Donderdag 2 september: Lampiri (GR) – Delphi (GR)

Vandaag maken we de oversteek naar Centraal Griekenland. Dit keer laten we de brug tussen Rio en Antirrio links liggen en hobbelen we over de oude weg richting de haven van Rio. Voor 11 euro kun je daar de ferry nemen die langs de brug vaart. De overtocht neemt zo’n 20 minuten in beslag. Een zilte zeebries en een prachtig uitzicht zijn bij de prijs inbegrepen.

Druk is het niet. We kunnen zó het autodek van de Nikolaos oprijden, op het nog lege dek ons busje keren en in z’n achteruit het parkeervak inrijden. En dan gaan algauw de trossen los.

Wat leuk om de oversteek nu eens op deze manier te maken! We varen parallel aan de brug en zien het imposante bouwwerk van een heel andere kant.

Langs het oude fort varen we de haven van Antirrio binnen. We waren als eerste aan boord. En dus rijden we er als laatste weer af.

We pakken de kustweg richting Itea. Een mooie route door dorpjes en langs baaitjes. Je kunt merken dat het september is: de stranden zijn bijna verlaten en er zijn veel minder toeristen onderweg.

In Itea is het tijd voor een terrasje, een pinautomaat en de supermarkt.

Daarna rijden we naar camping Delphi. Zo. Lekker een paar dagen genieten van het rustgevende, fenomenale uitzicht.

Vrijdag 3 en zaterdag 4 september: Delphi (Gr)

Het is nog vroeg in de ochtend als er vrijdag een grote Nederlandse caravan de camping oprijdt. En warempel, de ANWB-vlag wordt gehesen. Hebben wij even mazzel: zitten we zo maar in We zijn er bijna-achtige toestanden! De helft van ons wil er het hare van weten en knoopt een praatje aan met de kwartiermaker. ‘Hallo, we-zijn-er-bijna!’ is waarschijnlijk niet de beste openingszin, want hij is niet erg toeschietelijk. De conversatie met z’n vrouw verloopt stukken soepeler want het gaat over de wasmachine. Daar zijn we eerder op de ochtend al twee keer onverrichter zake heen gelopen: hij is telkens in gebruik. De eigenaar van de camping ziet het zwerk drijven en improviseert ter plekke een inschrijvingslijst. Wij staan met stip op nummer 1. Gelukkig maar. Als er straks 12 campers en caravans komen (of om in groepsreis-termen te blijven: equipes), kom je er anders natuurlijk nooit meer tussen. Zoveel hebben we wel van Omroep Max geleerd. Gaande het proces houdt de vrouw van de kwartiermaker de vinger strak aan de pols. Zodra ze ons ziet lopen, klampt ze ons aan. Of onze was al klaar is? We hebben hem immers een uurtje geleden in de machine gedaan? Ja? Oh, fijn! Dan loopt ze nú even naar equipe nummer 8 om het te melden, want dan zijn die nu aan de beurt.

En ook al loopt er geen cameraploeg rond, de taferelen zijn authentiek: satellietschotels worden voor de caravan gezet, mini-droogmolens uitgeklapt, voorramen gesopt en het mededelingenbord wordt naast de vlag opgehangen. Vanavond wordt er gegeten in het restaurant, morgen gaan ze op excursie naar Delphi. Blijft de hamvraag: wanneer zouden ze gaan jeu de boulen?

Het koelt ‘s avonds lekker af hier op de berg en we genieten van het moment dat onder ons in het dorpje Chrisso, verderop in Itea en aan de overkant van het dal de lichtjes aangaan. Zo glijdt de avond onder een heldere sterrenhemel over in de nacht.

Tegen 03:00 uur wordt de nachtrust opeens wreed verstoord. We horen onder ons in Chrisso luid toeterende auto’s en schreeuwende mensen. Oh nee! Vuur! We horen de vlammen knetteren.

