Weer thuis! Toch nog maar even naar het lekkende dakluik kijken. We laten het naar volle tevredenheid vervangen door eentje met ingebouwde ventilator.
Weer thuis! Toch nog maar even naar het lekkende dakluik kijken. We laten het naar volle tevredenheid vervangen door eentje met ingebouwde ventilator.
Op de fiets dwarrelen we samen door het Twentse landschap. Dorpje hier, terrasje daar, een enkel kuitenbijtertje, ’s avonds heerlijk eten en vooral veel plezier. Een dag met een zonovergoten gouden randje. Een fijne afsluiting van een mooie vakantie!
Tussen Frielendorf en De Lutte ligt zo’n 300 kilometer ongestoorde autobahn. Het is een prettig vooruitzicht om nog even te genieten van de rust, ruimte en gastvrijheid die Erve Velpen biedt.
We spreken met vrienden af om morgen op de fiets de omgeving te verkennen. Zij boeken vlakbij een hotel. Terwijl we ons ’s nachts vergapen aan de Perseïden verheugen we ons op de dag van morgen.
De ochtend breekt helder en wolkeloos aan. Papa’s oude verrekijker brengt de Zugspitze weer dichtbij. Al vroeg zijn we op weg. We nemen vlak achter Grainau de tijd voor een broodje-met-uitzicht en dan gaat het richting Noorden. We komen uit op Topplatz Frielendorf. De toegangsweg leidt ons door verlaten terrein. En eenmaal gearriveerd lijkt het niet minder uitgestorven. Er staan flink wat campers, maar waar is iedereen? De blauwe schermpjes flikkeren ons tegemoet: men zit blijkbaar achter de TV. Wat ís dat toch dat veel camperaars zodra het schemert binnen achter de schotel kruipen?
Wij zien een mooie avond vallen. Het is koud en oorverdovend stil hier op de berg.
Na een kille nacht worden we ’s ochtends vroeg getrakteerd op een fikse hagelbui. Met ingehouden adem horen we de hagelstenen op het dak en de ramen slaan. Wát een hels kabaal! Gelukkig klinkt het erger dan het is: ons blauwe busje komt ongeschonden uit de strijd.
Zo zoetjesaan wordt het tijd om richting Nederland te gaan. Maar niet voordat we nog even langs de Zugspitze zijn geweest ;-). Dus zetten we koers richting Grainau.
Regen, ‘Wir bauen für Sie’ en vakantie-files brengen ons aan het eind van een onverwacht lange reisdag naar onze bestemming.
Maar dan héb je ook wat!
Voor we koers zetten richting Oostenrijk steken we nog even aan in een plaatselijk winkelcentrum om de laatste forinten stuk te slaan en het thuisfront van (culinaire) souvenirs te voorzien. En dan gaat het langzaam-aan langs uitgestrekte zonnebloemvelden, lege akkers en slaperige dorpjes richting grens.
De grens tussen Hongarije en Oostenrijk is verlaten en troosteloos terrein. Tijdens de koffie-met-accessoires op een zonnig terras net over de grens raadplegen we de kaarten om de verdere route uit te zetten. Wat volgt is een mooie rit langs Oostenrijkse binnenwegen. Het weer zit niet echt mee: de paar regendruppels op de voorruit gaan over in gestage motregen. Tijdens een korte stop op een verlaten bergweggetje zien we aan de bosrand de reeën fourageren.
Aan het eind van de middag bereiken we via een landelijke toegangsweg en onder steeds dreigender luchten camping Puttersee in Aigen im Ennstal. We installeren ons en maken een kort wandelingetje over het terrein richting meer. Het water is nog blak als een spiegel maar in de verte dreigt het noodweer.
Terug bij het blauwe busje draaien we – als een haas – net op tijd de luifel in en dan barst het in alle hevigheid los. We zoeken ons heil in de luwte van de receptie en zien toe hoe de omgeving kort maar hevig verdwijnt in grijze slagregen. Vlakbij klapt een luifel met een knal over een camperbus heen. De bewoners stonden rustig af te wassen in het sanitairgebouw…
Tegen de avond klaart het op en worden we getrakteerd op een prachtige zonsondergang.
De TomTom gaat op de stand ‘vermijd snelwegen’ en zo we sukkelen op ons gemak door het Hongaarse platteland.
Naast implantaat-tandartsen zijn thermaalbaden in Hongarije blijkbaar ook een belangrijk verdienmodel. Op de NKC-app lezen we juichende verhalen over de camperplek bij het thermaalbad in Bük. Daar aangekomen zeggen we allebei hardgrondig ‘Nee!’ Het in slagorde opgesteld staan op beton is niet ons ding. We dwarrelen in de omgeving rond en komen terecht op Camping Romantik in Bük. We worden uiterst vriendelijk ontvangen door een kordate mevrouw die ons wegwijs maakt en vertelt dat de internetverbinding het door het noodweer van de vorige dag heeft begeven. Geen probleem, wij kunnen best zonder. We mogen zelf het allermooiste plaatsje uitkiezen en eenmaal geïnstalleerd, genieten we van het groen, de rust, de ruimte en het vleugje vergane glorie. Als de avond valt, eten we in het camping-restaurant voor een prikje een heerlijk verse maaltijd.
De houtduiven koeren ons de volgende ochtend wakker. Hoe fijn kun je het hebben?
We hebben heerlijk geslapen.
‘Gebakken eitje?’
‘Nou, graag!’
Tik tik tik op de rand van de pan.
‘Wel hier en daar en overal!’
‘Wat is er?’
