beker omgegooid, is je verdeelstekker volgelopen met sap, zijn er stoppen doorgeslagen en zit je zonder stroom. Hebben wij weer. We zijn even bang dat ons eigen elektrische systeem er uit geknald is, maar gelukkig: onze stroompaal wordt na een half uurtje op afstand gereset en alles werkt weer.
Maandag 9 mei: Glyfa (GR) – Tholo (GR)
Om half elf zijn we klaar voor vertrek. We hebben 9 nachten doorgebracht op Ionion Beach en voor ons is dat een record. Maar nu is het gedaan met het luieren en lapzwansen: we gaan zuidwaarts. Een wereldreis staat ons niet te wachten, want ons volgende doel is Tholo en dat is een ritje van nog geen 70 kilometer. Eerst onderweg nog even langs een Lidl en daar kun je de helft van ons niet blijer mee maken want immers: elke week Griekse week.
Ter hoogte van Pyrgos verlaten we de National Road en pakken we de E55 richting Kyparissia. En daar is een Griekse Wir bauen für Sie gaande. De weg krijgt nieuw asfalt en dat geeft oponthoud. Dezelfde helft van ons die de Lidl als uitje ziet, is ook nu weer in haar nopjes, want ze kijkt graag naar de vlaggendragers die je in Griekenland bij wegwerkzaamheden altijd in actie ziet.
Hij wappert wat met z’n vlaggetje totdat de eerste auto’s zijn gestopt – joepie, wij staan vooraan! – en dan gaat hij, om weer een beetje bij te komen van alle inspanning, op de vangrail zitten. Tot het stoplicht op groen springt en hij na een paar minuten wéér in actie moet. Zou het wegwerkzaamheden-team ‘s ochtends lootjes trekken wie deze inspannende klus krijgt toebedeeld?
Camping Tholo is verouderd, maar Ari, de eigenaar, heeft de moed er in. De ontvangst is supervriendelijk, we worden rondgeleid over het terrein en bijgepraat over de nieuwe toiletgebouwen die in aanbouw zijn. Het wordt heel mooi.
Ondertussen is het genieten van de ouderwetse Griekse camping-sfeer die je, als het een beetje tegen zit (of mee, het is maar hoe je het bekijkt), over een paar jaar amper meer zult aantreffen.
We doen een handwasje en dat is nog een hele onderneming want het water spuit uit allerlei openingen uit de kraan, behalve uit die waar je het zou verwachten.
En ook al is het nu nog een oude boel, Ari houdt – in afwachting van de nieuwbouw die gestaag vordert – de oude meuk zo goed en zo kwaad als het gaat wel lekker schoon.
Het prachtige zandstrand strand is vlakbij.
We drinken nog wat op het terrasje onder bomen bij het restaurantje en koken dan ons eigen potje. We krijgen nieuwe buren: het Duitse, oudere echtpaar dat ook op Ionion Beach met hun spiksplinternieuwe busje naast ons kwam staan en twee dagen eerder dan wij weer vertrokken. De avond valt stil en koel. En opeens realiseren we ons dat we nog helemaal geen krekels of cicaden hebben gehoord. Maar daarvoor is het in deze tijd van het jaar nog veel te vroeg.
Dinsdag 10 mei: Tholo (GR) – Methoni (GR)
Het is iets na 10:00 uur als we klaar zijn voor vertrek. We nemen afscheid van onze buren die al weer samen de dag van morgen aan het doornemen zijn. Ze zijn voor het eerst in Griekenland en hij heeft zich thuis ganz güt eingelesen. Ze willen in drie weken alle highlights van de Peloponnesos bezoeken. Ook wel mooi, dan ben je in één keer klaar.
Wij duiken het binnenland in op weg naar de tempel van Apollo Epicurius. Die ligt een dikke 40 kilometer verderop en het ritje is 40 kilometer lang dik genieten. Wat is het mooi hier!
De weg slingert zich tussen de bergen door omhoog langs mooie vergezichten en door vriendelijke dorpjes.
Opeens hobbelt er een flinke schildpad de weg over. De helft van ons die er als de kippen bij is om ‘m op de foto te zetten, is te schijterig om het beest een handje te helpen richting berm. Gelukkig neemt hij zelf snel de benen naar veiliger oorden.
En dan zien we, na heel veel bochten die ons tot 1130 meter hoogte brengen, boven de bomen uit het tentdak van de tempel van Apollo Epicurius oprijzen. Druk is het niet op de parkeerplaats. Nog een klein klimmetje te voet, een kaartje kopen en dan staan we voor de enorme stellage die sinds 1987 de tempel overspant.
De tent is opgetrokken om de tempel, die uit kalksteen is opgebouwd, te beschermen tegen weersinvloeden en zure regen. Ook aardbevingen hebben de fundering waarop de tempel is gebouwd, beschadigd. Bij de restauratie worden daarom aardbevingsbestendige technieken toegepast. Het Parthenon van de Peloponnesos wordt de tempel ook wel genoemd. En als je de tent betreedt, besef je meteen waarom.
Het is een grandioos bouwwerk. We zijn er stil van.
Net als bij alle andere archeologische sites die we hebben bezocht ook hier geen poespas of opsmuk. Alleen een televisiescherm waarop je – zonder begeleidend commentaar – de archeologen aan het werk ziet. Saai, zou je denken. Maar nee, het grijpt ons des te meer.
Buiten dwalen we nog een poosje over het terrein. De vogels zingen in de bomen, bloemen bloeien, insecten zoemen.
Het is de stilte die van een groots verleden spreekt.
We kachelen weer 1130 meter naar beneden richting de kust.
En dan kom je soms de vreemdste dingen tegen…
We rijden langs de baai van Navarino.
Pylos is in de kern een authentieke kustplaats. Vastgoedontwikkelaars hebben het stadje helaas in de houdgreep en daar wordt iets nooit mooier van dan het al was. Wij rijden door naar Methoni.
Camping Methoni heeft nog plek zat. De camping ligt – even een smalle weg over – vlak aan zee.
Wij hebben – door het hek heen – zeezicht en zien ons culturele doel van morgen al liggen.
Woensdag 11 mei: Methoni (GR)
De halve nacht blaffen er ergens in de buurt een aantal honden hysterisch naar elkaar. Toch slaapt de vroegste vogel van ons beiden zowaar een beetje uit. Haast is er ook niet, want we hebben de hele dag nog voor ons. Tegen twaalven gaan we op pad. Het stadje Methoni ligt op een klein kwartiertje van de camping en dat is een aangenaam kuiertje langs de zee.
We komen uit op een vriendelijk pleintje, omzoomd door terrasjes. We slaan linksaf, achter een hotel langs en komen dan bij het beroemde kasteel annex fort dat de ‘skyline’ van Methoni al sinds de 13e eeuw domineert. We kopen een kaartje en wandelen in kalm tempo naar binnen, want het is al flink warm.
Op de noord-flank van het terrein, tegen de huidige stad aan, lag vroeger de oude kasteelstad. Na roerige eeuwen, waarin Venetianen en Ottomanen geregeld streden om de heerschappij, waren het uiteindelijk de Fransen die de bewoners verdreven naar het huidige Methoni. Het strakke, in vierkanten verdeelde stratenplan van het stadje getuigt nog van die Franse bemoeienis. Achter de zuid-muur van de oude stad begint het langgerekte fort dat helemaal aan het eind van het schiereiland bekroond wordt door een achthoekige toren.
Langs de hoofdweg zijn nog resten te zien van een moskee.
Ook zijn er Ottomaanse badhuizen te zien met hun kenmerkende, koepelvormige daken. Vlak er naast staan een christelijk kerkje.
Het is nog een flinke, maar prachtige wandeling naar de zuidpunt van het fort.
De toren fungeerde als uitkijkpost, vuurtoren en gevangenis en kon in tijden van gevaar dienen als toevluchtsoord voor de bewoners.
Op de terugweg zien we de piramidevormige kruitopslag liggen.
En nemen we nog even een kijkje in een kerkje waar, zo te zien aan het prachtige interieur, ook vandaag de dag nog erediensten worden gehouden.
Binnen heerst serene rust. Een mooi moment voor wat contemplatie op de roerige geschiedenis van dit stukje Griekenland. Maar niet te lang, want het terras lonkt. We eten een heerlijk, uitgebreid middagmaal en doen nog een toertje door het dorp op zoek naar een supermarket. Tevergeefs: eentje is dicht, de andere twee zijn ter ziele. Jammer dan. Tevreden begeven we ons weer naar ons busje.
Donderdag 12 mei: Methoni (GR) – Koroni (GR)
Er blaften vannacht gelukkig minder honden. Behalve eentje en die doorzetter klonk bij het ochtendgloren als een schorre zeehond. De laatste afbakbroodjes uit Nederland gaan in de Omnia en door de bezielende hand van de bakkersvrouw komen ze er – qua hardheid – uit als authentiek Grieks brood. Ach ja, het is een gave.
Even na elven zijn we startklaar. Camping Methoni heeft weinig indruk op ons gemaakt: het terrein is rommelig en matig onderhouden. We kunnen ons bijna niet voorstellen dat alle troep vóór 15 mei – als het seizoen echt losbarst – is opgeruimd. Ook vermoeden we dat er in de zomer veel vaste staanplaatsen zijn. Er stonden in ieder geval heel veel in plastic ingepakte caravans kris-kras op het terrein.
Ver gaan we niet, vandaag. Koroni ligt maar 30 kilometer verderop. We stoppen bij de plaatselijke supermarkt die over een ruim assortiment beschikt. We zijn vooral benieuwd naar de koeken.
Camping Koroni is klein maar fijn. De ontvangst is allerhartelijkst en de inrichting en aankleding van het terrein ademen liefde, trots en aandacht. Wat is het hier mooi!
We gooien de wasmachine vol en al gauw wappert de boel aan de lijn. Zo, de huishoudelijke beslommeringen zitten er weer op. Dat moet gevierd worden met een frappé op het terras bij het zwembad.
Het uitzicht is prachtig. Aan de overkant van de Golf van Messini rijzen de bergen van de Mani op.
Het potje tric-trac eindigt in een heroïsche overwinning/jammerlijke nederlaag. ‘Het ligt aan de kleur van de stenen!’ mekkert de verliezer. Ja, ja, ze kan er wat van.
Tegen de avond scharrelen we vanaf de camping, via de trap die een stukje door het bos voert, naar het strand.
En dan is het nog maar een klein tippeltje naar het dorp.
We schuiven aan bij Zorbas, vlak aan zee, met uitzicht op het Taygetos-gebergte dat zich zuidwaarts uitstrekt over de Mani.
Het is heerlijk eten bij een gouden zonsondergang.
Hoe mooi kun je het hebben?
Vrijdag 13 mei: Koroni (GR)
Vandaag is het een rustdagje onder de luifel. Het is bewolkt en tegen het eind van de middag vallen er zelfs een paar buitjes. Geeft niks, want koud is het niet. Tegen half 7 scharrelen we de camping af naar het dorp. Dit keer niet via de steile trap en over het strand, maar langs de weg. Eigenlijk is dat een nog mooier wandelingetje. Na 100 meter begint het voetpad langs de weg met een mooi uitzicht op zee en het dorp.
We belanden via een winkelstraatje meteen op het pleintje bij de kerk en daar is natuurlijk – ook al in deze tijd van het jaar – volop reuring. De helft van ons krijgt een doodschrik van de kerkklokken die opeens beginnen te luiden.
Via smalle steegjes met mooie doorkijkjes dalen we af naar de boulevard.
We nemen een kijkje bij de haven.
Vanaf hier heb je een mooi uitzicht op het kasteel.
Een kleine, authentieke visafslag ligt er nu verlaten bij. Maar ‘s ochtends vroeg, als de vissersbootjes terugkeren van zee, zal er wel een levendige handel worden gedreven.
Restaurant Parthenon kookt vanavond en dat blijkt een prima adres: het eten is heerlijk en de ober is een vriendelijke man die graag een praatje maakt. We zitten er vlak boven het water en voeren de vissen met overgebleven stukjes brood. Met tientallen tegelijk komen ze op dit feestmaaltje af.
Af en toe komt er een rubberbootje aan wal. Ze komen vanaf de zeiljachten die verderop voor anker liggen.
Voldaan klimmen we weer omhoog.
De avond valt mooi.
Zaterdag 14 mei: Koroni (GR) – Stoupa (GR)
De veger moet er voor vertrek even flink door want alles zit onder het gele stuifmeel van de olijfbomen die in deze tijd van het jaar aan het ruien zijn: alle niet vruchtdragende bloesem dwarrelt bij het minste zuchtje wind naar beneden. We nemen hartelijk afscheid van de eigenaresse. Ze vertelt dat er morgen een groepsreis met 25 campers komt. Zijn wij even mooi op tijd vertrokken!
De Lidl in Messini is makkelijk te vinden en ligt precies op de route naar Archaia Messini, onze tussenstop van vandaag. Negentien kilometer verder landinwaarts zien we het terrein – vanaf de weg – onder ons liggen. Wat mooi, dat belooft wat!
Oud Messini kent een stormachtige geschiedenis. Gesticht in de Bronstijd stond het bekend als Ithome. De stad onderging de wrede Spartaanse overheersing totdat Thebe de Peloponnesos binnenviel en de Spartanen versloeg. Op de ruïnes van Ithome bouwden de Thebanen het antieke Messini. Veel van dit oude verleden is opgegraven en gedeeltelijk gerestaureerd tot levende geschiedenis.
Er staan 3 touringcars met Griekse scholieren op de parkeerplaats. Samen met hun leraren zwermen ze uit over het uitgestrekte terrein. De docenten zijn goed ingevoerd: bij elke vindplaats vertellen ze uitgebreid over wat er te zien is en de jeugd luistert aandachtig. En dat op zaterdag.
Wij zwerven op eigen kracht langs het theater, het gymnasion, de agora en al het andere moois dat er te zien is.
Als we klaar zijn met onze wandeling door het antieke verleden, zijn de scholieren inmiddels ook weer met de bussen vertrokken. En poeh, wat is het warm!
We besluiten naar de Mani te gaan. Dus moeten we richting Kalamata. Annie heeft het weer op haar heupen en stuurt ons via binnenweggetjes dwars door uitgestrekte olijfgaarden en slaperige gehuchten waar vast nooit een toerist komt. In Kalamata zijn op ons qui-vive: we willen niet net als vorig jaar op de tolweg naar Sparta terechtkomen. Met het humeur van Annie weet je het immers maar nooit. Maar dit keer houdt ze zich keurig aan de opdracht.
Eenmaal op de Buiten-Mani klimmen we meteen de bergen in.
Algauw zien we Kardamyli liggen.
En dan is het niet ver meer naar camping Kalogria in Stoupa. En daar is het best druk want Camping Kalogria is een van de weinige campings in dit gebied. We vinden een plekje en dan horen we boven de bergen de donder. We krijgen een aardige onweersbui over ons heen.
‘s Avonds gaan de kebabs op de grill en als toetje eten we aardbeien. Die zijn op dit moment spotgoedkoop: twee euro voor een kistje vol zomer-zoetheid.
Zondag 15 mei: Stoupa (GR) – Gythio (GR)
Het is na elven als we uitchecken. Het was een warme, benauwde nacht. De minimum-temperatuur loopt in deze tijd van het jaar snel op, helemaal als het windstil is. De dekbedden kunnen er binnenkort wel weer af.
Naar het zuiden gaat het, richting de baai van Oitylo.
Langs de weg stoppen we bij een bakkerij annex café. We zitten net aan de frappé als er een Nederlands echtpaar stopt met hun Griekse huurautootje, blij landgenoten te zien. Ze zijn gistermiddag geland in Kalamata en zitten in een appartement. ‘Een half uur hier vandaan, maar geen idee hoe het daar heet.’ Of ze al eens eerder in de Mani waren? ‘Wat is dat?’ vragen ze. Het doet de helft van ons denken aan een ver verleden toen Frits Bom als Vakantieman voor zijn tv-programma reizigers op Schiphol vroeg naar hun vakantiebestemming. ‘Geen idee, dat heeft Neckermann uitgezocht!’ antwoordde een geïnterviewde.
Aan de baai liggen Oitylo en het pittoreske stadje Limeni als parels in de zon.
Bij Areopoli steken we dwars door het binnenland over naar Kotronas.
Zo’n 10 kilometer voor Gythio rijden we door het gebied waar vorig jaar in augustus tijdens de hittegolf enorme bosbranden woedden. De desastreuze gevolgen voor mens en natuur zijn nog steeds goed te zien. Maar het stemt hoopvol dat er al weer zilvergroene blaadjes aan de geblakerde olijfbomen zijn te zien.
Camping Gythion Bay wordt in deze tijd van het jaar vooral bevolkt door Duitsers: surfers, jonge gezinnen en pensionado’s bepalen de sfeer. En die is een stuk relaxter dan toen we hier vorig jaar waren tijdens het laatste weekend van de Griekse vakantieperiode.
In de avond lopen we over het strand richting Taki’s taverna.
Eerst een voorgerecht met lekker vers brood.
En dan de keuken in waar z’n vrouw de culinaire scepter zwaait. Ze rolt gloedvol met haar ogen bij zijn opmerkingen over ‘my mama’. Haar stoofvlees in tomatensaus is onovertroffen.
Als afsluiter trakteert Taki op een glaasje tsipouro en een bordje met lekkers.
Helemaal tevreden scharrelen we onder het licht van de maan weer terug naar ons busje.
Maandag 16 en dinsdag 17 mei: Gythio (GR)
Veel doen we niet, deze zonnige, warme dagen.
Een lui ontbijtje, koffiedrinken, een frappé, even horizontaal… Van zwemmen in zee is het nog niet gekomen, want het zeewater is nog flink koud. Maar de stoerste helft van ons waagt zich in het zwembad terwijl de andere helft comfortabel met een wijntje en een bakje chips op het terras de verrichtingen gade slaat.
En dat is het wel zo’n beetje. Maar meer hoeft het ook helemaal niet te zijn.
Woensdag 18 mei: Gythio (GR) – Tyros (GR)
Vannacht hebben we voor het eerst dit jaar geslapen met de schuifdeur open en de hor erin. Heerlijk, zo waaide het tenminste een beetje door.
We vertrekken rond half 11 van de camping, op weg naar het scheepswrak Dimitrios. We zijn er al vaak langsgereden maar nu is een mooi moment om het ook eens van dichtbij te bekijken. Als je vanuit Gythio richting Skala gaat en na een paar kilometer afslaat naar restaurant Glyfada kom je uit op een prachtige plek tussen tussen de bomen, vlak aan het strand van Valtaki Beach. Er staan veel campers vrij en hoewel het eigenlijk niet mag, heeft niemand hier last van uitgedraaide luifels en ander camping-gedrag. Langs het brede zandstrand wandel je naar de Dimitrios die hier in december 1981 strandde.
Aan haar strandings-historie kleven hardnekkige geruchten rond smokkel en verzekeringsfraude. Maar ook van opzettelijk handelen van de havenautoriteiten in Gythio. Hoe dan ook, het schip werd – nadat het vastliep – in allerijl verlaten en er zijn nooit pogingen ondernomen om het te bergen.
Na 40 jaar blootgesteld te zijn aan de elementen is het een kunstwerk op zichzelf.
Tijd voor een frappé op het terras van Glyfada.
En dan gaan we op weg naar Skala voor een bezoekje aan de Lidl. De weg voert dwars door enorme velden waar sinaasappels worden geteeld.
Skala is een rommelige stad zonder charme.
Op het parkeerterrein van de Lidl worden we meteen gekaapt door twee Roma die hardnekkig hun ruitenwisser-handel aanprijzen. Ze dragen hun handeltje bij zich in plastic tasjes van… de Lidl. Ze hebben er oog voor want inderdaad: onze ruitenwissers zijn wel aan vervanging toe. Voortvarend zijn ze ook, want voor we het door hebben, heeft eentje van hen een van onze ruitenwissers al vervangen door een exemplaar uit hun schrale assortiment: To try, mister! De ene helft van ons kiest het hazenpad. Ze schiet schielijk de Lidl in. De andere helft rondt na stevige onderhandelingen de transactie af op 30 euro. ‘Twee keer zwiepen en dan vallen ze er vast af!’ zegt de pessimist onder ons als ze de boodschappen in ons busje inruimt. Maar het moet gezegd worden: ze zwiepen prima én we hebben weer ruim zicht.
Als je vanaf Gythio naar Leonidio wilt, ligt de route langs Kosmas voor de hand. Een prachtige route, dwars door het Parnonas-gebergte. We hebben ‘m al vaker gereden, dus kiezen we nu voor een andere weg. In Skala gaan we richting Agios Dimitrios om daarna via Mari richting Peleta te gaan.