Eindelijk komt de eerste brandweerauto met flikkerende zwaailichten via de weg boven de camping aanrijden, de volgende twee komen via het dal. Pompen slaan aan en dan horen we water spuiten. Na ongeveer een kwartier is het vuur geblust. Brandweermannen met sterke zaklampen beklimmen de heuvel en speuren naar smeulende resten. Een procedure die ze een uur lang elke 10 minuten herhalen. Om 05:00 is de rust weergekeerd. Poeh, zijn wij even een angstige ervaring rijker…

We proberen de slaap weer te vatten en dat lukt maar eventjes. De ANWB-equipes zijn al voor 07:00 uur massaal bij de pinken. Vandaag vroeg met de bus naar Delphi, dus plassen, douchen, haar föhnen, ondertussen luidkeels bespreken wat iedereen voor ontbijtje gaat eten, lekker hard met de deuren slaan en luid rammelen met de klep van de loosput voor het chemische toilet. Ook goedemorgen!

Zaterdag is het de hele dag bewolkt. Er staat een stevig windje en dat maakt het fris. De helft van ons heeft voor het eerst sinds weken weer eens een vestje aan.

We brengen de dag in alle rust bij ons busje door. ‘s Avonds eten we in het restaurant. Voor de zekerheid hebben we een tafeltje gereserveerd. Blijkt ook wel nodig, want ook nu zijn de ANWB-equipes massaal en luidruchtig aanwezig.

En geloof het of niet: je hebt dus écht van die sneue Nederlanders die de drie overgebleven sneetjes brood uit het broodmandje zorgvuldig in een servetje vouwen en steels in hun handtasje stoppen…

Zondag 5 september: Delphi (GR) – Kastraki (GR)

We zijn al bijna klaar met inpakken & wegwezen als de vrouw van de ANWB-kwartiermaker bij ons busje komt met de vraag of we over een uurtje de groepsfoto met de equipes willen maken. De helft van ons is zeer vereerd door dit verzoek. Je voelt je dan toch een beetje de Martine van Os van de camping, nietwaar? Maar om daar nou nog een uur op te wachten… We slaan het verzoek vriendelijk af: Ach wat jammer nou, we wilden nét vertrekken! We wensen elkaar over en weer een hele prettige verdere reis met veel gezelligheid, nemen hartelijk afscheid van Vasili (Tot volgend jaar!) en gaan op weg naar Amfissa. Want de belangrijkste vraag van deze dag schreeuwt om antwoord: Is de allenige koe er dit jaar weer?

Achter Amfissa gaat het richting Lamia. We rijden de bergen in. Algauw zien we de eerste sporen. Kiek! Verse koeienvlaaien! En een paar haarspeldbochten verder… Stop! De chauffeur gooit meteen het stuur om en rijd het uitzichtpunt op. En daar staat ze. Precies op de zelfde plek als vorig jaar en het jaar daarvoor. Hoe is het mogelijk. De helft van ons springt met de telefoon in de aanslag het busje uit. Zodra ze ons in het vizier krijgt, maakt ze zich uit de voeten naar een lager gelegen pad. Maar al is de koe ook nog zo snel…

We verrijden ons na Lamia grandioos. Annie raakt – zelfs mét updates – het spoor compleet bijster. We komen uit in Leianokladi en daar zetten we ons busje maar even aan de kant. Tijd voor een frappé op een terras aan de hoofdweg van het dorp en dat biedt altijd een uitkijkje op het dagelijks leven. Het terras wordt bevolkt door groepjes mannen die, voordat moeder de vrouw het uitgebreide middagmaal op tafel zet, genieten van hun koffie gevolgd door een borrel met een bordje mezze. Er komt, met een pappa als voorganger, een begrafenisstoet voorbij. Als blijk van respect gaat het het hele terras eerbiedig staan. Wij ook.

We vinden uiteindelijk de goede weg richting Kalampaka, dwars door het uitgestrekte laagland. Hier lag miljoenen jaren geleden een enorme binnenzee. Uiteindelijk vond het water een uitweg naar zee bij Thessaloniki en dat eeuwenoude geweld zorgde voor de vorming van de rotsen waarop de kloosters van Meteora werden gebouwd.

De grond is hier vruchtbaar. We rijden langs velden vol maïs, katoen en pepertjes. Armoedig is het hier ook. De dorpen zijn rommelig en de erven en bermen liggen bezaaid met vuilnis.