‘Die eieren zijn @#&%$ al gekookt!’
Met een broodje gekookt ei achter de kiezen zetten we al peddelend koers richting het centrum van Keszthely en het Balatonmeer. Of het gratis fietskaartje niet helemaal accuraat is of dat wij cartografisch van de vrije interpretatie zijn, is een vraag voor later. Uiteindelijk komen we aan in het oude centrum.
Je kunt niet echt in Keszthely zijn geweest zonder bezoek aan het kasteel. Om daar te komen moeten we vanaf hier een winkelpromenade in. De etalages zijn prachtig. Links en rechts van de promenade heeft de economische vooruitgang nog niet echt voet aan de grond.
We strijken neer op een terras met uitzicht op een authentiek kledingzaakje. De wind slaat geregeld onder de kledingstukken. Die moeten dan weer opnieuw worden gestyled, verhangen en gereorganiseerd. Daar is de eigenaresse drukker mee dan met klanten.
Het kasteel van György Festetics maakt waar wat het de toeristen belooft. Prachtige gebouwen, prachtige tuinen. We brengen er met gemak een paar uurtjes door.
We zwalken terug langs de promenade. Verbazingwekkend hoeveel tandartspraktijken voor implantaten je kunt aantreffen op 500 strekkende meter. We eten een ijsje en pinnen voor 200 euro aan forinten. We staan er niet bij stil dat je voor 1 euro 300 forinten krijgt. Wát een enorm pak geld komt er uit de gleuf ;-). Het is lang geleden dat we buiten de Euro-zone waren en dus zijn we niet meer gewend aan coupures van 10- en 20.000.
Aan de rand van het Balatonmeer vallen we stil. Wát een prachtige weidsheid…
Langs de kant van het meer fietsen we terug richting camping. En ook hier valt het ons op dat de Hongaren een andere opvatting over ruimtelijke ordening hebben dan wij in Nederland gewend zijn. Oude meuk wordt niet gesloopt. Er wordt gewoon iets nieuw naast gebouwd.
Terug op de camping is het tijd voor het knappen van een uiltje, een handwasje, een rondje netflix en een puzzeltje. En daarna kuieren we richting campingrestaurant voor (wéér) een heerlijk maaltje. Morgen verkassen we naar Bük.
fNa het afrekenen bij de super-vriendelijke receptioniste van camping Therme Ptuj en het lozen en vullen van (afval)water, vertrekken we op tijd richting Hongaarse grens. Het zonnetje schijnt en we worden vrolijk van het vooruitzicht naar een land te gaan waar we nog nooit zijn geweest. Eenmaal op de A5 richting de grens verandert het landschap. Het middelgebergte gaat over in heuvels die plaatsmaken voor een vlak landschap.
Ter hoogte van Lendava maken we bij een benzinestation een stop om voor de grens het benodigde e-vignet te regelen. Dat is een fluitje van een cent. Alle campers – van basic tot superdeluxe, ongeacht lengte of wielbasis – vallen onder tarief D2. Wel even een jaar je kassabonnetje bewaren, zeggen de experts. De grens tussen Slovenië en Hongarije geeft geen oponthoud. De eerste kilometers daarna is de politie langs de snelweg in vol ornaat – mét kogelvrije vesten en wapens – zeer nadrukkelijk aanwezig.
We gaan zo snel mogelijk weg van de snelweg en kachelen op ons gemakje richting Keszthely aan het Balatonmeer.
We verbazen ons over de staat van de dorpjes waar we doorrijden. Slechte wegen, veel verwaarloosde huisjes en boven de weg een wirwar van elektriciteitsdraden die op z’n houtjetouwtjes aan de huisjes vastgeknoopt lijken te zijn. Het is alsof de tijd hier al decennia stilstaat.
We komen Keszthely binnen via een bedrijvig industriegebied met fabrieken en grote winkelketens. We doen nog even een supermarkt aan. En ja hoor! Hier kennen ze ús Douwe ook.
Camping Castrum heeft nog genoeg plaats en we mogen van opa, die in een soort prieeltje bij de ingang de wacht houdt, zelf het allermooiste plekje uitzoeken. Inschrijven kan morgen wel, zegt hij. ’s Avonds melden we ons in het kleine campingrestaurant. De menukaart geeft reden tot oh’s en ah’s: naast de bedragen in Hongaarse forinten staan ook de prijzen in euro’s vermeld. De soep van de dag kost (in euro’s) 1,63. Voor 6,48 bestel je een hoofdgerecht. Het eten is méér dan voortreffelijk!
Het is maar een dikke 100 kilometer van Rečica ob Savinji naar Ptuj. De warmte van de afgelopen dagen lijkt voorlopig voorbij. Dikke wolken pakken zich onderweg samen. In de middag komen we aan op camping Therme Ptuj.
Als je het terrein oprijdt, kun je linksaf het camperpark op. Rechtsaf kan ook, dan sta je lekker onder de bomen. We vinden daar een mooi plekje. Voor de plaatselijke bakker zondagrust neemt, fietsen we nog even snel het stadje in voor brood en burek.
Tegen etenstijd spoeden we ons met de paraplu onder de arm naar het restaurant van het naastgelegen thermaal-bad. Voor de luttele prijs van 10 euro kun je aanschuiven aan het buffet.
Na het eten maken we een gezapig avondwandelingetje. Vlak bij de camping is een parkje aangelegd met een diepere gedachte.
Helemaal ‘zen’ rollen we de het blauwe busje weer in. Het duurt niet lang of ook de houtduiven staken hun roekoe. Weltrusten!