Wat volgt is een plezierige rit door de bergen. Minder hoog dan de route via Kosmas, maar zeker net zo mooi én veel minder druk. We zullen tot Peleta hooguit 3 tegenliggers tegenkomen.
En een paar honderd geiten, begeleid door 3 herders en 6 honden. De vriendelijkste van hen, een vrolijk bastaardje op korte pootjes, loopt parmantig voorop.
Eén van zijn meer vervaarlijke collega’s rent, als de kudde is gepasseerd, nog een poosje luid blaffend en met ontblote tanden naast ons busje mee. Pas als de chauffeur luidkeels Ochi! roept, maakt hij rechtsomkeert.
In het kleine dorpje Mari stoppen we langs de weg voor de lunch. Bronwater uit de bergen klatert tussen de bomen door naar beneden.
Het is bijzondere, feeërieke plek. Er staat een groot informatie-bord waar we weinig wijs uit kunnen worden want het is in het Grieks. Ineens staat er een oud mannetje bij ons. Hij steekt meteen druk gebarend van wal, maar omdat hij alleen Grieks spreekt, worden we van hem ook niet veel wijzer. We knikken en lachen vriendelijk en daar wordt hij nog enthousiaster van. Uiteindelijk snappen we zijn verhaal: hij staat op een foto op het informatiebord. Met vrouw en zoon, in z’n jonge jaren. Geen wonder dat we hem niet herkenden!
Verder gaan we, richting Peleta.
En dan dalen we af naar de Argolische Golf.
Het haventje van Plaka schittert in de zon.
We rijden dwars door het mooie, groene Leonidio. De lucht boven de bergen is in beroering. Daar kon nog wel eens een onweersbuitje van komen. Gelukkig hebben we spiksplinternieuwe ruitenwissers!
Nog het laatste stukje langs de kust omhoog naar Tyros. De uitzichten zijn fenomenaal.
Op camping Zaristi herkent Vasili ons nog. We vinden een mooie plek onder een overkapping. En die zal later nog van pas komen.
Voor een prikje eten we ‘s avonds op het terras heerlijke briam, souvlaki en bifteki. Een prima afsluiting van een mooie dag!
Donderdag 19 mei: Tyros (GR)
We zijn net in de eerste slaap als we iets na middernacht wakker worden van een waar pandemonium: donder, bliksem en een heuse wolkbreuk trekken over de baai van Zaristi. Gelukkig staan we onder een overkapping al kan die de enorme buien maar amper aan. De tafel en stoelen worden evenzogoed nog nattig. Het laantje tussen de kampeerplekken verandert in een stromende beek die het hemelwater afvoert naar het strand. Droge voeten zullen we dus wel houden. Het wordt een onrustige nacht. De wind wakkert aan en de temperatuur maakt een vrije val. Gelukkig liggen de dekbedden er nog op!
Als aan het eind van de ochtend het zonnetje weer doorbreekt, neemt het campingleven weer z’n gewone gangetje. De Griekse overbuurvrouw kijkt weer naar haar favoriete kookprogramma’s.
Een handwasje, een wijntje op het terras, boekje & puzzeltje… verder komen we vandaag niet. We koken ons eigen potje.
Er staat, net als gisteren, nog steeds een straffe wind. En ook al doet het zonnetje prima haar best, echt warm is het niet. Veel campergasten vertrekken en ook wij sluiten aan in de rij bij het restaurant, waar Vasili op de veranda kantoor houdt.
‘Two days of wind and everybody is leaving! roept hij uit. We nemen hartelijk afscheid en komen er bij het wegrijden nog net op tijd achter dat de helft van ons haar pinpas in het kantoor heeft laten liggen. We gaan via de kust omhoog richting Nafplio. Gisteravond hebben we de gasfles verwisselden nu we rijden, ruiken we gas. Zodra het kan, stoppen we om de aansluiting een extra draai te geven. Dat helpt. We kunnen weer verder. De kustlijn is adembenemend mooi.
Hoe dichter we bij het mooie Nafplio komen, hoe duidelijker het wordt dat het toerisme zich na twee jaar Coronacrisis weer aan het herstellen is: er ligt een gigantisch cruiseschip voor de haven.
Nafplio is een charmante stad met een rijke historie en was in de eerste helft van de negentiende eeuw, na de Onafhankelijkheidsoorlog, zelfs nog een blauwe maandag de hoofdstad van het vrije, Griekse koninkrijk. Wij slaan een bezoekje over. We zijn er al eens geweest.
Dwars door het binnenland steken we over naar Palaia Epidavros. We komen veel touringcars tegen. Zouden het cruise-toeristen zijn die een excursie hebben gemaakt naar Mycene of het theater van Epidauros? Dat zou zomaar kunnen, want daar is Nafplio een prima uitvalsbasis voor.
Het is druk op camping Bekas. Alle plekken aan zee zijn bezet of gereserveerd. Dát hadden we niet verwacht. ‘The internet in the camping is not working today. Maybe tomorrow!’ zegt de receptioniste. Ook dat nog. Maar als we eenmaal een mooi plaatsje met een beetje zeezicht hebben gevonden, springen al onze apparaten spontaan op de WiFi. Een meevallertje.
De plaatselijke middelbare school gaat aan het eind van de middag blijkbaar uit. De pubers verzamelen zich op het strand en luiden vrolijk joelend het weekend in.
‘s Avonds lopen we over het strand naar restaurant Apollon. Daar was het vorig jaar zomer telkens gezellig druk en aten we heerlijk. Nu is het er uitgestorven en valt het eten tegen. Ach ja, kan gebeuren. We nemen ons verlies en wandelen terug naar ons busje. De golven beuken op het strand. Morgen schijnt de wind te gaan liggen.
Zaterdag 21 en zondag 22 mei: Archaia Epidavros (GR)
Dát is mooi wakker worden.
Het is nog vroeg. De wind is gaan liggen en de golf van Aegina kabbelt kalmpjes op het strand. De camping wordt langzaam wakker. Het brood dat we ‘s ochtends bij het campingwinkeltje kunnen afhalen, is nog warm en erg lekker. Genieten dus! De Turkse torteltjes pikken gezellig een graantje mee.
Wie in de stad woont en het zich kan veroorloven, heeft in Griekenland een tweede optrekje ‘buiten’ waar men in de weekends en vakanties samenkomt met de familie. Dat kan een stenen huis(je) zijn of een vaste staanplaats op een camping, het liefst aan zee. Oma en opa zijn de kwartiermakers en trekken er aan het begin van het seizoen in. De rest van de familie komt in de vrije dagen langs. Vaak kun je aan de stapel plastic tuinstoelen naast de caravan zien hoe groot de familie is als ze allemaal present zijn.
Het sanitair op de camping is verouderd, maar wél brandschoon. Het ademt nostalgie: er zijn, naast gewone wc’s, voor de liefhebber zelfs nog hurktoiletten en die zie je eigenlijk nauwelijks meer op Griekse campings.
Het is prachtig weer en het moet er toch eens van komen: we gaan in zee. Het gloednieuwe netje-bedje dat we dagen geleden al bij een Lidl hadden aangeschaft (omdat die van vorig jaar blijkbaar op de inpaklijst ontbrak) komt uit de doos en wordt manhaftig opgeblazen. We hijsen ons in zwembroek en badpak, waterschoentjes aan, handdoeken mee en hoppa, we zijn er klaar voor. Net als we tot onze middel in het – best nog wel koude – water staan, komen er in grote getale kwallen langsdrijven. Die zijn met de harde wind van de afgelopen dagen natuurlijk vanuit open zee richting kust gedreven. Gevaarlijk schijnen ze niet te zijn, want een groepje jolige, Griekse pubermeisjes gooit ze met handenvol naar elkaar toe. Wij hebben het er niet zo op staan, dus zijn we al snel weer aan wal. Half nat is ook een beetje zwemmen, toch?
Restaurant Apollon laten we wegens de eerdere deceptie maar even links liggen. We gaan een deurtje verder naar Taverna Aigialaos. De keukenbrigade heeft even pauze.
Het eten is simpel maar heerlijk en de vriendelijke ober staat er op dat we na het eten de onaangebroken fles tafelwater meenemen: ‘You paid for it!’ Tevreden scharrelen we terug.
Vroeg uit de veren, want vandaag is het een reisdag. We willen op tijd weg. Het is net na negenen als we door het stadje kachelen richting Korinthe.
Het groepsreis-seizoen is ook weer begonnen. Equipe na equipe komt ons tegemoet. Een Nederlandse Acsi-reis. De meesten zwaaien vrolijk naar ons. We zwaaien lachend terug. Omdat we een beetje willen opschieten, pakken we ter hoogte van Korinthe de tolweg richting Athene. Want mooi is het hier tochniet, met al die olie-overslag en raffinaderijen. In een flits zoeven we over het Kanaal van Korinthe. Bij Elefsina gaan we er af. Elefsina, Cultural Capitol 2023! juichen trotse billboards. En dan gaat het richting Thiva, het moderne Thebe. Echt een aantrekkelijk stukje Griekenland is dit gebied niet. Het is vlak en saai. Landbouw en industrie zijn de belangrijkste pijlers van bestaan. Het grote, naargeestige vluchtelingenkamp bestaat nog steeds. Eindelijk doemen de pieken van het Parnassos-gebergte op.
Het is moeilijk voor te stellen bij 28 graden, knalgele brem en oleanders in-de-knop maar dit is ski-gebied, met het stadje Arachova als kloppend hart.
Bij de site van Delphi is het weer ouderwets druk. Bij busladingen vol worden toeristen aan – en weer afgevoerd. De tavernes in de buurt doen goede zaken: cultuur snuiven maakt immers hongerig.
Potverdikkie, het zál toch niet… Staat er een grote ANWB-groepsreis op camping Delphi met maar liefst 19 equipes! Maar gelukkig is er nog één plekje met uitzicht voor ons vrij. Boffen we toch weer even.
Dinsdag 24 en woensdag 25 mei: Delphi (GR)
Op een goede dag streken hier, bij Delphi, de adelaars van Zeus neer nadat hij ze er in alle windrichtingen op uit had gestuurd om het centrum van de wereld te vinden. Hij plaatste er de omphalos, de steen die hem als zuigeling het leven had gered: zijn moeder Rhea gaf die steen – in doeken gewikkeld – aan zijn vader Kronos toen die zijn pasgeboren zoon in razernij wilde verslinden. Zo werd Delphi ‘de navel van de aarde’.
Twee broers zagen in de jaren ‘60 het potentieel van dit gebied. Ze kochten samen een stuk grond. En zo begon de geschiedenis van – voor ons – de camping met het mooiste uitzicht van Griekenland. Hun zoons hebben het stokje overgenomen en bouwen samen met hun kinderen verder aan de toekomst.
Traditiegetrouw draaien we een fikse was. Tussen de enorme pijnbomen kun je mooi lange lijntjes spannen en het windje hier op de berg wappert de boel binnen een uurtje droog. Het hele proces vereist – met al die wasgrage ANWB-equipes –wel wat planning en organisatie maar chef washingmachine heeft alles min of meer onder controle. We veroveren een plaatsje op de inschrijvingslijst. Eerst maar even bijkomen van alle actie.
Ze hebben het heel gezellig met elkaar, de groepsreizigers, al zijn ze niet echt omgevingsbewust. Dus bepalen ze vaak luidruchtig de sfeer. De geitenkudde van de boerderij, beneden uit Chrisso, trekt langs over de weg boven de camping. De klingelende belletjes kondigen de komst al van verre aan. ‘Geiten, jongens! Geiten!’ roepen ze luid. Met camera’s in de aanslag rennen ze naar boven. De herder loopt langs. ‘Kijk, Ria! Er is ook een echte geitenbreier bij!’ schreeuwt de grootste lolbroek van het gezelschap.
Later willen we even een duik in het zwembad nemen. Daar liggen de equipes al weer massaal te dobberen. Als we via het trapje te water gaan, krijgen we jolig advies: ‘Verderop kun je ook staan, hoor. Maar dan sta je wél onder water!’ Ha, dat moet de belegen geitenbreier zijn, kan niet missen!
‘s Avonds in het restaurant zitten ze aan lange tafels voor het gezamenlijke diner. De luidruchtige gesprekken verstommen meteen als de reisleider om een moment van stilte schreeuwt voordat iedereen op z’n bordje aanvalt. ‘Ze kunnen dus, als ze willen, bést hun mond wel even houden.’ zegt de helft van ons droog voor zich uit.
De volgende dag komt de andere helft van ons, na een afwasje, helemaal in haar nopjes terug van het sanitairgebouw. Ze heeft het laatste nieuws van het ANWB-front opgevangen: ‘De meesten eten vanavond niet in het restaurant, want de mannen willen Feyenoord-Italië kijken!’ Nu maar hopen dat niemand doorheeft dat de wedstrijd in Tirana pas om 22:00 uur Griekse tijd begint. Geluk zit soms in een klein hoekje
Na het eten zitten we op het terras nog een poos gezellig te praten met een Nederlands echtpaar uit Lemmer. De Zwitsers, die tussen ons in staan, komen ook langs. ‘Alle unsere Nachbarn sind hier!’ lachen ze.
Donderdag 26 mei: Delphi (GR) – Kato Gatzea (GR)
We zijn al vroeg uit de veren. Vandaag willen we naar de Pilion om bij Kato Gatzea nog een paar dagen aan zee te staan.
We nemen hartelijk afscheid van Vasili, Elena en chef washingmachine. De ANWB vertrekt ook. Waar zouden zij heengaan? We gooien een spreekwoordelijk kwartje in één van de equipes en uit het omstandige verhaal kunnen we opmaken dat zij óók… Wel hier & daar & overal, dát zul je dus net weer zien. Gelukkig zijn er daar twee campings dus de kans dat we hen ontlopen is wat ons betreft 100%.
Eerst maar even naar Itea voor een frappé-met-zeezicht.
En dan op jacht naar de allenige koe. Achter Amfissa gaat het de bergen in en algauw… ja hoor!
Of het precies dezelfde dame is als vorig jaar en de jaren daarvoor? Wie zal het zeggen… Maar wij geloven het graag.
Bij Lamia gaan we de tolweg op richting Volos. Onderweg halen we flink wat equipes in. Bij Agria rijden we de Pilion op en dan is het niet ver meer naar Kato Gatzea. Camping Sikia en camping Hellas liggen vlak naast elkaar. Op Sikia waren we al eens eerder en omdat dat de grootste van de twee is, gokken we erop dat de equipes daar zullen neerstrijken. Dus kiezen wij voor Hellas. En dat blijkt een prima keus. Niet alleen omdat de ANWB er niet is, maar vooral omdat het hier nóg mooier is dan bij de buren.
Bij het toiletgebouw lopen we de aardige Zwitsers uit Delphi tegen het lijf. ‘Die Welt ist nur klein!’ lachen ze. En zo is het.
Ter ere van de ANWB laat camping Sikia ‘s avonds een Griekse volksdansgroep aanrukken. Gelukkig zit er een dichtbegroeid hek tussen, zodat we niet met kromme tenen hoeven te aanschouwen hoe de equipes zich op de Sirtaki storten. Wij hoeven alleen maar te genieten van de mooie volksmuziek. Brávo!
Vrijdag 27 t/m zondag 29 mei: Kato Gatzea (GR)
Kato Gatzea is een vriendelijk dorpje met een leuk, klein haventje. Vanaf de camping loop je er – op het strand rechtsaf – binnen 10 minuten naar toe. In deze tijd van het jaar is het er nog niet druk. Maar als alle vakantiehuizen en PelionAppartments in de zomermaanden vol zitten, zal het er wel een stuk drukker zijn.
We geven ons deze dagen weer over aan het luie leven. En op zo’n camping vlak aan zee is van alles te zien. Het zoontje van de Griekse buren leert onder luide aanmoediging van de hele familie fietsen. Zijn kleine broertje, dat eigenlijk niet in zee durft, wordt onder even luide Brávo’s toch verleid het water in te gaan. Een jong Nederlands stel is de hele dag in de weer met de zwerfhond die ze een paar dagen geleden in hun campertje hebben meegenomen. Het beestje moet geregeld optreden in video-calls met de familie in Nederland. Als op zondagavond de wind fel opsteekt, draaien we ons luifeltje alvast maar in en zetten met onze scheerlijnen de wapperende luifel van onze Duitse buren – die niet thuis zijn – vast. En zo vliegen de stralende dagen om. Maandag gaan we weer op zoek naar een nieuw voortuintje.
Maandag 30 mei: Kato Gatzea (GR) – Pogradec (AL)
Schraalhans is inmiddels keukenmeester in ons blauwe busje, maar met de laatste twee plakjes kaas, het bodempje jam en wat crackers die-net-nog-kunnen, flansen we toch nog een simpel ontbijtje bij elkaar. Bij het betalen moet de helft van ons aan de aardige eigenaresse opbiechten dat ze de ‘druppel’ waarmee je het vijf-sterren dames-sanitairgebouw binnen kunt, al voor de tweede keer binnen heeft laten liggen. ‘You are beyond help!’ grijnst ze breed. ‘Next time you come, I will be your personal coach.’ We nemen lachend afscheid.
Kastoria is ons doel vandaag. Daar schijnt een camperplaats te zijn. Campings zijn schaars in het gebied waar wij de grens naar Albanië over willen. Maar als we tegen de middag een stop maken voor een frappé, gooien we de plannen om.
Het meer van Ohrid blijkt helemaal niet zo ver meer dan we dachten. Dus waarom eerst nog een nacht zonder voorzieningen op beton staan? Op naar Albanië, dus!
Op de Olympos lopen de Goden vandaag met hun hoofd in de wolken.
Voor Kozani treffen we nog een Lidl. Mooi, zijn de voorraden ook weer aangevuld. Het meer van Kastoria ligt er mooi bij.
In Griekenland leven zo’n 500 bruine beren, verdeeld over twee afzonderlijke populaties. De Pindos-populatie is het grootst. De afgelopen 20 jaar zijn er zo’n 30 beren omgekomen door aanrijdingen op nieuw aanlegde wegen. Daarom heeft de tolweg hier aan beide zijden een hek en staan er om de paar kilometer waarschuwingsborden.
Het gaat vlotjes aan de grens bij Krystallopigi. We rijden om 16:30 uur Albanië binnen. De klok springt een uurtje terug.
Door kleinschalig landbouwgebied rijden we richting Korçe. De velden worden nog met de hand bewerkt. De vrouwen dragen grote strooien hoeden tegen de zon. Tegen de klok van vier lopen ze in groepen langs de weg terug naar huis, de hak op de schouder.
Welcome! zegt de vriendelijke eigenaar van Camping Arbi en daarmee zijn de formaliteiten meteen afgerond. Gewoon een mooi plekje zoeken en genieten van de rust op dit fijne plekje aan het meer van Ohrid.
We eten ‘s avonds uitgebreid in het restaurant, met alles erop en eraan. Wijn en bier erbij, koffie toe. Vader staat achter de grill, moeder en dochter in de keuken en de zoon verzorgt de bediening. De rekening bedraagt 22 euro.
Dinsdag 31 mei: Pogradec (AL)
Achter ons busje zit een nachtegaal in de bosjes die zijn naam de hele nacht eer aan doet: hij zingt zonder ook maar één keer zijn snavel te houden. Het is hier ‘s nachts een stuk frisser dan in Griekenland en dat is best fijn. In de ochtend bij het ontbijt moet het vestje er zelfs nog even bij aan.
Gisteren zijn we vergeten om in Griekenland nog wat contante euro’s te pinnen. Die hebben ze hier graag. Ze rekenen daarbij natuurlijk wel altijd hun eigen kant op, maar een kniesoor die daar op let. Meer dan een paar euro scheelt het op de prijs van een – voor Nederlandse begrippen sowieso al spotgoedkope – camping of uitgebreid etentje eigenlijk nooit. En met de pinpas betalen kan hier lang niet altijd, zeker niet in kleinere plaatsen. Als je Albanese Leks – of Noord-Macedonische Denars – uit de muur haalt, zit je met handenvol kaboutergeld waar je later niks meer mee kunt én betaal je flinke transitiekosten. Dan spenderen wij die extra euro’s liever aan een lokale uitbater dan aan een grote bank. Maar nu moeten we morgen toch maar even een geldautomaat opzoeken. Jammer!
In de middag maken we een wandeling langs het meer. Het is, zo vroeg in het seizoen, nog stil aan het strand.
Grote, glimmende hotels met mooi aangelegde terrassen worden geflankeerd door piepkleine taverna’s die er tussen al dat commerciële geweld toch nog iets van proberen te maken.