Als het landbouwgebied richting Trikala overgaat in een langgerekt industrieterrein wordt de treurnis nog groter. Veel leegstand, veel autokerkhoven, afgewisseld met bedrijven die nog wel enigszins floreren. Dit is een lelijk stukje Griekenland. En het regent.

Camping Vrachos in Kastraki – aan de voet van de Meteora – is een typische doorgangscamping voor toeristen die Meteora willen bezoeken. De faciliteiten zijn prima in orde. Zelfs de verrichtingen van Max Verstappen in Zandvoort zijn te zien.

Na een biertje en een wijntje zoeken we een plek. Hé, nummer 8 is vrij! Daar stonden we vorig jaar ook. We parkeren ons busje op nummer 8 en opeens staat er een Duitse mevrouw bij ons. Ze vindt dat we daar niet mogen staan omdat anders de bewoners van een koepeltentje hun auto niet meer bij hun tent zouden kunnen parkeren. Ich möchte dass nür gesagt haben! We noemen haar Eva.

We hebben geen zin in gedoe en zoeken een andere plek op het terreintje. Eva blijkt het zelfbenoemde Hoofd Placering & Advies en haar man is haar sidekick. Samen voorzien ze nieuwkomers graag van ongevraagd advies over van alles en nog wat ‘want ze zijn hier al zó vaak geweest!’. De helft van ons hoopt stiekem dat ze vannacht uit haar daktent valt. Maar dat is natuurlijk niet erg aardig.

We hebben jaren geleden het klooster Megalo Meteoro al eens bezocht en dit keer willen we graag het vrouwenklooster Agios Stefanos bekijken maar dat is op maandag gesloten. Een rustdagje, dan maar. Als we maandagavond in het restaurant eten, horen we dat het klooster minstens 30 dagen dicht is vanwege een Corona-uitbraak onder de nonnen. Ach, dat is niet best. Morgen zien we wel verder.

Dinsdag 7 september: Kastraki (GR) – Plataria (GR)

De Corona-uitbraak onder de nonnetjes blijft ons door het hoofd spoken. Hoe hebben ze het opgelopen? Het is nou immers niet bepaald zo dat ze dagelijks in de winkelstraten van Kalampaka lopen te flaneren en de plaatselijke terrassen, restaurants en clubs onveilig maken. Zouden het dan toch de toeristen zijn die het virus het klooster in hebben gebracht?

Wij besluiten in plaats van Agios Stefanos niet nog een ander klooster te bezoeken en houden het bij een toertje door Meteora. Ook mooi!

Daarna zetten we koers naar Metsovo. Het is een prachtige route. De weg voert door de bergen en slingert zich met talloze haarspeldbochten omhoog. We hebben alle tijd om van het uitzicht te genieten want we sukkelen kilometers lang achter een grote vrachtwagen die langzaam maar zeker omhoog ploegt.

Metsovo is een charmant bergdorp dat het – zowel in de zomer als in de winter – vooral moet hebben van het toerisme. We lunchen aan het plein met een bordje souvlaki en ‘Metsovo Noodles’. Echt bijzonder is het niet. In een van de toeristenwinkeltjes kopen we wat souvenirs voor thuis en een kilo(!) Metsovo-kaas. Dat schijnt een lekkernij te zijn. Je moet ‘m koel bewaren. Hij past amper in de koelkast.

Over de tolweg zoeven we naar Igoumenitsa voor een rondje Lidl en dan gaat het richting Elena’s Beach. Het is bewolkt en fris. Wat een verschil met een maand geleden! Vrijdag trekken we weer verder.

Vrijdag 10 september: Plataria (GR) – Bourazani (GR)

Op een steenworp afstand van de grens met Albanië, een kilometer of 14 van Konitsa, ligt het Wildlife Resort Bourazani. Er is een camperplaats bij en je kunt er fabuleus lekker eten, zo hebben we gehoord en gelezen. Dus, karren maar! We hobbelen naar Igoumenitsa en pakken vanaf daar de oude weg richting Ioannina.

