Donderdag 22 juli: Leeuwarden – Bad Arolsen (D)
Hèhè, poeh poeh….
Eíndelijk!
We zijn weer onderweg.
Waren vorig jaar om deze tijd voldoende mondkapjes en handgel aan boord onze grootste zorg, nu stonden de voorbereidingen vooral in het teken van QR-codes (digitaal en op papier), gele boekjes en het driedubbel checken van reisadviezen en inreis-restricties van de landen die ons van Griekenland scheiden. We waren eerst nog van plan om via Servië te reizen, maar daar hebben we op het laatste moment toch maar van afgezien. In plaats daarvan gaan we de prachtige kustroute van Kroatië weer eens volgen. Daarna door Montenegro en Albanië en dan zien we wel via welke grensovergang we Griekenland binnengaan. Het invullen van het Griekse PLF-formulier kan best nog even wachten.
En daar staan we nu, op Reisemobilhafen Twistesee bij Bad Arolsberg. Een grote camperplek waar we met geluk nog een plekje hebben kunnen bemachtigen. Prima voor één nachtje. Het waren 379 vlotte kilometers hier naar toe. En fijn dat we bijtijds weg-van-de-snelweg zijn gegaan voor een mooie rit binnendoor. Door een vriendelijk landschap van glooiende graanakkers, slaperige dorpjes met rode, bakstenen vakwerkhuizen en goedlachse agrariërs die met volgeladen hooiwagens naar hun boerderijen reden.
De helft van ons wil straks aan de Bockwurst mit Pommes die bij de Imbiss wordt aangeprezen. Gaan we doen! Daarna nog even een slagje langs het meer en dan morgenvroeg op tijd richting Oostenrijk.
Vrijdag 23 juli: Bad Arolsen (D) – Golling (A)
We zijn vroeg uit de veren en rijden voor 09:00 uur de camperplek af. Vandaag staat er een flinke etappe van zo’n 650 kilometer zuidwaarts op de rol. Dat moet, inclusief pauzes, in dik acht uurtjes gepiept kunnen zijn als alles meezit.
En dat zit het niet. In het begin rijdt het nog redelijk vlotjes door, tot we het zuiden van Duitsland bereiken. Daar duiken we kopje-onder in het leed dat filerijden heet. Van hollen is geen sprake meer, het is vooral langzaam schuifelen en heel veel stilstaan. De Beierse Autobahn is één langgerekte Wir bauen für Sie. De hopvelden staan er op de achtergrond florissant bij.
We genieten van de eerste vergezichten op de bergen.
En dan zijn we iets na 20:00 uur eindelijk bij de grens met Oostenrijk. Drie kwartier later vinden we op het parkeerterrein van Aqua Salza in Golling één van de laatste vrije plekjes.
Hèhè… de helft van ons onderneemt de korte klim naar boven om ons bij de receptie in te schrijven, de andere helft plugt ons busje aan de stroom en zet de tafel en stoelen buiten. Na 11 uur onderweg te zijn geweest, valt een ijskoud biertje er prima in. In het donker koken we ons eigen potje, laten we de afwas toch maar niet tot morgen staan en gaan laat de luiken dicht.
Zaterdag 24 juli: Golling (A) – Bled (SLO)
Een klein ritje vandaag. Maar 200 kilometer scheiden ons van camping Sobec vlak bij Bled. Na de inspannende dag van gister zijn we wel toe aan een dagje onder de luifel hangen en daar is Sobec een prima plek voor. We staan niet al te vroeg op en tegen de klok van 10 gaan we weer op weg.
We beginnen de etappe met een volle tank en een ouderwets we zijn er bijna’tje.
Lang verhaal kort: uiteindelijk doen we meer dan 6 uur over het traject. Het is file, file en nog eens file. Maar wel file-met-uitzicht.
De Tauern- en de Katzbergertunnel rijden we toch nog vlot door. Met een gangetje van 40 sukkelen we uiteindelijk in eendenpas door de Karawankentunnel. De Sloveense grens geeft geen Corona-oponthoud. Maar wát is het druk!
Camping Sobec heeft nog een plekje voor twee nachten en na een verfrissende douche koken we een lekker potje. Morgen doen we niks!
Zondag 25 juli: Bled (SLO)
We hebben een mooie, ruime plek tussen de dennen. En dat betekent schaduw op ons busje en lekker uitslapen. Een pot koffie, een ontbijtje… Het hangt heerlijk, zo onder de luifel. Sobec is een typische, drukke familiecamping met vertier voor jong en oud. Er trekken allerlei taferelen aan ons voorbij.
In de middag strijken we neer op het terras van het restaurant in de hoop daar wel contact te kunnen krijgen met het uitermate brakke WiFi-netwerk. Maar niks hoor.
De minimarket blijkt dicht op zondag. Bulgarije heeft Nederland aangemerkt als hoogrisico-gebied en verlangt – naast volledige vaccinatie – ook nog een PCR-test. Geen Promachonas dus, dit jaar. Het is drukkend warm. Na 5 regendruppels koelt het gelukkig wat af. We zitten tot het donker wordt lekker buiten. De handwas is droog. Meer hoeft het niet te zijn, vandaag.
Maandag 26 juli: Bled (SLO) – Ljubotic (HR)
Als we tegen 10:00 uur vertrekken, presenteert camping Sobec ons een gepeperde rekening: voor 2 nachten op een standaard plaats, weigerende WiFi en een dichte minimarket moeten we 92 euro betalen. We besluiten terplekke Sobec voortaan links te laten liggen.