Langs het pad ligt veel zwerfafval. Het lijkt niemand te deren.
We koken ‘s avonds ons eigen maaltje. En als het donker is genieten we van de vuurvliegen die over de camping dansen, de luid kwakende kikkers en de onvermoeibare nachtegaal.
De helft van ons kon de slaap vannacht maar moeilijk vatten. Mentaal werd de inventaris van ons blauwe busje nog eens minutieus onder de loep genomen. Volstrekt overbodig natuurlijk, want de afgelopen dagen hadden we – op ons dooie akkertje – alles wat onmisbaar, handig en leuk is al aan boord gebracht. Maar oeh… De kaasschaaf! Nou kom je daar natuurlijk niet zo ver mee bij het inchecken op de ferry in Bari, maar toch. Van de kaasschaaf was het in de kleine uurtjes niet zo ver naar… O jee, de paspoorten!
En dan rijden we om 08:15 uur de straat uit op weg naar een nieuw, Grieks avontuur. Mét kaasschaaf én paspoorten.
Het gaat onder een zonnetje voorspoedig richting Duitsland. Het koolzaad staat uitbundig in bloei.
Het rijdt lekker door. Op sommige stukken is het heel druk met Duitsers die na de Paasvakantie naar huis terugkeren. Vrachtauto’s mogen op zondag de weg niet op. Zij staan in slagorde opgesteld op de Raststättes langs de Autobahn, waardoor het soms lastig is om nog een plaatsje te vinden voor een rustpauze. Tegen 15:00 uur zijn we bij Frankfurt. De inkomende vliegtuigen vliegen in file over de snelweg.
En dan begint het te regenen… De camperplaats in Kitzingen heeft à raison van 11 euro en wat muntjes voor stroom nog plek zat. Het miezert gestaag en het is niet warmer dan een graad of 10. Maar we staan mooi op het grind met uitzicht op de Main. En de merels kwinkeleren er lustig op los. Straks lekker de stifado in de pan. Meer hoeft het vandaag niet te zijn.
Maandag 25 april: Kitzingen (D) – Chiusa (I)
Gisteravond met de kippen op stok, vanochtend weer vroeg bij de pinken. Het was een rustige, koude nacht en áls het al geregend heeft, dan hebben we er niks van vernomen. De kille ochtend roept om hete koffie en een broodje gebakken ei met spek en aan die verlangens is snel voldaan. Om 08:45 uur rijden we de camperplaats af.
Kitzingen schijnt een leuke Altstadt te hebben, maar telkens als we hier zijn, nemen we nooit de moeite de brug over te wandelen. Dus blijft het bij een blik ‘vanaf de overkant’.
Tegen de middag komen de Alpen in zicht.
We rijden Oostenrijk binnen. Op weg naar de Fernpass krijgen we te maken met een fikse wegomlegging. Helemaal niet erg want we worden zomaar getrakteerd op een ritje langs memory lane: Bichlbach, Lermoos, Biberwier… het is een prachtig toertje door de binnenlanden van Tirol.
We hielden de Oostenrijkers altijd voor enigszins behouden en conservatief, maar anno 2022 denken ze niet alleen meer aan het versterken van de inwendige mens. Het verruimen van de geest krijgt ook zo z’n aandacht.
Voor 9,60 euro mogen we met de vlam in de pijp over de Brennerpas en rijden we Italië binnen.
En daar staan we dan. Op camping Gamp in Chiusa, ook wel bekend als Klausen. Het zonnetje haalt 18 graden maar is in gevecht met steeds donkerder wolken. We waren hier al eens eerder en het Middeleeuwse centrum van het stadje is zeker een bezoekje waard. De autostrada loopt boven de camping langs, maar als je de rondweg van Leeuwarden gewend bent, is dit niet meer dan achtergrondmuziek.
En het uitzicht op het voortuintje is prachtig.
En nu gaan we héél vaak douchen, afwassen, naar de WC, laden we álle apparaten op en doen we in ons busje alle lampen aan. Dat mag ook wel voor 45 euro 50, toch?
Dinsdag 26 april: Chiusa (I) – San Marino (RSM)
We hoeven pas om 11:30 uur onze hielen te lichten van camping Gamp dus doen we het kalmpjes aan vanochtend. Het is druilerig en de bergen zijn versierd met mistroostige slingers van laaghangende bewolking. Af en toe doet het zonnetje een moedige poging die steevast eindigt in wéér een buitje. Aan de eieren met spek maar weer, wat bakjes koffie en een hete douche. Na het vullen van de watertank rijden we om 11:15 uur de camping af.
We tappen een vers tolkaartje en begeven ons richting het zuiden. De autostrada wringt zich – vooral gevuld met vrachtverkeer – door de smalle dalen van de zuidelijke uitlopers van de Alpen.
Als de Dolomieten in zicht komen, verbreedt het landschap zich en zien we wijngaarden zover het oog reikt.
Op de Po-vlakte verandert de wereld om ons heen in een weids, groen en vruchtbaar land vol fruitteelt. Hij ligt er sereen bij, de Po.
En eindelijk: hoe zuidelijker we komen, des te vaker wint de zon het van de wolken. We tikken de 21 graden aan.
Tegen half 5 verlaten we (31 euro tolgeld lichter) de autostrada en zetten we koers richting San Marino. Daar zijn we nog nooit geweest en dit is een mooie gelegenheid.
Echt mooi wil het hier nog niet echt worden. Er wordt aan de druk bereden weg richting het dwergstaatje enthousiast geadverteerd met grote outlets en parfumerieën. En warempel: we worden ingehaald door een luidkeels ronkende Porsche in de kleur van een gloednieuwe, glimmende roestvrijstalen spoelbak.
De plaatselijke camperplaats (P13) is gratis en moeilijk te vinden. Tenminste, door onze Annie. Hij ligt wat achteraf, is behalve wat afvalcontainers nauwelijks van gemak voorzien, al wordt hij wel bekroond door twee hurktoiletten in een obscuur gebouwtje. Maar de vogels in de bomen zingen uit volle borst. De stoelen gaan naar buiten want het zonnetje schijnt. En de diesel is hier een kwartje goedkoper dan in Italië. Dus tellen we onze zegeningen en eten we pannenkoeken met spek, want die moet op. Morgen met de kabelbaan(!) naar de oude stad!
Woensdag 27 april: San Marino (RSM) – Ortana (I)
Na een stille, donkere nacht trekken we tegen half 10 de stoute schoenen aan en begeven we ons richting het kabelbaanstation. Het is een korte, steile klim. Voor 4,50 euro p.p. krijg je een kaartje heen-en-terug en de gondel vertrekt elke 15 minuten voor een anderhalve minuut durend ritje naar de oude bovenstad. Het gevaarte is overvol. We wurmen er ons nog net in. De helft van ons heeft klamme handen van de oplaaiende paniek. Toch bijzonder, hoeveel diepgevoelde schietgebedjes er in 90 seconden passen.
We komen heelhuids boven aan. Nog daas van de moedig doorstane angst waggelt de helft van ons de gondel uit en valt zich bijna meteen bijna te pletter op een afstapje. Maar het uitzicht is prachtig.
De oude bovenstad is het kloppend hart van de regering van de Republiek San Marino. Koud uit de gondel word je getrakteerd op veelvuldig vlagvertoon. Het is Libertas wat de klok slaat.
De eerstvolgende highlight is het Plein van de Vrijheid, dat wordt geflankeerd door het Paleis van het Volk.
En het Secretariaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
En warempel: daar is de Presidentiële Garde!
Potverdikkie, het lijkt hier wel een Borat-film! We zijn benieuwd naar welke Belangrijke Zaken van Nationaal Belang ze zich spoeden. Immers, de President is ook ter plekke, getuige de glanzende, zwarte Audi met het kenteken SM001. Besmuikt volgen we beide Gardisten. En dan blijkt de realiteit toch altijd profaner dan de wildste fantasie: ze gaan gewoon een broodje kopen.
De nauwe straatjes van de bovenstad zijn pittoresk, maar bestaan vooral uit winkels. Er is van alles te koop, vaak met de valse belofte van hoge korting vanwege het plaatselijke belastingparadijs. Parfum, tassen, pistolen en geweren… er is geen nee te koop.
We dwarrelen zo’n anderhalf uur door de straatjes en dan hebben we het ook wel weer gezien. Tijd voor een cappuccino. Daarna begeven we ons weer naar het kabelbaanstation.
We moeten nog even 10 minuten wachten, maar dan kunnen we in een – bijna lege – gondel weer naar beneden. Wat gaat de tijd snel als je in blinde paniek de stadsplattegrond van San Marino in het Italiaans probeert te lezen!
We rijden verder richting zuiden, op zoek naar een camping. Maar open campings zijn in dit deel van Italië in het vroege voorjaar dun gezaaid. Camper Contact belooft een gastvrij onthaal op de camping in Ortona, maar het dichte hek gooit dit vooruitzicht in de war. Vooruit, op de belendende parkeerplaats dan maar zonder voorzieningen. Maar wel met uitzicht.
Donderdag 28 april: Ortona (I) – Vieste (I)
Vandaag willen we de kustlijn een beetje verkennen, dus laten we de autostrada voor wat ‘ie is en pakken we de SS16, de Strada Statale Adriatica. Deze weg vormt een 1000 kilometer lange noord-zuidroute langs de oostkust van Italië. Echt mooi wil hij maar niet worden, tot we bij de Trabocchi-kust komen. Hier is de kustlijn prachtig.
Trabocchi zijn voor dit gebied kenmerkende, eeuwenoude, houten visinstallaties die via een vaak gammele, houten pier bereikbaar zijn. Locale boeren, die hun oogsten soms zagen mislukken, bouwden als tweede tak-in-bange-tijden deze installaties en van één traboccho konden 4 à 5 gezinnen eten. Tegenwoordig zijn ze beschermd en alleen nog in gebruik als museum of visrestaurant.
Na dit prachtige stukje kust, buigt de weg van zee af en rijden we een poos door vlak, troosteloos landbouwgebied waar plaatselijke prostituees op krukjes langs de weg op klandizie wachten.
Terug bij de kust wordt het tijd voor koffie en aan het Varano-meer vinden we een uitspanning met uitzicht.
Tegen 14:30 uur zijn we op Camping Oasi, een paar kilometer voor de stad Vieste. Die ligt pal aan zee en is, in tegenstelling tot de meeste campings in dit gebied, wel open. We mogen zelf een plekje zoeken.
En daar staan we dan, dichtbij zee waar de kite-surfers in de harde, aanlandige wind hun zeilen boven de branding laten bollen. Morgen kiezen we zelf het ruime sop!
Vrijdag 29 april: Vieste (I) – Bari (I)
Na een rustige nacht zet de helft van ons zich aan het snipperen, snijden en hakken, want vandaag gaan we varen en daar hoort traditiegetrouw een pastasalade bij. Op het camperdek van de veerboot is het gebruik van gasflessen streng verboden dus is het zaak de koelkast (die gaat ook op stroom en dat mag wél) te vullen met allerhande flaubiten.
Tegen de klok van 12 rijden we de camping af om de laatste kilometers die ons van de haven in Bari scheiden af te leggen. Na Vieste klimmen we de bergen in via een mooie, kronkelige route. Eenmaal weer afgedaald naar zee wordt het landschap vlak en weids met kleinschalige landbouw.
De bermen staan uitbundig in bloei met klaprozen en felgele margrieten.
De zon gaat steeds vaker schuil achter de opkomende bewolking.
Langs de weg eten we pizza con funghi en doen we een dutje. De haven van Bari is, als je beetje op de borden let, makkelijk te vinden.
Het inchecken gaat vlot en we worden subiet naar de embarkation area gedirigeerd. We mogen meteen aan boord. Wat een verschil met hoogzomer, dan sta je vaak nog een dik uur in de blakerende zon & file op de kade te wachten.
Nu is het wachten op vertrek.
Als je er expliciet om vraagt, kun je bij de restaurants aan boord ook maaltijden afhalen. Het ziet er in zo’n bak misschien niet uit, maar echt: het is smullen.
En dan vlijen we ons neer. Het schommelt behoorlijk, dus er zal wel een flinke bries staan. Tegen middernacht komt de crew van het camperdek nog even een vrachtwagen extra zekeren met luid rammelende kettingen. Nog een paar uur, dan zijn we er!
Zaterdag 30 april: Bari (I) – Glyfa (GR)
We hebben vannacht blijkbaar flink de wind in de rug gehad. Na een tussenstop in Igoumenitsa naderen we een half uur voor de geplande aankomsttijd de haven van Patras. Het ontschepen gaat, in tegenstelling tot in de zomer, razendsnel.
We zijn er! Als we de boot af zijn, moeten we nog even langs een hokje rijden waar gecontroleerd wordt op Corona-certificaten. Veel werk maken ze er niet meer van, de Grieken. Al rijdend even door het open raam wapperen met ons Gele Boekje is genoeg. Snappen we wel, want per 1 mei is een certificaat niet meer nodig om Griekenland binnen te mogen, dus doen ze – typisch Grieks – op 30 april al niet meer moeilijk.
We hobbelen de stad uit op weg naar Gastouni. Daar lokt de My Market en daar zit de helft van ons al de hele week op te vlassen. Voorzien van boodschappen verrijden we ons in het dorp en rijden we per ongeluk in verkeerde richting een straat met éénrichtings-verkeer in. Gelukkig zitten er genoeg mannetjes op het terras aan de koffie en het bier die ons luid roepend en gebarend weer op het juiste spoor zetten. Efcharistó!
We rijden langs de velden waar zomers de enorme watermeloenen liggen te glimmen in de zon. Nu zijn het nog maar kleine plantjes. En hoppa, ons eerste bermbrandje!
Camping Ionion Beach heeft nog plek zat. Onze reservering voor plek A2 is niet goed doorgekomen. Maar we mogen op plek A3 staan.
Het zonnetje schijnt en het is 25 graden. Op naar de beachbar! ‘s Avonds eten we een heerlijke stifado (van konijn, zoals het eigenlijk hoort), Gemista en een salade. We rollen tevreden ons busje weer in. Kalinichta!
De pruimkers staat – onder een blauwe hemel – weer in bloei. Tijd om plannen te maken voor een nieuw seizoen met ons blauwe busje. Als vanouds trappen we af met een bezoekje aan Jelle Talsma voor de APK en aanverwante zaken. Inmiddels is de overtocht van Bari naar Patras geboekt. Maar eerst vliegen we nog voor een paar dagen naar Ivalo in Fins Lapland, op jacht naar het Noorderlicht. Zin an!
Vandaag maken we de oversteek naar Centraal Griekenland. Dit keer laten we de brug tussen Rio en Antirrio links liggen en hobbelen we over de oude weg richting de haven van Rio. Voor 11 euro kun je daar de ferry nemen die langs de brug vaart. De overtocht neemt zo’n 20 minuten in beslag. Een zilte zeebries en een prachtig uitzicht zijn bij de prijs inbegrepen.
Druk is het niet. We kunnen zó het autodek van de Nikolaos oprijden, op het nog lege dek ons busje keren en in z’n achteruit het parkeervak inrijden. En dan gaan algauw de trossen los.
Wat leuk om de oversteek nu eens op deze manier te maken! We varen parallel aan de brug en zien het imposante bouwwerk van een heel andere kant.
Langs het oude fort varen we de haven van Antirrio binnen. We waren als eerste aan boord. En dus rijden we er als laatste weer af.
We pakken de kustweg richting Itea. Een mooie route door dorpjes en langs baaitjes. Je kunt merken dat het september is: de stranden zijn bijna verlaten en er zijn veel minder toeristen onderweg.
In Itea is het tijd voor een terrasje, een pinautomaat en de supermarkt.
Daarna rijden we naar camping Delphi. Zo. Lekker een paar dagen genieten van het rustgevende, fenomenale uitzicht.
Vrijdag 3 en zaterdag 4 september: Delphi (Gr)
Het is nog vroeg in de ochtend als er vrijdag een grote Nederlandse caravan de camping oprijdt. En warempel, de ANWB-vlag wordt gehesen. Hebben wij even mazzel: zitten we zo maar in We zijn er bijna-achtige toestanden! De helft van ons wil er het hare van weten en knoopt een praatje aan met de kwartiermaker. ‘Hallo, we-zijn-er-bijna!’ is waarschijnlijk niet de beste openingszin, want hij is niet erg toeschietelijk. De conversatie met z’n vrouw verloopt stukken soepeler want het gaat over de wasmachine. Daar zijn we eerder op de ochtend al twee keer onverrichter zake heen gelopen: hij is telkens in gebruik. De eigenaar van de camping ziet het zwerk drijven en improviseert ter plekke een inschrijvingslijst. Wij staan met stip op nummer 1. Gelukkig maar. Als er straks 12 campers en caravans komen (of om in groepsreis-termen te blijven: equipes), kom je er anders natuurlijk nooit meer tussen. Zoveel hebben we wel van Omroep Max geleerd. Gaande het proces houdt de vrouw van de kwartiermaker de vinger strak aan de pols. Zodra ze ons ziet lopen, klampt ze ons aan. Of onze was al klaar is? We hebben hem immers een uurtje geleden in de machine gedaan? Ja? Oh, fijn! Dan loopt ze nú even naar equipe nummer 8 om het te melden, want dan zijn die nu aan de beurt.
En ook al loopt er geen cameraploeg rond, de taferelen zijn authentiek: satellietschotels worden voor de caravan gezet, mini-droogmolens uitgeklapt, voorramen gesopt en het mededelingenbord wordt naast de vlag opgehangen. Vanavond wordt er gegeten in het restaurant, morgen gaan ze op excursie naar Delphi. Blijft de hamvraag: wanneer zouden ze gaan jeu de boulen?
Het koelt ‘s avonds lekker af hier op de berg en we genieten van het moment dat onder ons in het dorpje Chrisso, verderop in Itea en aan de overkant van het dal de lichtjes aangaan. Zo glijdt de avond onder een heldere sterrenhemel over in de nacht.
Tegen 03:00 uur wordt de nachtrust opeens wreed verstoord. We horen onder ons in Chrisso luid toeterende auto’s en schreeuwende mensen. Oh nee! Vuur! We horen de vlammen knetteren.
Eindelijk komt de eerste brandweerauto met flikkerende zwaailichten via de weg boven de camping aanrijden, de volgende twee komen via het dal. Pompen slaan aan en dan horen we water spuiten. Na ongeveer een kwartier is het vuur geblust. Brandweermannen met sterke zaklampen beklimmen de heuvel en speuren naar smeulende resten. Een procedure die ze een uur lang elke 10 minuten herhalen. Om 05:00 is de rust weergekeerd. Poeh, zijn wij even een angstige ervaring rijker…
We proberen de slaap weer te vatten en dat lukt maar eventjes. De ANWB-equipes zijn al voor 07:00 uur massaal bij de pinken. Vandaag vroeg met de bus naar Delphi, dus plassen, douchen, haar föhnen, ondertussen luidkeels bespreken wat iedereen voor ontbijtje gaat eten, lekker hard met de deuren slaan en luid rammelen met de klep van de loosput voor het chemische toilet. Ook goedemorgen!
Zaterdag is het de hele dag bewolkt. Er staat een stevig windje en dat maakt het fris. De helft van ons heeft voor het eerst sinds weken weer eens een vestje aan.
We brengen de dag in alle rust bij ons busje door. ‘s Avonds eten we in het restaurant. Voor de zekerheid hebben we een tafeltje gereserveerd. Blijkt ook wel nodig, want ook nu zijn de ANWB-equipes massaal en luidruchtig aanwezig.
En geloof het of niet: je hebt dus écht van die sneue Nederlanders die de drie overgebleven sneetjes brood uit het broodmandje zorgvuldig in een servetje vouwen en steels in hun handtasje stoppen…
Zondag 5 september: Delphi (GR) – Kastraki (GR)
We zijn al bijna klaar met inpakken & wegwezen als de vrouw van de ANWB-kwartiermaker bij ons busje komt met de vraag of we over een uurtje de groepsfoto met de equipes willen maken. De helft van ons is zeer vereerd door dit verzoek. Je voelt je dan toch een beetje de Martine van Os van de camping, nietwaar? Maar om daar nou nog een uur op te wachten… We slaan het verzoek vriendelijk af: Ach wat jammer nou, we wilden nét vertrekken! We wensen elkaar over en weer een hele prettige verdere reis met veel gezelligheid, nemen hartelijk afscheid van Vasili (Tot volgend jaar!) en gaan op weg naar Amfissa. Want de belangrijkste vraag van deze dag schreeuwt om antwoord: Is de allenige koe er dit jaar weer?