Het is en blijft een mooie route die wel wat tijd kost, maar tijd hebben we genoeg. In Voutsaras strijken we weer neer voor een laatste frappé en bij de bakkerij ernaast kopen we wat lekkers voor de lunch die we later aan de kant van de weg soldaat maken. In de middag bereiken we Bourazani, een onbeduidend dorp in een prachtige omgeving. Het Wildlife Resort is gauw gevonden en daar is geen kip te bekennen. We lopen wat rond en dan steekt de eigenaar z’n hoofd om de deur. Het is een heel vriendelijke man met een hele lieve hond. Natuurlijk mogen we hier een nacht op het parkeerterrein staan! Er is stroom, er zijn buitendouches… Find your place! Hij vertelt dat er vlak in de buurt twee beautiful bridges zijn, een militaire van metaal en daarnaast eentje van steen. Op onze vraag of we vanavond bij hem kunnen eten, betrekt zijn gezicht. No, sorry! Closed until 15 september. The staff needed vacation! Als rechtgeaarde vakantiegangers knikken we natuurlijk empatisch, maar inwendig balen we enorm. Staan we hier, in de middle of nowhere zonder uitzicht op een exquise wild-diner. We betalen hem een tientje voor de overnachting, vinden onze plek en gaan dan maar op zoek naar de beautiful bridges. De lieve hond loopt gezellig met ons mee. Het blijkt vlakbij en inderdaad: het uitzicht is mooi.

Aan de overkant van de weg is er gelukkig een taverna open en daar strijken we neer voor een drankje. Een paar uurtjes later steken we de weg nogmaals over en schuiven er aan voor een heerlijk maaltje.

De lieve hond vlijt zich bij ons tafeltje neer, midden op de weg. Waarschijnlijk is hij wat doof, niet al te snugger of een combinatie van beide want een passerende auto moet flink toeteren voor hij zijn kop optilt en zich tergend langzaam uit de voeten maakt.

‘s Nachts is het oorverdovend stil en koelt het flink af. Nog even en de dekbedden kunnen er weer op!

Zaterdag 11 september: Bourazani (GR) – Pogradec (AL)

Als we wakker worden, is alles nat van de dauw. De lieve hond heeft al snel in de gaten dat we weer bij de pinken zijn: hij springt lomp over een muurtje en galoppeert enthousiast kwispelend naar ons busje. Het kuipje van de joghurt slobbert hij met graagte leeg en dan gaat ‘ie lekker liggen zonnebaden in het ochtendlicht. Mooi dat je met zo weinig zo tevreden kunt zijn.

We zijn snel reisklaar en rijden naar Konitsa om een kijkje te nemen bij de beroemde stenen brug over de rivier Aoos. In 1823 werd met de bouw begonnen en 50 jaar later was de brug klaar. Het 40 meter lange en 20 meter hoge bouwwerk werd het symbool van de stad. De bel die onder de brug hangt, klingelt vandaag niet dus kunnen we hem met een gerust hart beklimmen.

We hobbelen terug naar de bruggen bij Bourazani en rijden vanaf daar richting de grens. Het blijkt een ieniemini grenspostje te zijn dat een beetje verweesd in de bergen verscholen ligt.

Een Griekse douanier komt naar buiten. Há! Een klant! Hij wil onze papieren zien, bekijkt ze nauwgezet en vraagt wel drie keer waar we vandaan komen. Nee, druk is het hier niet in deze tijd van het jaar, vertelt hij. Pas als de scholen weer beginnen! De logica daarvan ontgaat ons. Maar goed, de paspoorten worden afgehandeld door z’n collega die inmiddels achter een loketje heeft plaatsgenomen. Ook dat verloopt vlekkeloos. We mogen door naar hun Albanese collega’s.

Als we voor het Albanese hokje staan, is er in geen velden of wegen iemand te bekennen. Vanuit het kantoor klinken luide stemmen. Hebben ze teamoverleg? Dan staat er blijkbaar een heikel punt op de agenda want het volume van de conversatie bereikt grote hoogtes en er wordt steeds meer door elkaar heen geschreeuwd. Wij blijven maar geduldig wachten. Als ze uitgeschreeuwd zijn, zal er wel iemand komen toch? Opeens verschijnt er een vrouw in uniform in de gang. Ze ziet ons staan, schrikt zichtbaar en schiet het kantoor weer in. Na een poosje komt ze gladgestreken naar buiten, neemt plaats in het hokje en dan kunnen de formaliteiten beginnen. Goedgemutst is ze niet bepaald. We krijgen niet eens een stempeltje.