Achter Amfissa gaat het richting Lamia. We rijden de bergen in. Algauw zien we de eerste sporen. Kiek! Verse koeienvlaaien! En een paar haarspeldbochten verder… Stop! De chauffeur gooit meteen het stuur om en rijd het uitzichtpunt op. En daar staat ze. Precies op de zelfde plek als vorig jaar en het jaar daarvoor. Hoe is het mogelijk. De helft van ons springt met de telefoon in de aanslag het busje uit. Zodra ze ons in het vizier krijgt, maakt ze zich uit de voeten naar een lager gelegen pad. Maar al is de koe ook nog zo snel…
We verrijden ons na Lamia grandioos. Annie raakt – zelfs mét updates – het spoor compleet bijster. We komen uit in Leianokladi en daar zetten we ons busje maar even aan de kant. Tijd voor een frappé op een terras aan de hoofdweg van het dorp en dat biedt altijd een uitkijkje op het dagelijks leven. Het terras wordt bevolkt door groepjes mannen die, voordat moeder de vrouw het uitgebreide middagmaal op tafel zet, genieten van hun koffie gevolgd door een borrel met een bordje mezze. Er komt, met een pappa als voorganger, een begrafenisstoet voorbij. Als blijk van respect gaat het het hele terras eerbiedig staan. Wij ook.
We vinden uiteindelijk de goede weg richting Kalampaka, dwars door het uitgestrekte laagland. Hier lag miljoenen jaren geleden een enorme binnenzee. Uiteindelijk vond het water een uitweg naar zee bij Thessaloniki en dat eeuwenoude geweld zorgde voor de vorming van de rotsen waarop de kloosters van Meteora werden gebouwd.
De grond is hier vruchtbaar. We rijden langs velden vol maïs, katoen en pepertjes. Armoedig is het hier ook. De dorpen zijn rommelig en de erven en bermen liggen bezaaid met vuilnis.
Als het landbouwgebied richting Trikala overgaat in een langgerekt industrieterrein wordt de treurnis nog groter. Veel leegstand, veel autokerkhoven, afgewisseld met bedrijven die nog wel enigszins floreren. Dit is een lelijk stukje Griekenland. En het regent.
Camping Vrachos in Kastraki – aan de voet van de Meteora – is een typische doorgangscamping voor toeristen die Meteora willen bezoeken. De faciliteiten zijn prima in orde. Zelfs de verrichtingen van Max Verstappen in Zandvoort zijn te zien.
Na een biertje en een wijntje zoeken we een plek. Hé, nummer 8 is vrij! Daar stonden we vorig jaar ook. We parkeren ons busje op nummer 8 en opeens staat er een Duitse mevrouw bij ons. Ze vindt dat we daar niet mogen staan omdat anders de bewoners van een koepeltentje hun auto niet meer bij hun tent zouden kunnen parkeren. Ich möchte dass nür gesagt haben! We noemen haar Eva.
We hebben geen zin in gedoe en zoeken een andere plek op het terreintje. Eva blijkt het zelfbenoemde Hoofd Placering & Advies en haar man is haar sidekick. Samen voorzien ze nieuwkomers graag van ongevraagd advies over van alles en nog wat ‘want ze zijn hier al zó vaak geweest!’. De helft van ons hoopt stiekem dat ze vannacht uit haar daktent valt. Maar dat is natuurlijk niet erg aardig.
We hebben jaren geleden het klooster Megalo Meteoro al eens bezocht en dit keer willen we graag het vrouwenklooster Agios Stefanos bekijken maar dat is op maandag gesloten. Een rustdagje, dan maar. Als we maandagavond in het restaurant eten, horen we dat het klooster minstens 30 dagen dicht is vanwege een Corona-uitbraak onder de nonnen. Ach, dat is niet best. Morgen zien we wel verder.
De Corona-uitbraak onder de nonnetjes blijft ons door het hoofd spoken. Hoe hebben ze het opgelopen? Het is nou immers niet bepaald zo dat ze dagelijks in de winkelstraten van Kalampaka lopen te flaneren en de plaatselijke terrassen, restaurants en clubs onveilig maken. Zouden het dan toch de toeristen zijn die het virus het klooster in hebben gebracht?
Wij besluiten in plaats van Agios Stefanos niet nog een ander klooster te bezoeken en houden het bij een toertje door Meteora. Ook mooi!
Daarna zetten we koers naar Metsovo. Het is een prachtige route. De weg voert door de bergen en slingert zich met talloze haarspeldbochten omhoog. We hebben alle tijd om van het uitzicht te genieten want we sukkelen kilometers lang achter een grote vrachtwagen die langzaam maar zeker omhoog ploegt.
Metsovo is een charmant bergdorp dat het – zowel in de zomer als in de winter – vooral moet hebben van het toerisme. We lunchen aan het plein met een bordje souvlaki en ‘Metsovo Noodles’. Echt bijzonder is het niet. In een van de toeristenwinkeltjes kopen we wat souvenirs voor thuis en een kilo(!) Metsovo-kaas. Dat schijnt een lekkernij te zijn. Je moet ‘m koel bewaren. Hij past amper in de koelkast.
Over de tolweg zoeven we naar Igoumenitsa voor een rondje Lidl en dan gaat het richting Elena’s Beach. Het is bewolkt en fris. Wat een verschil met een maand geleden! Vrijdag trekken we weer verder.
Op een steenworp afstand van de grens met Albanië, een kilometer of 14 van Konitsa, ligt het Wildlife Resort Bourazani. Er is een camperplaats bij en je kunt er fabuleus lekker eten, zo hebben we gehoord en gelezen. Dus, karren maar! We hobbelen naar Igoumenitsa en pakken vanaf daar de oude weg richting Ioannina.
Het is en blijft een mooie route die wel wat tijd kost, maar tijd hebben we genoeg. In Voutsaras strijken we weer neer voor een laatste frappé en bij de bakkerij ernaast kopen we wat lekkers voor de lunch die we later aan de kant van de weg soldaat maken. In de middag bereiken we Bourazani, een onbeduidend dorp in een prachtige omgeving. Het Wildlife Resort is gauw gevonden en daar is geen kip te bekennen. We lopen wat rond en dan steekt de eigenaar z’n hoofd om de deur. Het is een heel vriendelijke man met een hele lieve hond. Natuurlijk mogen we hier een nacht op het parkeerterrein staan! Er is stroom, er zijn buitendouches… Find your place! Hij vertelt dat er vlak in de buurt twee beautiful bridges zijn, een militaire van metaal en daarnaast eentje van steen. Op onze vraag of we vanavond bij hem kunnen eten, betrekt zijn gezicht. No, sorry! Closed until 15 september. The staff needed vacation! Als rechtgeaarde vakantiegangers knikken we natuurlijk empatisch, maar inwendig balen we enorm. Staan we hier, in de middle of nowhere zonder uitzicht op een exquise wild-diner. We betalen hem een tientje voor de overnachting, vinden onze plek en gaan dan maar op zoek naar de beautiful bridges. De lieve hond loopt gezellig met ons mee. Het blijkt vlakbij en inderdaad: het uitzicht is mooi.
Aan de overkant van de weg is er gelukkig een taverna open en daar strijken we neer voor een drankje. Een paar uurtjes later steken we de weg nogmaals over en schuiven er aan voor een heerlijk maaltje.
De lieve hond vlijt zich bij ons tafeltje neer, midden op de weg. Waarschijnlijk is hij wat doof, niet al te snugger of een combinatie van beide want een passerende auto moet flink toeteren voor hij zijn kop optilt en zich tergend langzaam uit de voeten maakt.
‘s Nachts is het oorverdovend stil en koelt het flink af. Nog even en de dekbedden kunnen er weer op!
Als we wakker worden, is alles nat van de dauw. De lieve hond heeft al snel in de gaten dat we weer bij de pinken zijn: hij springt lomp over een muurtje en galoppeert enthousiast kwispelend naar ons busje. Het kuipje van de joghurt slobbert hij met graagte leeg en dan gaat ‘ie lekker liggen zonnebaden in het ochtendlicht. Mooi dat je met zo weinig zo tevreden kunt zijn.
We zijn snel reisklaar en rijden naar Konitsa om een kijkje te nemen bij de beroemde stenen brug over de rivier Aoos. In 1823 werd met de bouw begonnen en 50 jaar later was de brug klaar. Het 40 meter lange en 20 meter hoge bouwwerk werd het symbool van de stad. De bel die onder de brug hangt, klingelt vandaag niet dus kunnen we hem met een gerust hart beklimmen.
We hobbelen terug naar de bruggen bij Bourazani en rijden vanaf daar richting de grens. Het blijkt een ieniemini grenspostje te zijn dat een beetje verweesd in de bergen verscholen ligt.
Een Griekse douanier komt naar buiten. Há! Een klant! Hij wil onze papieren zien, bekijkt ze nauwgezet en vraagt wel drie keer waar we vandaan komen. Nee, druk is het hier niet in deze tijd van het jaar, vertelt hij. Pas als de scholen weer beginnen! De logica daarvan ontgaat ons. Maar goed, de paspoorten worden afgehandeld door z’n collega die inmiddels achter een loketje heeft plaatsgenomen. Ook dat verloopt vlekkeloos. We mogen door naar hun Albanese collega’s.
Als we voor het Albanese hokje staan, is er in geen velden of wegen iemand te bekennen. Vanuit het kantoor klinken luide stemmen. Hebben ze teamoverleg? Dan staat er blijkbaar een heikel punt op de agenda want het volume van de conversatie bereikt grote hoogtes en er wordt steeds meer door elkaar heen geschreeuwd. Wij blijven maar geduldig wachten. Als ze uitgeschreeuwd zijn, zal er wel iemand komen toch? Opeens verschijnt er een vrouw in uniform in de gang. Ze ziet ons staan, schrikt zichtbaar en schiet het kantoor weer in. Na een poosje komt ze gladgestreken naar buiten, neemt plaats in het hokje en dan kunnen de formaliteiten beginnen. Goedgemutst is ze niet bepaald. We krijgen niet eens een stempeltje.
We rijden Albanië binnen. De klok springt een uurtje terug, dus is het nog maar half elf.
We rijden richting Korçe, een rit van 100 kilometer, dwars door de bergen. De eerste kilometers liggen er strak in. Na Leskovik verandert de boel: de omgeving blijft prachtig maar de weg wordt smaller en smaller én slechter en slechter. Harder dan 20 km per uur gaat het niet meer. Dus op deze manier gaan de dik 70 kilometer die ons nog van Korçe scheiden uren duren. Het zij zo. Deze route is immers de enige manier om bij het meer van Ohrid te komen. En wat is het hier mooi!
Het is hier dunbevolkt. Af en toe rijden we door een dorp, soms half verlaten. Kleinschalige tuinbouw lijkt – naast geitenhouderij – het belangrijkste middel van bestaan.
Er lopen hier veel paarden los. Ze hebben een houten zadel op de rug en een bel om de hals. Ze worden gebruikt als lastdier en brengen hun vrije tijd in alle vrijheid door.
We hobbelen en rammelen blijmoedig verder over de weg waar het soms zoeken is naar wat asfalt tussen de gaten. En ineens stuiten we, ergens in de middle of nowhere, op een pastoraal paradijsje.
Resort Farma Sotira (Albanezen houden van de term ‘resort’) is een soort van kinderboerderij waar paarden, kippen, ganzen en eenden los rondlopen tussen talloze prieeltjes waaronder bezoekers kunnen neerstrijken om iets te eten of te drinken.
Er zijn houten terrassen boven vijvers vol forellen die, als je zin hebt in een visje van de grill, ter plekke voor je uit het water worden geschept.
En terwijl we, onder de klanken van Albanese volksmuziek, op een van de terrassen een lekkere cappuccino drinken, kraait een haan op een bruggetje vlakbij de victorie.
Het is dat we naar Pogradec willen, anders bleven we hier graag een nachtje!
Uiteindelijk bereiken we, na dik drie uur rammelen, Korçe. Wat een opluchting dat de weg vanaf daar weer een stuk beter is. Naar Pogradec is het nu nog dik 40 kilometer. We laten de bergen steeds verder achter ons. Het laagland hier is vruchtbaar en overal langs de weg wordt rijke oogst te koop aangeboden.
Het meer van Ohrid ligt er in de late middagzon nog stralend bij.
We vinden een fijne plek op de mooie camping Arbi, die gerund wordt door een supervriendelijke familie.
‘s Avonds pookt de heer des huizes de grill op en eten we kalfsvlees met salade en patat. Bezorgd vraagt hij na afloop waarom we niet alle vlees hebben opgegeten. We bezweren hem dat het heerlijk was, maar veel te veel! Dat het meer bot en zenen was dan vlees… daar wil je zo’n vriendelijke gastheer toch nooit mee voor het hoofd stoten.
De avond valt mooi en we liggen er na deze lange, inspannende dag vroeg in.
Zondag 12 september: Pogradec (AL) – Shkoder (AL)
Het is nog maar 09:00 uur als we door Pogradec rijden. Dat is best een leuke stad, met keurige huizen en tuintjes en balkonnetjes met fleurige plantjes. De Albanezen zijn vroeg bij de pinken: de terrassen zitten al behoorlijk vol en er flaneren families in hun zondagse kleren langs de winkels. Er is op dit vroege tijdstip zelfs al een bruiloft gaande. Niet de enige die we vandaag zullen zien; misschien is zondag wel dé dag om te trouwen in Albanië. De feestelijkheden gaan gepaard met luid toeterende trouwstoeten, waarbij de vrouwen door het open autoraampje wuiven met repen felgekleurde tule. Soms rijdt er zelfs een cabrio voorop waarin iemand zit met een professionele camera op statief om dit onderdeel van de festiviteiten vast te leggen.
‘Wat zwaaien de mensen vriendelijk naar ons, hè?’ Het duurt even voordat we door hebben waarom. Lijnbussen zijn er amper in Albanië. Het openbaar vervoer wordt verzorgd door particulieren met een busje. Wie mee wil rijden, gaat ergens aan de weg staan en steekt zijn hand op als er zo’n busje nadert. Maakt niet uit waar je staat, desnoods op de vluchtstrook van de snelweg. Wij worden vaak aangezien voor zo’n busje. We zwaaien vrolijk terug.
We rijden zo’n 20 kilometer omhoog langs het meer en buigen dan af richting Elbasan. Overal in het landschap zijn de bunkers te zien die onder het regime van Hoxha gebouwd zijn. Soms zijn ze overwoekerd door de natuur, vaak ook hebben ze een andere bestemming gekregen: ze fungeren als kippen- of geitenbok, tuinschuurtje, afwasplaats (zagen we op een camping waar we langsreden) of gewoon als vrolijk lieveheersbeestje.
Halverwege Elbasan stoppen we bij een chaotische pleisterplaats langs de weg. Er is een hotel-in-aanbouw, een market, een restaurant en een toiletgebouw. Iemand verkoopt er peren en druiven, een ander plastic rozen en wat zwerfhonden proberen de passagiers van touringcars met zielige blikken te verleiden tot een aalmoes. In het restaurant zit iedereen aan de soep. ‘Beefsoup!’ lacht de serveerster. Nou vooruit, wij doen mee.
De beefsoup blijkt een smakeloze, vettige substantie waarin allerlei ondefinieerbare stukken vlees en vet drijven. We krijgen ons bordje niet leeg. Terug bij ons busje staat een kip belangstellend naar ons nummerbord te kijken.
Elbasan is een grote, rommelige stad. We rijden langs een markt waar van alles wordt verkocht: gebruikte verfemmers, stapels tweedehands kleren, bed-onderstellen, kapotte schemerlampen.. je kunt het zo gek niet bedenken. Mensen doorzoeken vuilcontainers op zoek naar dingen die ze weer door kunnen verkopen. Een tweedehands autobandenzaak heeft z’n waar tegen de muur van een moskee uitgestald. Een gehandicapte bedelaar loopt met een kindje aan de hand tussen de auto’s door. Het is diepe armoede.
De ringweg van Tirana loopt niet óm de stad maar er dwars doorheen en is één grote bouwput.
Bijna een derde van alle Albanezen woont in de hoofdstad en dus is het er altijd druk. Zoals overal in Albanië zijn er op rotondes geen rijbanen aangegeven. Ook op de ringweg niet. Het verkeer perst zich stapvoets en wringend en dringend door deze flessenhalzen. Het hoofd koel houden en gewoon meedoen, is het devies. We komen er heelhuids door.
Achter Tirana is het landschap vlak. Overal langs de weg staan bedrijven, verkrotte nerinkjes, glimmende trouwpaleizen, roestige benzinepompen en ontelbare meubelzaken. Eind van de middag rijden we de gravelweg naar camping Lake Shkoder op.
Het is er tot onze verrassing heel druk. Bijna alle plaatsen zijn bezet. Toch vinden we nog een mooi plekje. Morgen wordt het hier nog 30 graden dus lassen we een rustdagje in. Nog even genieten van het mooie weer voordat we koers zetten naar huis.
Dinsdag 14 september: Shkoder (AL) – Podaca (HR)
Gisteren kwamen er tot laat in de avond nog campers aanrijden. Alle plekken op de camping en de parkeerplaats raakten vol. De laatste pechvogels moesten zelfs buiten het elektronische hek de nacht doorbrengen. Als het eenmaal licht is, ontstaat er een run op de plekken die wellicht vrijkomen. Zodra wij aanstalten maken met opruimen, staat er al een vriendelijke Nederlandse mevrouw bij ons busje. Of zij onze plek mogen hebben? Tuurlijk! Hoe laat we weg gaan? Nou, dat kan nog even duren want we willen straks eerst nog even lekker ontbijten in het restaurantje. Terwijl we met haar staan te praten worden we door een ander stel aangesproken. ‘Are you leaving? Can we have your place?’ We hadden nooit gedacht dat het in september nog zó druk zou zijn. Wellicht komt dat wel omdat in het voorjaar Europa nog op slot zat door de Corona-crisis en er veel vakanties zijn uitgesteld.
Iets na 09:00 uur zijn we klaar voor vertrek. De schaapherder stuurt zijn kudde keurig aan de kant voor de kampeerders die het gravelpad aframmelen richting de doorgaande weg.
Een dik halfuur later zijn we bij de grens met Montenegro. Het verloopt allemaal vlotjes.
Dwars door de bergen voert de weg ons naar Budva aan de Adriatische kust.
Een klein uurtje later steken we de baai van Kotor over met de ferry.
De grens met Kroatië zijn we snel over. Voor de allereerste keer deze reis worden onze Corona QR-codes officieel gescand.
Zoals altijd is het bij Dubrovnik druk. De parkeerplaatsen langs de weg staan mudvol en het lukt ons niet om een plekje te vinden om even van het prachtige uitzicht te genieten. Jammer!
Het is een dag van grenzen, vandaag. Want we moeten ook nog door een stukje Bosnië-Herzegovina en daarna Kroatië weer in. Gelukkig geeft dat amper oponthoud. De voorraden moeten wel weer aangevuld, want de laatste keer dat we boodschappen hebben gedaan was in Igoumenitsa. Dus vereren we de Lidl in Ploce met een bezoekje. En daarna is het zo zoetjesaan tijd om een camping op te zoeken.
We hebben ons oog laten vallen op camp Podaca. Het is even manoeuvreren om het terrein op te komen, want de toegangsweg is smal en steil. Met een camper die langer is dan 7 meter moet je hier eigenlijk niet komen. We worden hartelijk ontvangen door de eigenaresse die ons de laatste vrije plekken laat zien. Trots is ze op de olijfbomen die afgeladen vol hangen met dikke, glanzende olijven. ‘This year 5 tons! A very good year!’ lacht ze breed. De oogst zal op 22 oktober beginnen. Ze heeft er al zin in.
In de avond scharrelen we via de talloze trappen op de camping naar de kleine, charmante boulevard beneden.
We kiezen een restaurantje waar je vlak aan zee zit. Terwijl de golven rustig op het kiezelstrandje kabbelen, draaft de enige ober die het etablissement rijk is – trapje op trapje af – de benen uit z’n lijf om de gasten te bedienen met heerlijk eten.
Woensdag 15 september: Podaca (HR) – Rakitje (HR)
Vroeg uit de veren, want we ruiken de stal. We wenden de steven linea recta richting de tolweg en de kilometers glijden in rap tempo onder de wielen door. Ter hoogte van Skradin maken een lunch-stop uit eigen keuken. Vanaf de parkeerplaats heb je een prachtig uitzicht op het stadje.
Ook hier zien we (beginnende) natuurbrandjes en overvliegende blusvliegtuigen.
Onderweg is het niet druk, dus schieten we lekker op. Tegen het eind van de middag rijden we Camp Zagreb in Rakitje op. Het is inmiddels bewolkt, winderig en voor ons doen flink frisjes. Een borreltje, de pannen op het vuur en dan niet te laat onder de wol. We zijn er bijna!
Zonder dralen vervolgen we vroeg in de ochtend onze weg. Iets na half 10 staan we bij de grens met Slovenië.
In Lesce, vlakbij Bled, lunchen we bij de Mac. Voor het eerst deze reis moeten we onze digitale QR-code laten zien om naar binnen te mogen. Komt ‘ie toch nog van pas!
Rond 13:00 rijden we Slovenië uit.
Aan de Oostenrijkse kant van de Karawanken verslechtert het weer in rap tempo. Regen, files… het is treurnis alom.
Zo voorspoedig als de ochtend verliep, zo stroperig gaat de middag. Snel snel een rondje door de Spar en dan rijden we de camperplaats bij Aqua Salza op. Het miezert en het is koud. Wat zijn we toch een mooi-weer-camperaars 🙂
Vrijdag 17 september: Golling (A) – Leeuwarden
Er is niks dat ons onder deze grauwe luchten in Oostenrijk kan houden. Vol het gas er op dus. In één ruk rijden we naar huis. Een lange, vermoeiende dag. Maar wat zijn we blij om weer thuis te zijn. Mét mooie herinneringen aan weer een prachtige reis!
Midden in een – zelfs voor Griekse begrippen – historische hittegolf is het krieken het fijnste moment van de dag. Vlak voor de zon opkomt, wappert er af en toe een vlaagje koelte vanaf zee. De camping is nog in volle rust. Her en der liggen er tussen de tenten, caravans en campers mensen op luchtbedjes buiten te slapen. Een visser pruttelt langs. Vissen dartelen voor z’n bootje uit. In de bomen kwinkeleren de vogeltjes. Opa sproeit op z’n dooie akkertje de borders en de potten.
Als de zon eenmaal op is, loopt de temperatuur snel op. Alleen de ochtend is geschikt voor activiteit. Of nou ja.. activiteit? We komen niet verder dan het bereiden van het ontbijt en de lunch. Tussendoor spetteren we een handwasje aan de lijn en vullen we de waterzak van de buitendouche. Die warmt in deze hitte binnen een kwartiertje op. Lekker makkelijk, dan kunnen we meteen na het dobberen in zee het zoute zeewater van ons afspoelen. Nog even twee frappé’s-to-go scoren en dan zitten de dagelijkse beslommeringen er ook wel weer op.
Tegen het eind van de middag zijn de minste uurtjes. Dat is – zo vindt de helft van ons – normaliter ook altijd al zo in zomers Griekenland, maar nu in deze hittegolf is het helemaal niet meer uit te houden. Alles zindert, blakert en schroeit in de blakstille hitte.
De ventilator in het dakluik brengt – op de gierende hoogste stand – nauwelijks nog verlichting. Na een douche breekt het zweet je meteen weer uit. Tegen het vallen van de avond vervoegen we ons bij de taverna voor een lekker maaltje. Ook daar in de schaduw is het nog zweterig warm. Normaal gesproken zou het om deze tijd toch een beetje moeten afkoelen.
Woensdag lezen we op het Griekse nieuws dat de dorpen Roviès en Limni op Evia wegens bosbranden via zee zijn geëvacueerd. Twee jaar geleden waren we daar een paar dagen. Als daar de doorgaande weg door vuur bedreigd wordt, is het water de allerlaatste uitweg. Hier, aan de overkant van de baai, zien we overdag de brandweerauto’s op de uitkijkpost staan. Ook ‘s avonds zien we hun zwaailichten in het donker. Gelukkig is er niks aan de hand.
Het loopt tegen 10:30 uur als ons busje startklaar staat om te vertrekken van Elena’s Beach. We drinken nog een frappé-tje op het terras en nemen hartelijk afscheid. Als alles goed gaat, komen we in september zeker terug. We ronden via Plataria de baai en als we aan de overkant omhoog klimmen richting Syvota zien we de brandweer – die we de afgelopen dagen met de verrekijker vaker hebben gespot – in levende lijve staan.
In Syvota zetten we het busje even aan de kant voor een bezoekje aan een supermarket en zo’n obligaat toeristenwinkeltje waar ze luchtbedjes-voor-in-zee verkopen met een net-bodem. Hang je lekker met je achterkantje te dobberen in zee. En dat is geen overbodige luxe want het is nog steeds hartverscheurend warm. De route langs de kust is adembenemend mooi.
De delta van de Acheron ligt er in de stralende zon mooi bij. De bron laten we dit keer liggen. We hebben de River Pirates van vorig jaar immers nog helder op ons netvlies.
We sukkelen langs de toeristische chaos in Parga, zoeven voor 3 euro door de tunnel bij Preveza en hobbelen langs het vliegveld. TUI is er niet, dit keer.
Na een stuk gloednieuwe tolweg-zonder-tolpoortjes komen we op de oude weg naar Lefkas en hobbeldebobbelen we over de brug die het eiland met de vaste wal verbindt.
Dwars door nauwe achterafstraatjes in Lefkada gaat het, want Annie weet het weer beter. Waarom hebben we toch áltijd ruzie met haar over de snelste/kortste route?! In Nidri mag je niet meer rechtdoor. Zo komen we onverwacht opeens langs het appartementenhotel Royal Nidri waar we ons 25-jarig huwelijk vierden met de kinderen. Wat een mooie herinneringen!
We rijden verder op zoek naar een camping. Opeens komt er een brommertje naast ons rijden. Dat zal Nikós zijn, van camping Santa Mavra. En ja hoor! We rammelen achter hem aan naar z’n camping en krijgen een ruime plek vlak bij de receptie, de minimarket, het zwembadje en daarachter het troosteloze cafetaria en het strand. De ontvangst door een jonge medewerker is allerhartelijkst. We installeren ons en lopen richting zee. Daar is, net buiten het campingterrein, een charmante taverna.
We bekijken op het terras onder het genot van een Mythos en een wijntje de folder van de camping nog eens goed: Dat zandstrand, zie jij dat ergens? En die ruime plekken aan zee waar pensionado’s lachend op het groene gras door een verrekijker naar zee kijken? Nee op alles. Haha! Die Nikós-op-z’n-brommertje toch. Wat een snaak! De Griekse pensionado’s kan het weinig schelen dat Nikós de zaken mooier voorstelt dan ze zijn. Die houden al dobberend hun vaste namiddag-theekransje.
‘s Avonds eten we in de taverna. Het is er druk. Tijdens het eten steekt er vanuit zee ineens een harde wind op. Oh, wat heerlijk! Het koelt er lekker van af.
De culinaire pret wordt wreed verstoord door indringend piepende telefoons. De Griekse overheid doet een alert uitgaan.
Terug bij ons busje is de wind gaan liggen en is het weer net zo warm en benauwd als anders. De helft van ons kan de slaap niet vatten en zit tot 03:00 uur buiten. Dan is het nog steeds onrustig op de camping. Santa Mavra is niet echt onze plek. Morgen verkassen we weer.
Vrijdag 6 augustus: Dessimi (GR) – Vasiliki (GR)
Ondanks een slechte nacht zijn we toch weer redelijk vroeg bij de pinken. De sanitaire faciliteiten op de camping zijn, zelfs voor Griekse begrippen, ondermaats. Ze schreeuwen gebrek aan onderhoud én een regelmatige schoonmaakbeurt. Dat zegt over het algemeen veel over de bedrijfsvoering van de uitbater. Als ‘ie wat minder op z’n scootertje zou rondscheuren, bleef er misschien wat meer tijd en aandacht over voor het daadwerkelijk runnen van z’n camping. We scoren wel een lekker vers broodje in de minimarket, drinken een bakje koffie en dan is het zaak de gribus hier zo snel mogelijk te verlaten.
Ver gaan we niet, vandaag. Vasiliki ligt zo’n 17 kilometer verderop en daar schijnt, vlakbij de haven, ook een camping te zijn. Annie wil ons het centrum van Vasiliki graag even laten zien. Leuk hier, hoor. En aardige mensen! Een bouwvakker die in één van de nauwe straatjes aan de slag is, zet graag wat spullen aan de kant zodat we kunnen passeren. We rijden zowat óver de tafeltjes heen waaraan Grieken hun ochtend-koffie drinken. Die kijken niet op of om. En een oud vrouwtje met een aftandse kinderwagen vol knoflook maakt zich behulpzaam uit de voeten.
Er is nog plek op de camping. Wát een verschil met Santa Mavra. De sfeer is vriendelijk en relaxed. Er is keuze uit meerdere plekken en we kiezen er eentje achteraan op het terrein in de schaduw van een enorme, oude moerbei die in deze droogte nauwelijks vruchtjes draagt. Installeren maar en dan eerst maar even bijkomen van vannacht. Gelukkig waait er een windje en gaat de zon geregeld schuil achter de wolken. Het is eindelijk een klein beetje minder warm.
Tegen 15:00 uur lopen we de camping af naar het dorp. Dat is een wandelingetje van hooguit 500 meter.
In het toeristische centrum omzomen terrassen van talloze eettentjes de vriendelijke baai waar plaatselijke vissersbootjes en toeristenboten die adverteren met daytrips naar Porto Katsiki zij aan zij liggen. Het strand van Katsiki is inderdaad fenomenaal mooi. Wij waren daar jaren geleden in het vroege voorjaar. Toen was het er stil en verlaten en genoten we volop van de rust en het majestueuze uitzicht. Hoe het er midden in het hoogseizoen bij ligt? Aan de toeristenboten te zien, zal het er nu wel een drukte van belang zijn. We schuiven met een windje vanaf zee aan op één van de vele terrasjes. De instructies zijn helder.
Terug op de camping wachten een lekkere douche en een maaltje op het terras van het restaurantje.
Zaterdag 7 augustus: Vasiliki (GR)
Een dagje niksen is welkom en de helft van ons slaapt, na een halve doorwaakte nacht, zowaar uit tot 10:30 uur. Onder de grote moerbei brengen we de dag met niks-doen door. Lunchen, een afwasje doen, even douchen, puzzeltje maken, boekje lezen… verder komen we vandaag niet. Tegen de avond lopen we naar het dorp.
De buitenhaven ligt er wat treurig bij. In 2018 werd het westen van Griekenland getroffen door een zware aardbeving en die beschadigde ook de infrastructuur van de haven van Vasiliki. De herstelwerkzaamheden zijn nog steeds niet klaar. Wie nu met de veerboot naar Kefalonia wil, moet uitwijken naar Nidri.
Aan de boulevard is het flaneren al in volle gang en ook wij doen vrolijk mee. De zon zakt snel achter de bergen.
We eten ons maaltje bij Taverna Dolphin. Daar schijnt Ernest Hemmingway vroeger ook frequent aangestoken te zijn na afloop van de dolfijnen-jacht, zo staat op een gevelsteen te lezen. Of hij gekozen zou hebben voor de spaghetti zal wel eeuwig een raadsel blijven.
Zondag 8 augustus: Vasiliki (GR) – Glyfa (GR)
Het is rustig wakker worden. Vannacht koelde het lekker af. De ventilator kon uit en het lakentje over. We ontbijten licht en pakken dan de boel in. We willen via de westkust omhoog naar Lefkada en dan richting Vonitsa aan de Amvrakikos Kolpos. Er zijn amper campings in dat gebied, maar wie weet vinden we daar voor een nacht een mooie camperplek.
De weg door het binnenland van Lefkas is rustig, hier en daar in de dorpjes enorm smal en leidt langs mooie vergezichten.
In de dorpen aan de kust is het enorm druk. Het is zondag en dan trekken de Grieken er massaal op uit. Bussen vol dagtoeristen worden aangevoerd. Wij laten de touringcar vóór ons graag de weg banen door de smalle straten die nóg smaller worden omdat de Grieken zich weinig aantrekken van parkeerverboden. Ze benutten elke vrije centimeter en spoeden zich vervolgens met opgeblazen flamingo’s, hamburgers en donuts naar het strand.
Als we Lefkas aframmelen via de brug staat er in tegenovergestelde richting een flinke file te wachten.
De weg langs de Amvrakikos Kolpos wil maar niet echt mooi worden. In Amfilochia drinken we een frappé en bezinnen we ons op de verdere route. Ons gevoel zegt ons dat het – gezien de situatie met de bosbranden – het veiligst is om zoveel mogelijk aan de westkust te blijven. Dan zijn er twee mogelijkheden: weer omhoog naar het noorden of de brug over bij Antirrio naar de westkust van de Peloponnesos.
We kiezen voor het laatste en bellen met camping Ionion Beach. Die ligt in een vlak landbouwgebied zonder bossen en meteen aan zee. We zijn er al vaker geweest en weten dat het er goed vertoeven is. Er worden drie plekken voor ons gereserveerd: ‘When you arrive, you can choose!’
We nemen de tolweg naar de brug. Als we op de brug links van ons kijken, gaat het uitzicht op de golf van Korinthe schuil achter een grijs-bruine waas. De rook en as van de branden…
Vanaf hier is het nog zo’n 70 kilometer naar Ionion Beach. Onderweg worden we ingehaald door een bus van de brandweer, vol met brandweermannen. Die gaan vast en zeker naar het binnenland, richting Olympia, om daar hun collega’s te ondersteunen of af te lossen.
Wij buigen rechtsaf naar de kust. En daar staan we dan. Dit keer niet pal aan zee helaas, want daar staat alles vol. Maar hier op rij twee, op een dubbele plek, is een prima alternatief. We blijven, als alles goed gaat, de komende dagen lekker hier.
Maandag 9 t/m vrijdag 13 augustus: Glyfa
Camping Ionion Beach heeft alle ingrediënten voor een aantal dagen ultiem luieren. B16 is een mooie, ruime plek aan een doodlopend ‘straatje’ en grenst aan de tuin van de appartementen.
Het zwembad, de zee, het restaurant, de supermarkt en de beachbar zijn dertig stappen ver.
Achter ons staat een lief, bejaard Zwitsers echtpaar met hun camper. Het zijn langkampeerders: ze blijven hier tot half oktober. Elke ochtend geven ze de campingkatjes elk hun eigen bakje voer. Die zitten tegen 06:00 al vol verwachting bij hun camper te vlassen op wat komen gaat. Het meest schuwe katje dat duidelijk niet opgewassen is tegen de territoriumdrift van z’n collega’s wordt liefdevol op een muurtje getild en krijgt daar – in alle rust – het ontbijtje geserveerd.
Op het langgerekte zandstrand van de camping – met gratis ligbedjes, parasollen en prima stranddouches – is nooit echt druk.
Langs het strand bloeien strandnarcissen.
De dagen zijn warm, met af en toe een verkoelend windje van zee. Soms wakkert de wind uit het noord-westen aan of brengt de klamme nacht een grijze ochtend met zeemist die de contouren van Zakynthos in de verte verbergt. Maar al snel staat de zon weer te stralen.
Er vliegen Canadair- blusvliegtuigen over die onderweg zijn naar de branden die op de Peloponnesos nog steeds oplaaien.
Donderdagochtend zit de helft van ons – na een drukkend warme nacht – tegen het ochtendgloren al weer buiten. Huh? Regendruppels op de luifel?! Er vallen twee lichte buitjes. Later lezen we op Griekse nieuws dat heviger buien elders verlichting hebben gebracht in brandende gebieden. Gelukkig maar!
De Grieken op de camping kamperen veelal in kleine koepeltentjes. Nogal basic, zou je kunnen denken. Maar hier op Ionion Beach kun je bij je kampeerplek gewoon ook een keukenblok-voor-buiten en een enorme koelkast-met-diepvriesvak bestellen. Die worden aangevoerd met een vorkheftruckje, op pallets geplaatst, aangesloten op water en stroom en dat alles overdekt door een luxe party-tent of een enorme parasol.
En verder gebeurt er niet zoveel. Het tempo wordt bepaald door zon, zee en zwembad. We gooien een was in machine, lunchen in de beachbar of schuiven ‘s avonds aan in het restaurant. Met ‘reizen’ heeft het weinig te maken, met vakantievieren des te meer.
Tegen het eind van de week zien we steeds meer lege plekken verschijnen op de camping. Ook voor ons wordt het tijd weer eens verder te trekken. Het waren heerlijke, relaxte dagen hier. Morgen gaan we op zoek naar een nieuw voortuintje.
Zaterdag 14 augustus: Glyfa (GR) – Gialova (GR)
Het loopt tegen half 11 als we Ionion Beach verlaten. Eerst nog even langs de sani-plek die een stukje buiten de camping ligt. Daar lozen en tanken we water en hozen we het dikste stof van de ramen. Zo, weer ruim zicht! Spic & span kachelen we naar de New National Road richting zuiden. De helft van ons vindt het maar een vervelende weg. Volgens Grieks gebruik rijdt iedereen op dit traject half op de vluchtstrook. En dat nodigt uit tot inhalen in het midden van de tweebaansweg. Ook voor onoverzichtelijke bochten én over doorgetrokken strepen. Vorig jaar schepten we op deze weg bijna in één klap twee honden die mee renden met hun baasje op de trekker. Dit keer gaat het gelukkig zonder hartverzakkingen.
In Kalo Nero drinken we een frappé aan het strand dat bij camperaars beroemd is om z’n gedoogplekken. Hier kun je, met wat geluk, een prima plek onder de bomen vinden vlak aan het strand waar talloze nesten van zeeschildpadden zijn gemarkeerd. We zien maar weinig vrije vogels staan. Wellicht is het voor- of naseizoen een betere tijd. Nu staat het hutjemutje vol met Griekse dagtoeristen. De brandweer rijdt langs. Die zullen ook wel zin hebben in een bakje koffie.
Verder naar het zuiden komen we door Filiatra langs de replica van de Eiffeltoren die de Grieks-Amerikaanse arts en zelfbenoemd kunstenaar Charalambos Fourniakis hier neer plantte.
Dwars door het dorpje Marathopoli gaat het. ‘Kiek! Daar is die taverna waar we toen zo heerlijk hebben gegeten!’ Ook nu zit het er stampvol lunchende Grieken.
De kuststrook is vlak en vruchtbaar hier. De meeste inwoners leven van de landbouw. De weg wordt geflankeerd door grote olijfgaarden die profiteren van de ligging tussen het gebergte en de Ionische zee. Dankzij een gunstig microklimaat leveren deze gaarden olijfolie van uitstekende kwaliteit.
Tegen half vier komen we aan op camping Navarino Beach, een smalle langgerekte camping direct aan het zandstrand van de Navarino baai. Het levendige dorpje Gialova ligt, via een wandelingetje langs het strand, vlakbij. We vinden een mooie plek onder een groot schaduwdoek.
Klein minpuntje: als we de stroom aansluiten, brandt er een zekering door in de pas vervangen zekeringenkast. Dat het licht in het busje het daardoor niet meer doet, is nog niet zo erg. Maar ook de ventilator in het dakluik achterin doet het niet meer. Gelukkig heeft het technisch thuisfront in 058 ons een zakje zekeringen in allerlei kleuren en maten meegegeven. We vervangen de kapotte zekering een aantal keren maar telkens brandt hij weer door. Wel hier&daar&overal! Het begint intussen al flink te schemeren dus gooien we eerst de souvlaki’s die al lekker een paar uurtjes in de koelkast hebben liggen marineren maar op de grillplaat. Morgen zien we wel verder…
Zondag 15 t/m dinsdag 17 augustus: Gialova (GR)
Vandaag vieren de Grieken Maria Hemelvaart en de kerkklokken beieren al vroeg. Na een prima nachtje slapen – gelukkig blies er een mals zeewindje door de ramen – besluiten we het zekeringen-gedoe maar te laten voor wat het is. De waterpomp, het gasstel en de koelkast doen het nog en dat is het belangrijkste. We willen geen risico nemen dat de hele zekeringenkast het begeeft. Mochten we stomtoevallig nog ergens een camperbedrijf tegenkomen, kunnen we er altijd even naar laten kijken en anders doen we het wel als we weer thuis zijn. De komende dagen scoren we wel ergens een klein ventilatortje of zoeken we alleen plekken aan zee op: daar waait immer altijd een lekker briesje. Let it go & over tot de orde van de dag.