We rijden Albanië binnen. De klok springt een uurtje terug, dus is het nog maar half elf.

We rijden richting Korçe, een rit van 100 kilometer, dwars door de bergen. De eerste kilometers liggen er strak in. Na Leskovik verandert de boel: de omgeving blijft prachtig maar de weg wordt smaller en smaller én slechter en slechter. Harder dan 20 km per uur gaat het niet meer. Dus op deze manier gaan de dik 70 kilometer die ons nog van Korçe scheiden uren duren. Het zij zo. Deze route is immers de enige manier om bij het meer van Ohrid te komen. En wat is het hier mooi!

Het is hier dunbevolkt. Af en toe rijden we door een dorp, soms half verlaten. Kleinschalige tuinbouw lijkt – naast geitenhouderij – het belangrijkste middel van bestaan.

Er lopen hier veel paarden los. Ze hebben een houten zadel op de rug en een bel om de hals. Ze worden gebruikt als lastdier en brengen hun vrije tijd in alle vrijheid door.

We hobbelen en rammelen blijmoedig verder over de weg waar het soms zoeken is naar wat asfalt tussen de gaten. En ineens stuiten we, ergens in de middle of nowhere, op een pastoraal paradijsje.

Resort Farma Sotira (Albanezen houden van de term ‘resort’) is een soort van kinderboerderij waar paarden, kippen, ganzen en eenden los rondlopen tussen talloze prieeltjes waaronder bezoekers kunnen neerstrijken om iets te eten of te drinken.

Er zijn houten terrassen boven vijvers vol forellen die, als je zin hebt in een visje van de grill, ter plekke voor je uit het water worden geschept.

En terwijl we, onder de klanken van Albanese volksmuziek, op een van de terrassen een lekkere cappuccino drinken, kraait een haan op een bruggetje vlakbij de victorie.

Het is dat we naar Pogradec willen, anders bleven we hier graag een nachtje!

Uiteindelijk bereiken we, na dik drie uur rammelen, Korçe. Wat een opluchting dat de weg vanaf daar weer een stuk beter is. Naar Pogradec is het nu nog dik 40 kilometer. We laten de bergen steeds verder achter ons. Het laagland hier is vruchtbaar en overal langs de weg wordt rijke oogst te koop aangeboden.

Het meer van Ohrid ligt er in de late middagzon nog stralend bij.

We vinden een fijne plek op de mooie camping Arbi, die gerund wordt door een supervriendelijke familie.

‘s Avonds pookt de heer des huizes de grill op en eten we kalfsvlees met salade en patat. Bezorgd vraagt hij na afloop waarom we niet alle vlees hebben opgegeten. We bezweren hem dat het heerlijk was, maar veel te veel! Dat het meer bot en zenen was dan vlees… daar wil je zo’n vriendelijke gastheer toch nooit mee voor het hoofd stoten.

De avond valt mooi en we liggen er na deze lange, inspannende dag vroeg in.

Zondag 12 september: Pogradec (AL) – Shkoder (AL)

Het is nog maar 09:00 uur als we door Pogradec rijden. Dat is best een leuke stad, met keurige huizen en tuintjes en balkonnetjes met fleurige plantjes. De Albanezen zijn vroeg bij de pinken: de terrassen zitten al behoorlijk vol en er flaneren families in hun zondagse kleren langs de winkels. Er is op dit vroege tijdstip zelfs al een bruiloft gaande. Niet de enige die we vandaag zullen zien; misschien is zondag wel dé dag om te trouwen in Albanië. De feestelijkheden gaan gepaard met luid toeterende trouwstoeten, waarbij de vrouwen door het open autoraampje wuiven met repen felgekleurde tule. Soms rijdt er zelfs een cabrio voorop waarin iemand zit met een professionele camera op statief om dit onderdeel van de festiviteiten vast te leggen.

‘Wat zwaaien de mensen vriendelijk naar ons, hè?’ Het duurt even voordat we door hebben waarom. Lijnbussen zijn er amper in Albanië. Het openbaar vervoer wordt verzorgd door particulieren met een busje. Wie mee wil rijden, gaat ergens aan de weg staan en steekt zijn hand op als er zo’n busje nadert. Maakt niet uit waar je staat, desnoods op de vluchtstrook van de snelweg. Wij worden vaak aangezien voor zo’n busje. We zwaaien vrolijk terug.