Ontbijtje, handwasje, een rondje langs het nieuws, koffie drinken, verse abrikozen eten die zo melig blijken te zijn dat ze in de afvalbak belanden, een sappige watermeloen slachten… We zijn zomaar een paar uurtjes verder. In de middag vliegen rond een uur of twee ineens blushelikopters over de camping om in de baai water te scheppen. Ze vertrekken in oostelijke richting en zijn een paar minuten later alweer terug. In het achterland is het dus ergens mis. Maar waar? Het nieuwsgierigste Aagje onder ons spoedt zich naar de minimarket voor wat zogenaamd noodzakelijke boodschapjes en een praatje met de aardige jongeman achter de kassa. Hij vertelt dat het brandt in het binnenland achter de heuvels, in het dorp Mpalodimeika. ‘But no worries!’ lacht hij vanachter z’n mondkapje. Oké dan. Maar waarom vliegen die heli’s dan maar steeds af en aan? Een dik uur later is de brand blijkbaar geblust want de helikopters komen niet meer terug. Poeh, het hart weer gerust.
‘s Avonds scharrelen we via het strand naar Gialova. Een dorpje dat toeristisch gezien drijft op één winkelstraat en talloze restaurants en taverna’s aan zee.
Na een wandelingetje naar de pier strijken we vlak aan zee neer aan een tafeltje bij één van de vele restaurantjes. Je ziet het vaker in Griekenland: het zoontje van de uitbater (of de kok, of de serveerster), zet z’n eerste stappen op het horeca-pad en voorziet ons van glazen, water en het mandje brood met bestek. Hooguit twaalf jaar oud, nog dodelijk verlegen en uiterst onzeker vermijdt hij het liefst elk contact maar een compliment voor z’n goede werk brengt een voorzichtige glimlach op z’n bolle wangetjes. En natuurlijk krijgt hij een fooi.
We willen graag de opgraving van Nestor’s Palace bezoeken. Die ligt hier zo’n 15 kilometer vandaan. Vertrekken we morgen al of stellen we het uit tot woensdag? Op dinsdag zijn alle musea en opgravingen immers dicht. We besluiten nog een paar dagen te blijven.
De volgende dag voelt de helft van ons zich niet lekker: grieperig en koortsig. Het hoort er in deze contreien wel een beetje bij in dit warme weer: voor je het weet ‘hap’ je een onschuldig virusje dat je een dagje lamlegt. We komen de camping die dag niet af. De patiënt slaapt veel, eet weinig en voelt zich de volgende dag al weer stukken beter. Nog een dagje zon, zee en strand er achteraan en dan breken we woensdag weer op.
Woensdag 18 augustus: Gialova (GR) – Stoupa (GR)
We zijn al vroeg uit de veren en maken na het ontbijt het busje klaar voor vertrek. De veger moet er even flink door, want na 4 nachten op zanderige bodem zit het stof en het zand werkelijk overal. We zijn nou eenmaal niet van die camperaars-met-een-buitenkleedje die telkens als ze naar binnen gaan hun slippers keurig uitdoen.. We doen het kalmpjes aan want na een koele nacht staat de zon al snel weer flink te branden.
Iets na half 11 rijden we het parkeerterrein bij Nestor’s Palace op. Her en der staan auto’s in de schaduw onder de bomen. Druk is het nog niet, maar wijs geworden door de jaren heen parkeren we ons busje zó dat we straks weer makkelijk weg kunnen rijden.
We lopen het terrein op langs de kiosk-met-terras waar je wat kunt eten en drinken. Enjoy the view! heeft de uitbater op zijn krijtbord geschreven. En inderdaad: het uitzicht is mooi.
Ze zijn er meesters in, de Grieken, om hun cultureel erfgoed zo mooi mogelijk tentoon te stellen. Altijd zijn de terreinen tip-top onderhouden, met uitbundig bloeiende oleanders en fleurige potplanten. Verder is soberheid troef en laten ze vooral het landschap spreken. De noodzakelijke gebouwtjes zoals toiletten en ticketbureaus gaan bescheiden op in de omgeving. Wij lopen door naar het gebouwtje waar ze entreekaartjes verkopen. Voor 6 euro p.p. mogen we verder.
Via een open, stalen trap onder de ‘tent’ die het centrale deel van het paleis overspant, komen we op de looppaden boven de opgraving.
Het is bijzonder om niet dóór maar bóven een archeologisch terrein te lopen. Het overzicht dat de loopbruggen bieden brengt samen met de borden die uitstekende informatie in het Engels geven, het paleis uit de Myceense tijd tot leven.
Op het terrasje bij de kiosk drinken we nog een frappé en dan zetten we koers richting Kalamata.
We zouden ons niet zijn als we ons eens níet zouden verrijden. En dat doen we dan ook prompt. Bij Kalamata schieten we de tolweg op richting Sparta, maar daar willen we helemaal niet naar toe. Afslaan kan niet meer, dus dat wordt dokken bij de tolpoortjes. Vlak achter de tolpoortjes is een uitrit. Hup, over het viaduct en aan de andere kant de weg weer op richting Kalamata. Twee keer knipperen en dan staan we weer bij het tolstation. We proberen de medewerker in het tolhokje nog te vermurwen om de slagboom gratis voor ons te openen maar daar trapt hij natuurlijk niet in. Lachend laat hij weten dat we toch echt wéér moeten betalen. Ach, dat snappen we ook wel. Dus betalen we weer. Het is – qua kilometers – ons duurste ritje over de tolweg ooit: 10 euro voor twee kilometer. Dit record pakt niemand ons meer af!
Achter Kalamata rijden we de Buiten Mani op. Het is een prachtige route. Authentieke dorpjes hangen tussen de olijfbomen en cipressen tegen de berghellingen aan. Het lijkt wel één grote tuin. De Goden moeten veel plezier hebben gehad toen ze dit stukje Griekenland schiepen..
Tegen drie uur rijden we camping Kalogria in Stoupa op.
We krijgen een plekje onder een grote plataan. Geen moerbeien dus dit keer. De helft van ons haalt bij de snakbar (zoals de Grieken vaak adverteren) 30 meter verderop twee lekkere pita’s gyros als verlate lunch.
De rest van de middag brengen we in de schaduw door. Het is blakstil en erg warm. Tegen half negen lopen we langs Zorba en z’n maat naar Kalogria strand.
De strandbedden zijn leeg, de parasols ingeklapt en de drukte en gezelligheid heeft zich verplaatst naar de taverna’s rond het baaitje. Wij kiezen – net als vorig jaar – voor taverna Almyriki. We moeten even wachten op een tafeltje maar dat hebben we er graag voor over. Want wat kun je daar heerlijk eten!
Donderdag 19 augustus: Stoupa (GR) – Gythio (GR)
Op veel Griekse campings – de uitzonderingen daargelaten – is de WiFi nogal brak. Overdag dan. Want als je rond een uurtje of 04:00 zwetend van de hitte in het donker naast je busje zit, werkt alles opeens als een tierelier. We hebben al menig blogje rond deze tijd het internet op kunnen slingeren. En camping Kalogria is geen uitzondering.
Vandaag staat een toertje door de Binnen-Mani op de rol. Voor ons één van de allermooiste streken van de Peloponnesos. Elke keer weer zijn we onder de indruk van dit prachtige stukje Griekenland. Vanuit Stoupa vertrekken we halverwege de ochtend richting Oitylo.
Daar, aan de baai en aan de voet van de kloof die dwars over de Mani loopt, begint de Binnen-Mani.
We houden van het landschap dat, hoe zuidelijker je komt, steeds woester en kaler wordt. Van de dorpen die met hun karakteristieke huizen opgaan in de omgeving, van de gestapelde stenen muurtjes die van oudsher kris-kras perceelgrenzen aangeven. Van de ruige bergen en de ontelbare azuurblauwe baaitjes in de diepte.
We komen langs een zwartgeblakerde berghelling. Het vuur is geblust maar er hangt nog een zware brandlucht. De brandweer staat er te posten. We rijden gauw door.
In Vathia is het tijd voor een frappé. Lekker in de schaduw op het terras van de taverna genieten we van het uitzicht op wellicht wel het meest fotogenieke dorp in de Mani.
Terug in Areopoli steken we door het binnenland over naar Gythio. Ongeveer 9 kilometer voor Gythio rijden we een paar kilometer lang door de resten van een enorme bosbrand die hier kortgeleden woedde. Verwoeste huizen, verkoolde bomen en ontelbare aangetaste olijfbomen waarvan de bladeren niet meer zilverachtig groen zijn maar door de hitte zijn verdord tot goudbruin. We zijn er stil van.
In Gythio is het, zoals altijd, druk. Een parkeerplek is er niet te vinden. De tentakels van inktvissen hangen als slingers tussen lantaarnpalen om de toeristen het terras op te lokken.
We worden onaangenaam verrast als we camping Gythion Bay oprijden. Wát is het hier druk! Met stom geluk vinden we voor één nacht nog een plekje. Van de relaxte sfeer die we van eerdere keren kennen, is niks meer over. De muziek van de poolbar dreunt keihard over het terrein en dat zal – al weten we dat nog niet – tot na middernacht doorgaan. We hebben geen zin om in deze herrie bij het restaurant van de camping te gaan eten. Dus slaan we, als de avond valt, rechtsaf het strand op naar Taki’s taverna.
We worden hartelijk ontvangen. De glazen worden volgeschonken, het mandje met brood gebracht en páts! Het licht valt uit. Meteen schieten medewerkers toe met lantaarntjes in allerlei soorten en maten. Het maantje doet de zee glinsteren, de lichtjes flakkeren in een zwoel briesje… het is een plaatje.
We worden uitgenodigd om in de keuken het allerlekkerste uit te kiezen. Voldaan scharrelen we later in het donker terug over het strand. Wat een mooie avond!
Omdat we toch maar 1 nachtje zouden blijven, hebben we gister niet de moeite genomen om de luifel uit te draaien. Dus staat de zon alweer vroeg op onze bolletjes te blakeren. We kopen twee croissantjes in de campingwinkel, zetten een bakje Nescafé en dan breken we zo snel mogelijk weer op.
Zelfs rond een uur of 10 is het al druk in Gythion. Ook nu vinden we geen plek om ons busje te parkeren zodat het frappé’tje er eerst bij inschiet. Richting Skala gaat het en dan kom je langs het beroemde scheepswrak.
De eerstvolgende kilometers rijden we nog langs de kust.
En dan rijden we het tuinbouwgebied in langs uitgestrekte boomgaarden met sinaasappelbomen. Het belooft een rijke oogst te worden. Achter Skala rijden we, geflankeerd door olijfgaarden, het Parnonas gebergte in richting Kosmas dat op 1140 meter hoogte ligt. De route naar Kosmas toe klimt geleidelijk, achter Kosmas begint het ‘echte’ werk. Het beroemde nonnenklooster Moni Elonas dat op 650 meter hoogte aan de bergwand hangt, missen we compleet vanwege de kramen met potten, pannen, schalen en andere gebruiksvoorwerpen die vlak langs de weg staan. Het oorlogsmonument vlak vóór Kosmas zien we wel.
De straten van Kosmas zijn nauw en rond het plein is geen plaats om ons busje te parkeren. Jammer! We waren graag even neergestreken op één van de terrasjes op het dorpspleintje. Het straatje dat ons Kosmas uit brengt richting Leonido is niet meer dan een smalle steeg, heeft een stijgingspercentage van minstens 20 procent én een drietal vreemde bochten. Als je hier een tegenligger tegenkomt… Gelukkig zijn de goden ons goedgezind en kunnen we even verderop genieten van het uitzicht op het dorp.
We dalen dwars door het gebergte via ontelbare haarspeldbochten af naar zee.
Het is een prachtige route, al is het voor de chauffeur wel een inspannende rit.
En dan opeens, nadat de bergen zich vernauwen tot een smalle kloof waardoor een – nu droge – rivierbedding loopt – opent het landschap zich en rijden we het mooie, groene Leonidio in.
Achter Leonidio gaan we langs de kust van de Argolische Golf weer omhoog richting Plataría Tyrou.
De ontvangst op camping Zaristi is allerhartelijkst, de sfeer is rustig en gemoedelijk Grieks. Onze plek is misschien wat smal maar wel lekker onder schaduwdoek. Hier blijven we een paar dagen.
Zaterdag 21 en zondag 22 augustus: Paralía Tyrou (GR)
Poeh! Wat is het warm! De helft van ons zit de halve nacht buiten te doezelen in de stoel. Pas tegen het ochtendgloren wordt het iets koeler. In de loop van de dag neemt de bewolking toe. Er staat geen zuchtje wind en het wordt drukkend warm. In de verte rollen de donderslagen over de bergen. En dan… ja! Het regent!
Veel stelt het niet voor, maar genoeg om de buitenboel van onze Duitse buren die met hun busje naar Nafplion zijn, nat te regenen. Samen met de vriendelijke ‘vaste’ Griekse buurman-aan-de-overkant redden we hun broodrooster(!), de sapcentrifuge(!) en de daardoor broodnodige verdeelstekkers van kortsluiting.
Het frist er lekker van op. We eten ‘s avonds een prima souvlaki en bifteki in het camping-restaurant. Daar kun je ook afhalen en dat doen de Grieken met vaste staanplaatsen hier ‘s avonds én ‘s middags massaal. Tussen half twee en half vier is het strand verlaten. Dan zitten de Grieken hier allemaal aan het uitgebreide middagmaal. Wij benutten die tijd voor een rustige duik in zee.
We spelen een potje tric-trac op het terras, gooien de wasmachine vol, doen een laf handwasje en vermaken ons met de Kobo en het puzzelboekje.
Vasili, de uitbater van de camping, is supertrots op zijn gloednieuwe sanitairgebouwen. De schoonmaak ploeg komt bijna om het uur langs om alle tegeltjes en kranen blinkend schoon te poetsen.
Er komt weer een alert binnen van de Griekse overheid: het brandt weer op Evia en bij Athene.
De groenteboer komt de camping oprijden, gevolgd door de pick-up met walnoten, amandelen, ingemaakt fruit, honing en kruiden. Vooral de laatste doet goede zaken. Onze voorraad geurende oregano is weer aangevuld.
We bellen met camping Bekas. Daar kun je, met wat geluk, pal aan zee staan. En het geluk is met ons: er is een plekje voor ons vrij. Staan we morgen lekker aan zee. Sin an!
Inpakken en wegwezen! We hebben zin in (een windje van) zee. We volgen de kust omhoog richting Nafplio. Een mooie route met prachtig uitzicht op dorpjes, haventjes, strandjes en viskwekerijen.
Onderweg doen we een pinautomaat aan, gooien we ons busje vol met leeftocht voor de komende dagen en rijden we via de snelste route langs bekende paden richting camping Bekas. Voor 4 nachten met de neus in de boter, pal aan zee.
De rook van de branden bij Athene – over land zo’n 130 kilometer verderop maar hemelsbreed dichterbij – is over zee duidelijk te zien.
De souvlaki’s gaan in de marinade, de helft van ons dobbert een poosje in zee, de andere helft scoort twee frappé’s-to-go. De golven ruisen in lome regelmaat op het strand. Hoe mooi kun je het hebben?
Er waait ‘s nachts een lekker zeewindje door ons busje. We hebben de ramen, luiken, de schuifdeur én de achterdeuren open staan. Tegen het ochtendgloren zit de helft van ons alweer buiten. Dit keer niet vanwege de hitte, maar omdat het te koud wordt onder het dunne lakentje. De voeten warmen op in het nog lauwe zand. Tegen 07:00 uur komt het zonnetje op.
Naast ons staat een vriendelijke Griekse familie die met drie generaties in een caravan vakantie aan het vieren is. De jongste telg is een schattig meisje van 15 maanden. Ze is het middelpunt van het familiegebeuren en wordt door jong & oud op handen gedragen. Dat hebben we vaker gezien: Grieken zijn dol op kinderen. Zo ook de vader die elke dag met z’n dochtertjes (een dreumes en een peuter) bij ons voor het busje komt zwemmen. We raken met ‘m aan de praat over zwemlessen. Hij vertelt dat die in Griekenland niet zo vanzelfsprekend zijn als bij ons. Wie aan zee woont, leert het z’n kinderen zelf. Meestal gaat dat niet verder dan ‘jezelf een beetje kunnen redden’. Nu begrijpen we opeens ook waarom we eigenlijk nooit Grieken in het diepe zien. Wie ver in zee zwemt, is bijna altijd toerist.
De branden bij Vilia, ten noord-westen van Athene, zijn geblust maar dagelijks blijven de verkennings-helikopters over vliegen.
Het restaurant op de camping stelt niet veel voor, dus begeven we ons ‘s avonds naar restaurant Aigialós. Daar moet het eten wel goed zijn, want tussen 14:00 en 16:00 uur zit het er telkens stampvol Grieken. Via het strand ben je er zo.
We eten er heerlijk terwijl de zon ondergaat, de lichtjes op Methana verschijnen, de zeilboten in de verte een ligplaats-voor-de-nacht zoeken in de luwte van één van de vele eilandjes en de laatste Grieken nog even in zee dobberen.
Terug bij ons busje genieten we van het donker, de sterren, de lichten van vliegtuigen die op Athene vliegen en de satellieten die tegen de donkere hemel duidelijk zijn te volgen.
We moeten morgen verkassen, want onze mooie plek aan zee is maar 4 nachten beschikbaar. Jammer! We waren graag nog langer gebleven.
Tegen half 11 zijn we klaar voor vertrek en rijden we richting receptie. Zullen we op hoop van zegen toch maar even vragen of er misschien een andere plek pal aan zee vrijgekomen is? Wie weet kunnen we dan het weekend over hier nog wel blijven. De receptioniste fronst boven haar mondkapje de wenkbrauwen, bladert driftig door het beduimelde opschrijfboekje vol ezelsoren en belt vervolgens de chef. We verstaan weinig van het luide gesprek, maar… gelukt! Plek 15 is de komende dagen vrij. Maar nu nog niet, want de bewoners vertrekken pas in de loop van de dag. Of we zolang even op een andere plek willen staan? Nee hoor, geeft helemaal niks! Maken wij vandaag leuk een toertje door de omgeving en komen we aan het eind van de middag – na een rondje supermarkt – weer terug.
We rijden een stukje in zuid-oostelijke richting langs de kust en krijgen een mooi uitzicht over Palaia Epidavros, haar haven en de baai waaraan camping Bekas ligt.
We gaan bij de afslag richting Methana niet links- maar rechtsaf het binnenland in richting Didyma. De dolines daar hebben we, toen we voor het eerst met de kinderen in Griekenland waren, al eens bezocht. Maar het is altijd leuk om na zoveel jaren weer eens terug te komen. De grote doline – een enorm zinkgat in de bergwand – is van verre afstand al te zien. De kleinere – een krater van 80 meter diep en 150 meter breed – kun je betreden via een eeuwenoude, met de hand uitgehakte trap die door een tunneltje in de rotswand toegang geeft tot dit natuurfenomeen. Volgens de overlevering schuilde Odysseus hier, tijdens zijn omzwervingen na de val van Troje, voor de cycloop Polyphemos.
In de krater staat de tijd even stil. Je hoort alleen de vogels en de krekels; de bomen en struiken die op de bodem groeien, filteren het zonlicht. Er zijn twee kleine kapelletjes tegen de rotswand gebouwd: een ter ere van Metamorfosis, de andere ter ere van Agios Georgios.
In Kilada maken we een stop voor een frappé. Wat een leuk plaatsje is dit! Aan de brede boulevard, die geflankeerd wordt door grote palmen, liggen talloze authentieke vissersbootjes aangemeerd. Het dorp staat bekend om zijn scheepsbouw: hier worden nog steeds traditionele houten vissersboten gemaakt.
Op nog geen 5 kilometer in zuid-westelijke richting vanaf Kilada ligt het zomerpaleis van Willy, Max en de A3-tjes. Maar die zullen, nu de scholen weer beginnen, zo zoetjesaan wel weer richting Nederland vertrekken.
Wij hebben gelukkig nog alle tijd. Via Kranidi steken we door het binnenland over naar Porto Cheli, een grote kustplaats die drijft op het toerisme. We hebben veel mooiere kusten gezien dan deze. Lelijke hotels en dito appartementencomplexen strijden om klandizie. De baai ligt vol met grote springkussen en glijbanen en een half gezonken tweemaster. Vermoedelijk expres, denken we. Als toeristentrekker. Gythion en Zakynthos hebben immers ook hun eigen wrak?
Verder gaat het richting Kosta, waar de veerboot naar het eiland Spetses vertrekt. Het staat er langs de toegangsweg bommetje-vol met auto’s, voornamelijk van Grieken die het laatste weekend van augustus daar willen doorbrengen. Vooral onder Atheners schijnt Spetses een populaire feest-bestemming te zijn.