We rijden zo’n 20 kilometer omhoog langs het meer en buigen dan af richting Elbasan. Overal in het landschap zijn de bunkers te zien die onder het regime van Hoxha gebouwd zijn. Soms zijn ze overwoekerd door de natuur, vaak ook hebben ze een andere bestemming gekregen: ze fungeren als kippen- of geitenbok, tuinschuurtje, afwasplaats (zagen we op een camping waar we langsreden) of gewoon als vrolijk lieveheersbeestje.

Halverwege Elbasan stoppen we bij een chaotische pleisterplaats langs de weg. Er is een hotel-in-aanbouw, een market, een restaurant en een toiletgebouw. Iemand verkoopt er peren en druiven, een ander plastic rozen en wat zwerfhonden proberen de passagiers van touringcars met zielige blikken te verleiden tot een aalmoes. In het restaurant zit iedereen aan de soep. ‘Beefsoup!’ lacht de serveerster. Nou vooruit, wij doen mee.

De beefsoup blijkt een smakeloze, vettige substantie waarin allerlei ondefinieerbare stukken vlees en vet drijven. We krijgen ons bordje niet leeg. Terug bij ons busje staat een kip belangstellend naar ons nummerbord te kijken.

Elbasan is een grote, rommelige stad. We rijden langs een markt waar van alles wordt verkocht: gebruikte verfemmers, stapels tweedehands kleren, bed-onderstellen, kapotte schemerlampen.. je kunt het zo gek niet bedenken. Mensen doorzoeken vuilcontainers op zoek naar dingen die ze weer door kunnen verkopen. Een tweedehands autobandenzaak heeft z’n waar tegen de muur van een moskee uitgestald. Een gehandicapte bedelaar loopt met een kindje aan de hand tussen de auto’s door. Het is diepe armoede.

De ringweg van Tirana loopt niet óm de stad maar er dwars doorheen en is één grote bouwput.

Bijna een derde van alle Albanezen woont in de hoofdstad en dus is het er altijd druk. Zoals overal in Albanië zijn er op rotondes geen rijbanen aangegeven. Ook op de ringweg niet. Het verkeer perst zich stapvoets en wringend en dringend door deze flessenhalzen. Het hoofd koel houden en gewoon meedoen, is het devies. We komen er heelhuids door.

Achter Tirana is het landschap vlak. Overal langs de weg staan bedrijven, verkrotte nerinkjes, glimmende trouwpaleizen, roestige benzinepompen en ontelbare meubelzaken. Eind van de middag rijden we de gravelweg naar camping Lake Shkoder op.

Het is er tot onze verrassing heel druk. Bijna alle plaatsen zijn bezet. Toch vinden we nog een mooi plekje. Morgen wordt het hier nog 30 graden dus lassen we een rustdagje in. Nog even genieten van het mooie weer voordat we koers zetten naar huis.

Dinsdag 14 september: Shkoder (AL) – Podaca (HR)

Gisteren kwamen er tot laat in de avond nog campers aanrijden. Alle plekken op de camping en de parkeerplaats raakten vol. De laatste pechvogels moesten zelfs buiten het elektronische hek de nacht doorbrengen. Als het eenmaal licht is, ontstaat er een run op de plekken die wellicht vrijkomen. Zodra wij aanstalten maken met opruimen, staat er al een vriendelijke Nederlandse mevrouw bij ons busje. Of zij onze plek mogen hebben? Tuurlijk! Hoe laat we weg gaan? Nou, dat kan nog even duren want we willen straks eerst nog even lekker ontbijten in het restaurantje. Terwijl we met haar staan te praten worden we door een ander stel aangesproken. ‘Are you leaving? Can we have your place?’ We hadden nooit gedacht dat het in september nog zó druk zou zijn. Wellicht komt dat wel omdat in het voorjaar Europa nog op slot zat door de Corona-crisis en er veel vakanties zijn uitgesteld.