Verderop komen we in Metóchi, waar de veerboot naar Hydra vertrekt. Eigenlijk wilden we – toen we nog niet wisten dat we ons verblijf op camping Bekas konden verlengen – hier vandaag een paar uurtjes naar toe. We zijn liefhebbers van de muziek van Leonard Cohen en op Hydra, waar hij samenwoonde met Marianne Ihlen, schreef hij een aantal iconische nummers. Ook hier staat het vol met auto’s. Aan de drukte te zien, is het misschien maar goed dat we het niet hebben gedaan.
Achter Metóchi stuiten we warempel op de simpele taverna (op een prachtige plek aan zee) waar we bijna 20 jaar geleden al eens met de kinderen aten. De kippen liepen er toen los over het terras en nadat we onze bestelling hadden doorgegeven, hoorden we algauw de rauwe kreten van een kip in doodsnood. Het duurde een hele poos voor we ons maaltje kregen, maar versere kip zullen we wel nooit meer eten.
Het was toen al een oude boel en de tand des tijds heeft genadeloos toegeslagen. De taverna staat te koop en er zitten potentiële kopers met hun makelaar en een vertaalster op het terras. Een menukaart is er niet. De bejaarde uitbaatster noemt in gebroken Engels het menu van de dag op. We vangen iets op van een omelet en een Griekse salade. Prima!
Het ouwetje, dat fragiel oogt, is een harde zakenvrouw. Ze rekent ons schaamteloos 28 euro voor dit basic maaltje en bietst en passant ook nog een sigaretje van ons. We betalen met een glimlach en hopen van harte dat ze de kopers op dezelfde manier het vel over de oren haalt.
We rijden langs het eiland Poros dat op een steenworp afstand van de kust ligt.
Nog even een rondje langs een supermarkt en dan installeren we ons op camping Bekas op onze nieuwe plek. Nog twee dagen genieten van het strand en de zee. Maandag trekken we weer verder.
Tegen half 11 rijden we camping Bekas af. In de voetsporen van de antieke held Herakles gaan we richting Nemea waar hij – in opdracht van koning Eurystheus – het eerste van de Twaalf Werken succesvol ten einde bracht: hij wurgde daar met z’n blote handen de onoverwinnelijke leeuw die de wouden op de Peloponnesos onveilig maakte.
We verlaten de kust en duiken het binnenland in. Ergens in de middle of nowhere stoppen we voor een frappé. Het zit er lekker op het schaduwrijke terras. Het aanhankelijke terraskatje heeft het niet zo staan op de zwerfhond die beneden rondscharrelt.
Om bij te komen van de schrik lust ze best een stukje van onze kaaspastei. ‘Goedendag, kaaskopjes!’ horen we opeens. Een bejaard Grieks mannetje loopt het terras af en kijkt lachend om. Haha! Had die ons even tuk!
Nemea is niet alleen bekend om de heldendaad van Herakles maar ook om de Nemeïsche spelen die hier in de oudheid werden gehouden. Het antieke Nemea ligt zo’n 5 kilometer van haar moderne naamgenoot verwijderd en voor 6 euro p.p. kun je het heiligdom, het museum en het stadion bezoeken. Druk is het er niet. De enige andere bezoekers zijn een 40-tal Nederlandse gymnasiumleerlingen die – onder de bezielende leiding van hun docenten – in groepjes presentaties houden op het opgravingsterrein.
Op weg naar het museum raken we aan de praat met een docent. Ze maken een reis bomvol cultuur: gisteren hebben ze Epidavros bezocht, morgen gaan ze naar Olympia. We hopen van harte dat ze ook nog een middagje vrij hebben om lekker aan het strand te liggen en een beachbar onveilig te maken.
Het museum is klein maar fijn. De suppoost is blij met wat klandizie én houdt zich prima aan de coronamaatregelen: op anderhalve meter afstand achtervolgt hij ons consequent door de zaaltjes. Het geeft ons een wat ongemakkelijk gevoel.
Tijd voor een volgend sterk staaltje van Herakles. We zetten koers naar Stymfalia. Daar verjoeg hij, met de grote ijzeren kleppers die hij van de God Hephaistos had gekregen, de Stymphalische vogels. Deze gevederde ondieren terroriseerden met hun ijzeren snavels en klauwen mens en dier.
De route voert ons door een breed, vruchtbaar dal waar op grote schaal wijn wordt geproduceerd.
Ook worden er met de hand druiven geplukt die op grote plateaus in de zon worden gelegd om tot krenten te drogen. Het lijkt erop dat veel arbeiders uit het buitenland komen. Vaak bivakkeren ze in zelfgebouwde, primitieve onderkomens tussen de bomen.
Het Stymphalische meer ligt er in dit jaargetijde – en helemaal na de hitte en droogte van de afgelopen tijd – wat troosteloos bij. Er is geen spatje water te bekennen.
De beste tijd om dit gebied te bezoeken is het (vroege) voorjaar. Als de sneeuw smelt, ontstaan in dit Natura-2000 gebied uitgestrekte wetlands met een rijke flora en fauna. Nu groeit er vooral riet tot zover het oog strekt. Het dorpje Stymfalia stelt niet veel voor. Je kunt er een kanon afschieten. Hoe droger het meer, des te moeilijker is het het voor de plaatselijke horeca om het hoofd boven water te houden.
We zetten koers naar de golf van Korinthe en gaan de tolweg op richting Akrata. Vorig jaar brachten we drie fijne dagen door op camping Akrata Beach en we komen er graag terug. De vriendelijke eigenaresse herkent ons van vorig jaar maar heeft slecht nieuws: vol! Jammer. We nemen een drankje op het terras en rijden dan een dikke 30 kilometer verder naar Lampiri. Daar heeft camping Tsolis nog een mooi plekje voor ons. Hier blijven we twee dagen.
Dinsdag 31 augustus en woensdag 1 september: Lampiri (GR)
Er waait een straf windje over de golf van Korinthe. Heerlijk! Druk met zwemmers is het niet: na een frisse duik staan de doorzetters al snel te bibberen op het strand. Wij wagen ons er maar niet aan. Het is goed toeven bij de beachbar.
Je kunt er lekker eten. We vermaken ons met het kijken naar de vissers die vanaf de zwempier een maaltje bij elkaar proberen te hengelen. We hebben leuke gesprekken met onze Nederlandse buren die al reizend van hun pensioen genieten. En zo glijden de twee dagen kalmpjes voorbij.
Waren vorig jaar om deze tijd voldoende mondkapjes en handgel aan boord onze grootste zorg, nu stonden de voorbereidingen vooral in het teken van QR-codes (digitaal en op papier), gele boekjes en het driedubbel checken van reisadviezen en inreis-restricties van de landen die ons van Griekenland scheiden. We waren eerst nog van plan om via Servië te reizen, maar daar hebben we op het laatste moment toch maar van afgezien. In plaats daarvan gaan we de prachtige kustroute van Kroatië weer eens volgen. Daarna door Montenegro en Albanië en dan zien we wel via welke grensovergang we Griekenland binnengaan. Het invullen van het Griekse PLF-formulier kan best nog even wachten.
En daar staan we nu, op Reisemobilhafen Twistesee bij Bad Arolsberg. Een grote camperplek waar we met geluk nog een plekje hebben kunnen bemachtigen. Prima voor één nachtje. Het waren 379 vlotte kilometers hier naar toe. En fijn dat we bijtijds weg-van-de-snelweg zijn gegaan voor een mooie rit binnendoor. Door een vriendelijk landschap van glooiende graanakkers, slaperige dorpjes met rode, bakstenen vakwerkhuizen en goedlachse agrariërs die met volgeladen hooiwagens naar hun boerderijen reden.
De helft van ons wil straks aan de Bockwurst mit Pommes die bij de Imbiss wordt aangeprezen. Gaan we doen! Daarna nog even een slagje langs het meer en dan morgenvroeg op tijd richting Oostenrijk.
Vrijdag 23 juli: Bad Arolsen (D) – Golling (A)
We zijn vroeg uit de veren en rijden voor 09:00 uur de camperplek af. Vandaag staat er een flinke etappe van zo’n 650 kilometer zuidwaarts op de rol. Dat moet, inclusief pauzes, in dik acht uurtjes gepiept kunnen zijn als alles meezit.
En dat zit het niet. In het begin rijdt het nog redelijk vlotjes door, tot we het zuiden van Duitsland bereiken. Daar duiken we kopje-onder in het leed dat filerijden heet. Van hollen is geen sprake meer, het is vooral langzaam schuifelen en heel veel stilstaan. De Beierse Autobahn is één langgerekte Wir bauen für Sie. De hopvelden staan er op de achtergrond florissant bij.
We genieten van de eerste vergezichten op de bergen.
En dan zijn we iets na 20:00 uur eindelijk bij de grens met Oostenrijk. Drie kwartier later vinden we op het parkeerterrein van Aqua Salza in Golling één van de laatste vrije plekjes.
Hèhè… de helft van ons onderneemt de korte klim naar boven om ons bij de receptie in te schrijven, de andere helft plugt ons busje aan de stroom en zet de tafel en stoelen buiten. Na 11 uur onderweg te zijn geweest, valt een ijskoud biertje er prima in. In het donker koken we ons eigen potje, laten we de afwas toch maar niet tot morgen staan en gaan laat de luiken dicht.
Zaterdag 24 juli: Golling (A) – Bled (SLO)
Een klein ritje vandaag. Maar 200 kilometer scheiden ons van camping Sobec vlak bij Bled. Na de inspannende dag van gister zijn we wel toe aan een dagje onder de luifel hangen en daar is Sobec een prima plek voor. We staan niet al te vroeg op en tegen de klok van 10 gaan we weer op weg.
We beginnen de etappe met een volle tank en een ouderwets we zijn er bijna’tje.
Lang verhaal kort: uiteindelijk doen we meer dan 6 uur over het traject. Het is file, file en nog eens file. Maar wel file-met-uitzicht.
De Tauern- en de Katzbergertunnel rijden we toch nog vlot door. Met een gangetje van 40 sukkelen we uiteindelijk in eendenpas door de Karawankentunnel. De Sloveense grens geeft geen Corona-oponthoud. Maar wát is het druk!
Camping Sobec heeft nog een plekje voor twee nachten en na een verfrissende douche koken we een lekker potje. Morgen doen we niks!
Zondag 25 juli: Bled (SLO)
We hebben een mooie, ruime plek tussen de dennen. En dat betekent schaduw op ons busje en lekker uitslapen. Een pot koffie, een ontbijtje… Het hangt heerlijk, zo onder de luifel. Sobec is een typische, drukke familiecamping met vertier voor jong en oud. Er trekken allerlei taferelen aan ons voorbij.
In de middag strijken we neer op het terras van het restaurant in de hoop daar wel contact te kunnen krijgen met het uitermate brakke WiFi-netwerk. Maar niks hoor.
De minimarket blijkt dicht op zondag. Bulgarije heeft Nederland aangemerkt als hoogrisico-gebied en verlangt – naast volledige vaccinatie – ook nog een PCR-test. Geen Promachonas dus, dit jaar. Het is drukkend warm. Na 5 regendruppels koelt het gelukkig wat af. We zitten tot het donker wordt lekker buiten. De handwas is droog. Meer hoeft het niet te zijn, vandaag.
Maandag 26 juli: Bled (SLO) – Ljubotic (HR)
Als we tegen 10:00 uur vertrekken, presenteert camping Sobec ons een gepeperde rekening: voor 2 nachten op een standaard plaats, weigerende WiFi en een dichte minimarket moeten we 92 euro betalen. We besluiten terplekke Sobec voortaan links te laten liggen.
Na een rondje door de Lidl sluiten we al voor Ljubljana keurig aan in de file. Borden boven de weg waarschuwen voor heavy traffic richting Koper.
Het lijkt wel of iedereen naar Istrië wil. Wij hobbelen gelaten mee in de stoet. Nog even doorzetten: bij Postojna mogen wij er af richting Rijeka en op die tweebaansweg is het een stuk minder druk.
Tegen half drie zijn we bij de grens met Kroatië en een half uurtje later ronden we Rijeka. Vanaf hier volgen we de Jadranska Magistrale die tot voorbij Dubrovnik naar de grens met Montenegro voert. Het uitzicht op deze route is inderdaad magistraal.
En dan wordt het ongemerkt later en later. Tijd om een camping te zoeken en die zijn in het gebied waar wij zitten opeens heel dun gezaaid. Via Campercontact vinden we er eentje maar helaas: vol. We zijn moe en besluiten het eerste bordje met camping dat we vanaf hier tegenkomen te volgen. Wat volgt is een apart avontuur.
Er staat in Tribanj Kruscica een houten bord langs de weg dat aangeeft dat er linksaf na 3 kilometer een campsite & agriturismo is. Hup, de richtingaanwijzer uit! We klimmen meteen steil naar boven, eerst nog tussen een aantal huizen door. Al snel zien we alleen nog maar een rotsachtig landschap om ons heen met schrale begroeiing. We klimmen steeds hoger en hoger en het weggetje wordt steeds smaller. Het landschap is compleet verlaten. Het uitzicht op de zee ver beneden ons is adembenemend. Zitten we hier wel goed? We hebben nou ondertussen toch al wel 3 kilometer afgelegd? Maar keren kan hier niet dus kachelen we twijfelend verder. Er staan hier en daar wel plaatsnaamborden maar huizen zien we niet. Waar zijn we in hemelsnaam beland? Opeens zien we tekenen van bewoning: een parkeerplaats, een mooi met stenen muurtjes omzoomd terrein waarop 1 tent staat en een vrouw die met twee kleine meisjes op een bankje zit. We vragen haar waar we de ingang van de camping kunnen vinden. De bocht om, verder omhoog. Daar woont de eigenaar weet ze met handen en voeten duidelijk te maken. Vooruit dan maar, op hoop van zegen. Het gaat steil omhoog en helemaal boven loopt de weg tussen wat huizen dood. Een oude man komt naar buiten. Het is de vriendelijke eigenaar. Hij spreekt een woordje Duits en maakt duidelijk dat we om moeten keren, dan loopt hij met ons mee naar beneden. Dat keren is zo makkelijk nog niet, want het is smal en steil. Met hulp van een bejaarde buurman lukt het gelukkig. Het hek gaat open en we rijden een klein paradijsje op.
Met een weids gebaar geeft de eigenaar aan dat we tussen de fruitbomen mogen staan waar we willen. Er is stroom, een keurig sanitairgebouwtje, een plaats om af te wassen en te koken en er staat een grote koelkast. Hij laat het allemaal trots aan ons zien. Hij vertelt dat we in een gebied zitten met verlaten dorpen. Hier wonen nog 20 mensen. Hij is hier geboren, later naar Zadar verhuisd en na zijn pensionering teruggekeerd om zijn paradijs te bouwen. We zijn er stil van, zo mooi is het hier.
De avond valt en het is oorverdovend stil. Heel in de verte klingelen de geitenbelletjes.
Dinsdag 27 juli: Ljubotic (HR) – Bijela (MNE)
Het was een drukkend warme nacht, maar van het verwachte onweer is niks gekomen. We scharrelen rustig ons ontbijtje bij elkaar. De helft van ons klimt de weg omhoog richting de woning van de eigenaar. Hij heeft 40 bijenvolken bij zijn huis staan en geeft graag een rondleiding door zijn imkermuseum.
‘Koop nooit honing bij de stalletjes aan de weg’ vertelt hij. ‘Dat is rommel. Ze kopen grote hoeveelheden verschillende goedkope honing op, vermengen die, plakken een etiketje op het potje en verkopen het duur.’ Weten we dat ook weer! Ook de twee schitterende appartementen die hij uit lokaal natuursteen heeft opgetrokken, mogen bekeken worden. Met een grote pot ecologisch verantwoorde honing rijden we tegen 10:00 uur het terrein af. Als we weer eens in de buurt zijn, komen we zeker terug.
We hobbelen de berg weer af naar beneden.
We vervolgen onze weg naar het zuiden langs de kust.
Bij Zadar besluiten we van de Jadranska Magistrale af te buigen en een flink stuk de tolweg te nemen. Zo kunnen we in rap tempo flink wat kilometers maken. Terug op de kustweg gaan we tegen 15:15 uur de grens over met Bosnië-Herzegovina.
Twintig kilometer verder zijn we weer in Kroatië. De parel van de Balkan wordt Dubrovnik ook wel genoemd. Buiten het oude, ommuurde centrum van de stad draait de wereld hier vooral om luxe jachthavens en 5-sterrenhotels. Maar de kustlijn is prachtig.
Tegen vijf uur staan we voor de grens met Montenegro. De wachtrij is kort en de formaliteiten hamert de douanier vlotjes af met een vers stempeltje in onze paspoorten. Vanaf hier is het nog maar een kort stukje naar Bijela. Vier jaar geleden stonden we daar op camping Zlokovic en ook dit keer is er een plekje vrij. In de avond kuieren we de camping af naar zee. Op de boulevard kun je – met uitzicht op zee – lekker eten, weten we nog.
Als we later terug wandelen naar ons busje is het Montenegrijnse handdoekje-leggen inmiddels in volle gang.
Woensdag 28 juli: Bijela (MNE) – Shkoder (AL)
Het is vannacht onverwacht wat afgekoeld, dus we hebben lekker geslapen. Al zijn we wel vroeg wakker. We eten een crackertje, drinken een bakje koffie, betalen bij de vriendelijke eigenaar en zijn tegen de klok van negen uur weer onderweg. De ferry over de baai van Kotor – de kortste route – laten we dit keer liggen.
In plaats daarvan nemen we de weg die ons langs de kusten van de baai brengt. Deze route duurt langer maar is adembenemend mooi.
Buitenlandse toeristen zien we hier nauwelijks. Het zijn vooral Montenegrijnen die hier in de talloze hotels en appartementen vakantie vieren. Het stadje Perast schijnt erg mooi te zijn. Maar er is in het hoogseizoen geen parkeerplek te vinden. Jammer!
Terug op de kustweg langs de Adriatische zee rammelen we verder naar het zuiden. Het is warm. Héél warm.
Nog een kort stukje kustweg voordat we linksaf slaan richting binnenland.
Een weg dwars door de zwarte bergen van Montenegro brengt ons naar de hoofdstad Podgorica. Wellicht heeft deze stad een prachtig centrum. Dat zullen we deze reis niet ontdekken. Ergens in de troosteloze rafelranden slaan wij rechtsaf richting Albanië. Algauw zien we de eerste moerassige uitlopers van het meer van Shkoder.
Tegen 13:00 uur gaan we Montenegro uit én Albanië in. Het valt ons op dat de Albanese grenspost helemaal gepimpt is in vergelijking met vier jaar geleden.
Ze hebben in Albanië de rotondes ook ontdekt: om de anderhalve kilometer ligt er eentje. En de hotels langs de weg naar Shkoder zijn nóg megalomaner dan vier jaar geleden.
Op enorme percelen staan verlaten casco’s nog steeds te wachten op afbouw.
Camping Lake Shkodra Resort heeft nog steeds de anderhalve kilometer lange onverharde toegangsweg. We rammelen er blijmoedig over.
De poort zwaait automatisch open en we worden hartelijk verwelkomd door de vrolijke receptioniste. We vinden een mooie plek.
Een hapje en een drankje in het restaurant met uitzicht op het meer en dan horizontaal onder de luifel. Want poeh: dik veertig graden…
Morgen doen we helemaal niks!
Donderdag 29 juli: Shkoder (AL)
Het zuid-oosten van Europa zucht onder een hittegolf en ook hier aan het meer van Shkoder lopen de temperaturen snel en stomend op. Na een klamme, half doorwaakte nacht schuiven we tegen 10 uur aan in het restaurantje aan het meer voor een ontbijtje. Vers geperst sinaasappelsap, een bak vers fruit, een kaas-omelet en een Albanian breakfast met gebakken eieren, spek, worstjes, gegrilde tomaat, vers brood en een schaaltje bonen. Het kan niet op.
We gooien een fikse was in de machine. In de zinderende hitte is die binnen no-time weer droog. Ondertussen vullen we het Griekse PLF-formulier in. We geven als entry date 31 juli op. Dan kunnen we morgen nog mooi een nachtje in Gjirokastër doorbrengen.
We zijn inmiddels flink wat grenzen gepasseerd: Duitsland, Oostenrijk, Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, weer Kroatië, Montenegro en Albanië. Aan geen enkele grens werd gecontroleerd op een vaccinatie-bewijs. Het digitale Corona-paspoort heeft dus niet zoveel gewicht als Hugo de Jonge doet geloven. We zijn benieuwd hoe het straks aan de grens met Griekenland zal gaan.
Tegen de avond vervoegen we ons weer in het restaurant voor een lekker maaltje. De zon gaat onder. En oh wat fijn: het koelt gelukkig een beetje af!
Vrijdag 30 juli: Shkoder (AL) – Gjirokastër (AL)
Het was een klamme nacht. Als de helft van ons tegen de klok van 06:00 uur opstaat, strijkt het ochtendlicht over het meer en ligt de nachtwaker opgekruld op het tweezitsbankje bij de receptie te sluimeren. Het duurt niet lang voor de eerste vroege vogels de camping af willen rijden. Slaapdronken klikt hij op afstand het hek open.
Wij zitten tegen half negen aan het ontbijt in het restaurantje aan het meer met een heerlijk bakje koffie en een kaasomelet met tomaat, komkommer en brood. We betalen, saniën en rammelen om 09:00 uur het gravelpad af op weg naar de doorgaande route richting zuiden. In Shkoder is het meteen raak: in een chaotisch pandemonium van getoeter wurmen en wringen de Albanezen zich door de stad en negeren de verkeersborden massaal. We zijn er dit keer gelukkig op voorbereid en dat laat ruimte voor een blik op de omgeving.
Links en rechts van de doorgaande route door richting Dürres zien we in de straten zij aan zij ontelbare kleine nerinkjes: mini-marketjes, autosloperijen, handeltjes in plastic teilen, kunstbloemenverkopers, fruitstalletjes, winkeltjes met kleding, telefoonwinkeltjes, ‘BMW’-garages en heel veel vulkaniseer-bedrijfjes waar je je versleten autobanden weer als nieuw kunt laten pimpen. En als je je oude bankstel kwijt wilt, is er altijd wel een plekje waar je de boel kunt dumpen.
Het is een langgerekt traject van armoede en troosteloosheid dat hier en daar wordt onderbroken door glimmende winkels van grote ketens die we ook in Nederland kennen. De contrasten zijn groot.
Shkoder voorbij is de route naar Dürres eigenlijk één groot industrieterrein. De weg voert door een vlak en schraal landschap met bergen op de achtergrond en ligt er op zich prima in. Links en rechts wordt hij geflankeerd door bedrijven die nog steeds of niet meer actief zijn. Er tussen staan huizen die wel of niet zijn afgebouwd. De adelaar, het nationaal symbool van Albanië is overal te zien: op logo’s van bedrijven, op hekken bij huizen of zomaar, op een pilaar langs de weg.
Het is opvallend hoe weinig oog de Albanezen hebben voor hun omgeving. Huizen staan meestal op grote, schrale percelen zonder tuin en geregeld passeren we lapjes grond waar her en der autowrakken op zijn gestald.
Wat failliet en afgedankt is, wordt niet opgeruimd maar staat tot in lengte van jaren weg te roesten.
Alleen bij de grote benzinepompen-met-hotel wordt er aandacht besteed aan de ambiance.
Geregeld passeren we megalomane, kitscherige bouwwerken. Dat zijn Trouwpaleizen. Die zijn in Albanië erg in trek. Daar kun je – all inclusieve – de mooiste dag van je leven doorbrengen in een sprookjeswereld van ultieme protserigheid.
De hittegolf die Zuid-Europa teistert, eist op onze route ook haar tol. Geregeld zien we bos- en bermbranden.
Verdwalen in Fier, zoals we 4 jaar geleden deden, behoort gelukkig tot het verleden. Dankzij geld van de Europese Unie – zo juichen de borden – is er een compleet nieuwe rondweg aangelegd. Het zoeft lekker door! Achter Fier duiken we het middelgebergte in. Het landschap is groen en weelderig, al staat er weinig water in de rivier.
In Gjirokastër verrijden we ons nog even, maar een ererondje op een verse rotonde brengt ons uiteindelijk naar ons doel. Camping Gjirokastër heeft in de afgelopen vier jaar een mooie metamorfose ondergaan: het terrein is geëgaliseerd en er zijn schaduwrijke plekken gecreëerd met eigen stroomaansluiting en een waterkraantje. Zodra we het terrein zijn opgereden, komt er een medewerker bij ons busje met een grote fles ijskoud mineraalwater. Op het terras wordt de ventilator-met-vernevelaar een paar meter onze kant op geschoven. Het is een gastvrij onthaal. Voor wie deze kant opgaat: recentelijk is er, 800 meter voor camping Gjirokastër, nog een camping geopend. Dat is een grote, kale vlakte. Even doorrijden, dus! In de avond eten we een lekker maaltje in het restaurant. We bellen met camping Elena’s beach. En ja, George heeft nog plek voor ons op de tweede rij. En als alles meezit kunnen we na een dag of twee verhuizen naar een plek pal aan zee. Mooi, ook weer geregeld!
De stroom valt uit en de eigenaar komt zich uitgebreid excuseren voor de overlast. Geen probleem, hoor! We staan hier prima.
Ook ’s avonds is en blijft het nog steeds verschroeiend warm en gaan de bergen schuil in een waas van zinderende hitte.
Het was vannacht drukkend warm. Toen de stroom weer aansloeg, gingen ook de straatlantaarns aan. En die schenen – fel oranje – pal ons busje in. De helft van ons zit vroeg in de ochtend al weer buiten te genieten van de relatieve ochtendkoelte. Het ontbijt is snel achter de kiezen en het busje rap reisklaar. Net als we met de laatste handelingen bezig zijn, komen er opeens twee grote herdershonden aangerend. Die hadden we gisteren nog niet gezien, al hoorden we vannacht geregeld geblaf. Zijn het zwerfhonden? Maar nee. De oude baas rent er achter aan en probeert ze roepend en gebarend weer achter de ijzeren deur van een oude schuur te krijgen. Daar hebben ze overduidelijk geen zin in. Ze luisteren voor geen meter. Snel schieten we voor de zekerheid toch maar het busje in en bekijken vanachter het raam het kat- en muisspel tussen de honden en hun eigenaar. Om te voorkomen dat ze van het terrein ontsnappen, sluit hij de poort. Het duurt nog een hele poos voor het hem lukt ze weer achter slot en grendel te krijgen. Grijnzend steekt hij zijn duim omhoog. Hèhè… Rijden maar! Het is ondertussen 10:00 uur geworden. Geeft niks, het is niet ver naar de grens en de weg ligt er mooi in.
Tegen half 11 zijn we er. De Albanese douaniers nemen hun werk weer uiterst serieus. Touringcars worden leeggehaald, de passagiers moeten achter hun bagage gaan staan die op lange tafels wordt neergelegd. Personenauto’s moeten de kofferbak opendoen. Met een spiegel wordt ook de onderkant gecheckt. Tussen de bedrijven door loopt een Roma-familie bedelend langs de rij wachtende auto’s en staat een oud mannetje grote bossen gedroogde oregano te verkopen. Ook ons busje ontkomt niet aan een inspectie. Wel een aardige douanier trouwens, hoor. Hij vraagt netjes of hij naar binnen mag en in wat kastjes mag kijken. Of we ook drugs hebben? Vuurwapens? Die laatste vraag voorziet hij beeldend van een schietgebaar onder het uitroepen van Pow! Pow! Hij wenst ons een goede reis en we nemen lachend afscheid.
Nu de Griekse douane nog. We zien de ingepakte verpleegster al buiten zitten aan haar plastic tuintafeltje vol met sneltesten, desinfectiemiddelen en lange wattenstaven. Verschillende mensen uit een touringcar moeten zich laten testen. Oeh… maar hopen dat wij niet hoeven! Gelukkig valt het mee. Onze papieren vaccinatiebewijzen worden goed bekeken, de QR-code die we na het invullen van het PLF-formulier toegestuurd kregen, bekijkt hij maar met een half oog. Doorrijden naar z’n collega verderop, gebaart hij. Die vraagt of we iets hebben aan te geven en waar we heen gaan. ‘Ah, Plataria, have a nice trip!’ Opgelucht rijden we Griekenland binnen. We zijn er!
We hobbelen dwars door het binnenland over smalle weggetjes door dorpjes waar de tijd lijkt stil te staan.
Kijk! Dat is een melkauto van die lekkere Griekse yoghurtjes!
Uiteindelijk komen we uit op de oude weg richting Igoumenitsa. In Voutsaras drinken we, net als 4 jaar geleden, onze eerste frappé.
Bij Lidl in Igoumenitsa is het helemaal niet druk. We gooien het busje vol met leeftocht en heel veel drinken. Want poeh, wát is het warm! Nog even langs de pinautomaat en dan rijden we Elena’s Beach op. Vorig hebben we hier Petra ontmoet en gezellige avondjes op het terras beleefd. Zou ze er nu ook zijn? Toeval bestaat niet, want daar komt ze de hoek van de taverna al om. Het is een leuk weerzien. We drinken wat en ze vertelt dat ze op huizenjacht is. Morgen gaat ze samen met een vriendin in de buurt van Nafplio een aantal huizen bekijken. We wisselen telefoonnummers uit. Wie weet zien we elkaar in augustus nog wel ergens.
Tijdens het avondmaal in de taverna komt George vertellen dat we na het eten meteen kunnen verkassen naar een plek op de eerste rij, pal aan het water. Met de neus in de boter. Hier houden we het de komende dagen prima uit!
En dan opeens roept de kalender dat het lente is en lijkt de hemel blauw van dagen.
Na een winterslaap van bijna 5 maanden op de vloerbedekking van wat ooit eens Zwette Meubelen was, hebben we ons trouwe busje weer uit de stalling gehaald. Na een glansrijke APK en twee splinternieuwe voorbandjes bij Jelle Talsma is ons busje nu uit logeren bij van Drogen vanwege een kapotte huishoudaccu en een overleden zekeringenkast & bedieningspaneel. Die accu is het probleem niet. De rest moet uit Italië én China komen. Dat kan nog wel even duren. Maar hopen dat Boskalis er voor zorgt dat de wal van het Suez-kanaal het schip niet langer keert. We wachten het rustig af. En terwijl Corona ons in de greep heeft, dromen we al weer stiekem van 🇬🇷!
In Griekenland zie je katten in overvloed. De beestjes zijn meestal min of meer verwilderd en moeten zelf hun kostje bij elkaar scharrelen. Dat doen ze vaak in restaurants waar (buitenlandse) toeristen per ongeluk-expres lekkere hapjes laten vallen. Want wie kan zo’n ‘zielig’ katje dat je in volle aanbidding aanstaart nou weerstaan? Camping Ionion Beach heeft nauwelijks katten. Maar wel een hondje. Het vrolijke vuilnisbakje is van ondefinieerbare oorsprong. Er klopt niks aan z’n lichaamsverhoudingen: z’n koppie is te groot voor z’n lange, smalle lijfje en de korte, dikke pootjes staan er wat scheef onder. Als het restaurant open is, loopt hij – zonder te schooien – langs de tafels. Zijn ‘glimlach’ is onbetaalbaar.
We staan hier inmiddels een dikke week en kunnen merken dat het drukker wordt: Italië en Griekenland hebben vakantie gekregen. Na al die dagen luieren, zwemmen, wijnen en eten begint het reisbloed weer te kriebelen. Morgen breken we de boel weer op en gaan we richting Centraal Griekenland. Met een ommetje langs de haven van Patra om te kijken of we tickets kunnen boeken voor de ferry Igoumenitsa-Ancona later deze maand. Nog één hedonistisch dagje en dan weer op weg!
Als we ’s ochtends tegen tienen bij de receptie aanrijden om te betalen, is ‘de chef’ nergens te bekennen. De aardige, Duitse buurvrouw die ons al rennend en puffend van de hitte onze hangmat achterna komt brengen (❤️lichen Dank!) vertelt dat hij in het restaurant zit. Dus lopen we weer terug om hem op te halen. Op z’n dooie akkertje komt hij aan lopen. Ook hij vindt het vandaag uitzonderlijk warm.
We sukkelen door Glyfa, Kastro-Kyllini en langs het kasteel Chlemoutsi tot we uiteindelijk op de New National Road richting Patra uitkomen. De weg is breed en we rijden – volgens Grieks gebruik – half op de vluchtstrook. Dat maakt de tweebaansweg een driebaansweg. Het is wel oppassen geblazen met inhalers, fietsers én honden die trouw met hun baasje op de trekker mee rennen. We scheppen er bijna twee tegelijk. Gelukkig gaat het nét goed.
Bij de haven in Patra is het rond 12:00 uur uitgestorven. Er liggen twee ferries aangemeerd, eentje van Grimaldi, de ander van Superfast. Mét mondkapje op scoren we een enkele reis Igoumenitsa-Ancona met camping on board. Vertrek op 14 augustus om 20:15 uur, aankomst op de 15e rond het middaguur. Ook weer geregeld!
En wat nu? Waar zullen we naar toe gaan? Akrata Beach is mooi, vertelde een Nederlandse buurman met wie we gistermiddag een biertje dronken. Gaan we doen. Hóp, met de laatste contante euro’s de tolweg op richting Athene en dan is het nog maar zo’n 70 kilometer. In Akrata is het even zoeken naar een pin-automaat die ons nog van euro’s wil voorzien na de grote uitgaven die we vandaag al hebben gedaan. Het apparaat in de haven-terminal wilde ons niks meer geven. Blijkbaar verschilt je limiet in het buitenland dus per bank. De helft van ons doet – mét mondkapje op en een beslagen bril – boodschappen bij de plaatselijke supermarkt en dan is het éindelijk tijd voor een koude frappé met koekjes en handgel.
Camping Akrata Beach is klein maar fijn. De ontvangst is hartelijk en we krijgen voor twee nachten het allerlaatste plekje centre-ville vlak bij het witte kiezelstrand en de taverna.
Recht tegenover ons liggen Itea en Delphi.
’s Avonds is er livemuziek bij de taverna: 3 muzikanten spelen en zingen vol passie mooie volksliedjes. Hun kinderen schuiven op een gegeven moment ook aan. De Griekse toeristen zingen mee met de vrolijke kinderliedjes en geven luid applaus: Brávo! Het eten is heerlijk en we genieten van de relaxte, ongedwongen sfeer op het terras.
Dinsdag 4 en woensdag 5 augustus: Akrata (GR)
Toen we gister aan kwamen rijden, stond na een uurtje Floris bij ons busje. Floris is vrolijk kereltje van 4 jaar en is met z’n ouders en kleine zusje op vakantie. Hij was blij ons te zien. ‘De kindjes hier praten een andere taal en die kan ik niet verstaan!‘ Vanochtend vroeg komt Floris – druipend en wel met zwemvleugeltjes om na een duik in zee – weer langs. ‘Ik kom er gezellig even bij zitten.’ Hij vertelt graag en veel. Over z’n papa die zonder zwemvleugeltjes met z’n hoofd onder water durft, over zijn mama die lekkere pasta kan koken, over zijn juffen, over z’n vriendjes thuis in Nederland, dat hij 5 jaar wordt en dat hij dan naar groep 2 mag. ‘Maar dat is pas straks alswe weer thuis zijn.’ En vooral over het feit dat ze met de ferry naar Italië gaan. ‘Dan gaan we pizza eten en weer naar huis.’ Ter afscheid maakt hij voor ons een tekening van hun camper. ❤️ We zwaaien hen na de middag uit.
Het is warm vandaag. Heel warm. Aan het eind van de middag nemen we een duik in de kristalheldere zee. Heerlijk! We blijven hier nog een dagje. De wasmachine gaat aan en met de kris-kras gespannen lijntjes vol schone was rondom ons busje vangen we nauwelijks nog wind. Zoals vaak in Griekenland wordt het aan de eind van de middag blak-stil en zindert alles in de hitte. De wolken, die zich aan de andere kant van de golf van Korinthe boven Delphi en de Parnassos samenpakken, zullen ons hier niet bereiken. Nog even doorzetten en dan zakt de zon in de zee.
Donderdag 6 augustus: Akrata (GR) – Kryoneri (GR)
We nemen hartelijk afscheid van de aardige eigenaresse. Ze geeft ons een fles huiswijn mee: ‘Because you were such nice guests!’ Wat lief! We rammelen kort na 10:00 uur door Akrata. Daar is – Coronaproof – een dienst aan de gang ter ere van Metamorphosis, de transfiguratie van Jezus. De preek van de pappas schalt via een versterker luid over het terrein zodat ook de aanwezigen die buiten moeten blijven hem kunnen horen. Mét mondkapje.
We gaan de bergen in op weg naar Kalavryta. Jaren terug zijn we daar ook geweest, toen met het treintje vanuit Diakofto. Voor de kinderen was dat toen een hele belevenis. Maar deze route is minstens even mooi.
We komen langs het klooster Mega Spileo, één van de grootste en – naar men aanneemt – het oudste van Griekenland. Het klooster is haar lange geschiedenis al meerdere malen door rampen getroffen. Het brandde verscheidene keren af en in 1943 vermoordden Duitse soldaten die voor een vergeldingsactie op weg waren naar Kalavryta een groot aantal monniken en bezoekers en wierpen hun lichamen in de Vouraïkos kloof.
Het gebied rond Kalavryta is een ski-gebied. Griekenland en skiën… bij een strakke 30+ is het nauwelijks voor te stellen dat men hier op de lange latten staat, maar stoeltjesliften en – gesloten – skiwinkels getuigen van deze vreemde realiteit.
In Kalavryta is het in de nauwe straatjes even zoeken naar een parkeerplek. We vinden er eentje bij een schattig bloemenwinkeltje waar de eigenaresse haar kostbare waar uitbundig besproeit. Grieken zijn gek op alles wat groeit en bloeit. Ook in de hete maand augustus versieren ze hun huizen en tuinen met weelderig bloeiende planten die nauwgezet in de vroege ochtend en late avond van water worden voorzien. Op de terrassen van restaurants en taverna’s zien we deze liefde voor planten ook terug. Als je plaatsneemt, krijg je altijd eerst een glas water voordat je bestelling wordt opgenomen. Drink je je glas niet leeg, dan gaan de restjes 9 van de 10 keer in de plantenbakken of onder de olijfboom.
Op het centrale plein, onder de grote platanen vlakbij de kerk is het zo rond de klok van twaalf best druk. Maar het terras is groot en uitgestrekt dus afstand houden is geen probleem. Op deze feestdag zitten veel families bij elkaar. Het is koffie-tijd zonder generatie-kloof. Opa leest in de schaduw de krant, de zoons en dochters kwebbelen geanimeerd, de kleintjes spelen op het plein en oma kijkt het tafereel stil en tevreden aan.
Het kerkje van Kalavryta heeft twee uurwerken. Het rechter uurwerk geeft de actuele tijd aan. De linker klok staat stil op even over half drie. Dat is het tijdstip waarop op 13 december 1943 de Duitse bezetters de gehele mannelijke bevolking van Kalavryta boven de leeftijd van 12 jaar executeerden als vergeldingsactie voor het doden van Duitse militairen door het Griekse verzet.
We vervolgen onze weg naar het Griekse vasteland. Ergens in de rafelranden van Patra doen we wat boodschappen. Geen pretje met zo’n mondkapje op…
Voor twee tientjes mogen we de brug over.
We zijn vandaag nog helemaal niet verdwaald, dus dat doen we aan het eind van de middag nog even. Op zoek naar de camperplaats bij taverna Nostos in Kryoneri raken we, tussen de vlakke velden waarop van alles wordt verbouwd en die met hoog riet zijn omzoomd – van het padje af. Maar de aanhouder wint. Uiteindelijk komen we op onze plaats van bestemming.
Een dikke 9 krijgt deze camperplaats op Campercontact. Maar wij weten niet zo goed wat we ervan moeten vinden. Langs het langgerekte strand staat een woud van ligbedden en parasols, de indringende bas van de luide muziek is tot op het eind van het terrein – waar je tegen stroomkosten á raison van drie euro een stuk van zee af verder gratis mag staan – te horen. Maar vanaf het strand is het uitzicht op de brug van Rio, helemaal in de verte, mooi en weids.
Het maaltje in de taverna erg lekker en het Griekse omaatje dat ’s avonds de helft van ons behulpzaam insmeert met een goedje tegen de muggen (of is het iets tegen Corona?) is hartstikke lief.
Vrijdag 7 augustus: Kryoneri (GR) – Preveza (GR)
Nostos is niet echt onze plek, dus we zijn alweer vroeg uit de veren. Ook al hangen er dikke wolken boven de bergen, toch staat de zon al weer op ons busje te branden.
We slaan het ontbijt over en gaan verder richting Noorden. Langs de zoutpannen van Messolongi gaat het, waar we in de verte flamingo-kolonies zien.
Vanaf Astakos volgen we de kustweg richting Alyzia. We zien beneden ons mooie baaitjes met kleine strandjes liggen. Zullen we even zwemmen?