Iets na 09:00 uur zijn we klaar voor vertrek. De schaapherder stuurt zijn kudde keurig aan de kant voor de kampeerders die het gravelpad aframmelen richting de doorgaande weg.

Een dik halfuur later zijn we bij de grens met Montenegro. Het verloopt allemaal vlotjes.

Dwars door de bergen voert de weg ons naar Budva aan de Adriatische kust.

Een klein uurtje later steken we de baai van Kotor over met de ferry.

De grens met Kroatië zijn we snel over. Voor de allereerste keer deze reis worden onze Corona QR-codes officieel gescand.

Zoals altijd is het bij Dubrovnik druk. De parkeerplaatsen langs de weg staan mudvol en het lukt ons niet om een plekje te vinden om even van het prachtige uitzicht te genieten. Jammer!

Het is een dag van grenzen, vandaag. Want we moeten ook nog door een stukje Bosnië-Herzegovina en daarna Kroatië weer in. Gelukkig geeft dat amper oponthoud. De voorraden moeten wel weer aangevuld, want de laatste keer dat we boodschappen hebben gedaan was in Igoumenitsa. Dus vereren we de Lidl in Ploce met een bezoekje. En daarna is het zo zoetjesaan tijd om een camping op te zoeken.

We hebben ons oog laten vallen op camp Podaca. Het is even manoeuvreren om het terrein op te komen, want de toegangsweg is smal en steil. Met een camper die langer is dan 7 meter moet je hier eigenlijk niet komen. We worden hartelijk ontvangen door de eigenaresse die ons de laatste vrije plekken laat zien. Trots is ze op de olijfbomen die afgeladen vol hangen met dikke, glanzende olijven. ‘This year 5 tons! A very good year!’ lacht ze breed. De oogst zal op 22 oktober beginnen. Ze heeft er al zin in.

In de avond scharrelen we via de talloze trappen op de camping naar de kleine, charmante boulevard beneden.

We kiezen een restaurantje waar je vlak aan zee zit. Terwijl de golven rustig op het kiezelstrandje kabbelen, draaft de enige ober die het etablissement rijk is – trapje op trapje af – de benen uit z’n lijf om de gasten te bedienen met heerlijk eten.

Woensdag 15 september: Podaca (HR) – Rakitje (HR)

Vroeg uit de veren, want we ruiken de stal. We wenden de steven linea recta richting de tolweg en de kilometers glijden in rap tempo onder de wielen door. Ter hoogte van Skradin maken een lunch-stop uit eigen keuken. Vanaf de parkeerplaats heb je een prachtig uitzicht op het stadje.

Ook hier zien we (beginnende) natuurbrandjes en overvliegende blusvliegtuigen.

Onderweg is het niet druk, dus schieten we lekker op. Tegen het eind van de middag rijden we Camp Zagreb in Rakitje op. Het is inmiddels bewolkt, winderig en voor ons doen flink frisjes. Een borreltje, de pannen op het vuur en dan niet te laat onder de wol. We zijn er bijna!

Donderdag 16 september: Rakitje (HR) – Golling (A)

Zonder dralen vervolgen we vroeg in de ochtend onze weg. Iets na half 10 staan we bij de grens met Slovenië.

In Lesce, vlakbij Bled, lunchen we bij de Mac. Voor het eerst deze reis moeten we onze digitale QR-code laten zien om naar binnen te mogen. Komt ‘ie toch nog van pas!

Rond 13:00 rijden we Slovenië uit.

Aan de Oostenrijkse kant van de Karawanken verslechtert het weer in rap tempo. Regen, files… het is treurnis alom.

Zo voorspoedig als de ochtend verliep, zo stroperig gaat de middag. Snel snel een rondje door de Spar en dan rijden we de camperplaats bij Aqua Salza op. Het miezert en het is koud. Wat zijn we toch een mooi-weer-camperaars 🙂

Vrijdag 17 september: Golling (A) – Leeuwarden

Er is niks dat ons onder deze grauwe luchten in Oostenrijk kan houden. Vol het gas er op dus. In één ruk rijden we naar huis. Een lange, vermoeiende dag. Maar wat zijn we blij om weer thuis te zijn. Mét mooie herinneringen aan weer een prachtige reis!