Na een rondje door de Lidl sluiten we al voor Ljubljana keurig aan in de file. Borden boven de weg waarschuwen voor heavy traffic richting Koper.
Het lijkt wel of iedereen naar Istrië wil. Wij hobbelen gelaten mee in de stoet. Nog even doorzetten: bij Postojna mogen wij er af richting Rijeka en op die tweebaansweg is het een stuk minder druk.
Tegen half drie zijn we bij de grens met Kroatië en een half uurtje later ronden we Rijeka. Vanaf hier volgen we de Jadranska Magistrale die tot voorbij Dubrovnik naar de grens met Montenegro voert. Het uitzicht op deze route is inderdaad magistraal.
En dan wordt het ongemerkt later en later. Tijd om een camping te zoeken en die zijn in het gebied waar wij zitten opeens heel dun gezaaid. Via Campercontact vinden we er eentje maar helaas: vol. We zijn moe en besluiten het eerste bordje met camping dat we vanaf hier tegenkomen te volgen. Wat volgt is een apart avontuur.
Er staat in Tribanj Kruscica een houten bord langs de weg dat aangeeft dat er linksaf na 3 kilometer een campsite & agriturismo is. Hup, de richtingaanwijzer uit! We klimmen meteen steil naar boven, eerst nog tussen een aantal huizen door. Al snel zien we alleen nog maar een rotsachtig landschap om ons heen met schrale begroeiing. We klimmen steeds hoger en hoger en het weggetje wordt steeds smaller. Het landschap is compleet verlaten. Het uitzicht op de zee ver beneden ons is adembenemend. Zitten we hier wel goed? We hebben nou ondertussen toch al wel 3 kilometer afgelegd? Maar keren kan hier niet dus kachelen we twijfelend verder. Er staan hier en daar wel plaatsnaamborden maar huizen zien we niet. Waar zijn we in hemelsnaam beland? Opeens zien we tekenen van bewoning: een parkeerplaats, een mooi met stenen muurtjes omzoomd terrein waarop 1 tent staat en een vrouw die met twee kleine meisjes op een bankje zit. We vragen haar waar we de ingang van de camping kunnen vinden. De bocht om, verder omhoog. Daar woont de eigenaar weet ze met handen en voeten duidelijk te maken. Vooruit dan maar, op hoop van zegen. Het gaat steil omhoog en helemaal boven loopt de weg tussen wat huizen dood. Een oude man komt naar buiten. Het is de vriendelijke eigenaar. Hij spreekt een woordje Duits en maakt duidelijk dat we om moeten keren, dan loopt hij met ons mee naar beneden. Dat keren is zo makkelijk nog niet, want het is smal en steil. Met hulp van een bejaarde buurman lukt het gelukkig. Het hek gaat open en we rijden een klein paradijsje op.
Met een weids gebaar geeft de eigenaar aan dat we tussen de fruitbomen mogen staan waar we willen. Er is stroom, een keurig sanitairgebouwtje, een plaats om af te wassen en te koken en er staat een grote koelkast. Hij laat het allemaal trots aan ons zien. Hij vertelt dat we in een gebied zitten met verlaten dorpen. Hier wonen nog 20 mensen. Hij is hier geboren, later naar Zadar verhuisd en na zijn pensionering teruggekeerd om zijn paradijs te bouwen. We zijn er stil van, zo mooi is het hier.
De avond valt en het is oorverdovend stil. Heel in de verte klingelen de geitenbelletjes.
Dinsdag 27 juli: Ljubotic (HR) – Bijela (MNE)
Het was een drukkend warme nacht, maar van het verwachte onweer is niks gekomen. We scharrelen rustig ons ontbijtje bij elkaar. De helft van ons klimt de weg omhoog richting de woning van de eigenaar. Hij heeft 40 bijenvolken bij zijn huis staan en geeft graag een rondleiding door zijn imkermuseum.
‘Koop nooit honing bij de stalletjes aan de weg’ vertelt hij. ‘Dat is rommel. Ze kopen grote hoeveelheden verschillende goedkope honing op, vermengen die, plakken een etiketje op het potje en verkopen het duur.’ Weten we dat ook weer! Ook de twee schitterende appartementen die hij uit lokaal natuursteen heeft opgetrokken, mogen bekeken worden. Met een grote pot ecologisch verantwoorde honing rijden we tegen 10:00 uur het terrein af. Als we weer eens in de buurt zijn, komen we zeker terug.
We hobbelen de berg weer af naar beneden.
We vervolgen onze weg naar het zuiden langs de kust.
Bij Zadar besluiten we van de Jadranska Magistrale af te buigen en een flink stuk de tolweg te nemen. Zo kunnen we in rap tempo flink wat kilometers maken. Terug op de kustweg gaan we tegen 15:15 uur de grens over met Bosnië-Herzegovina.
Twintig kilometer verder zijn we weer in Kroatië. De parel van de Balkan wordt Dubrovnik ook wel genoemd. Buiten het oude, ommuurde centrum van de stad draait de wereld hier vooral om luxe jachthavens en 5-sterrenhotels. Maar de kustlijn is prachtig.
Tegen vijf uur staan we voor de grens met Montenegro. De wachtrij is kort en de formaliteiten hamert de douanier vlotjes af met een vers stempeltje in onze paspoorten. Vanaf hier is het nog maar een kort stukje naar Bijela. Vier jaar geleden stonden we daar op camping Zlokovic en ook dit keer is er een plekje vrij. In de avond kuieren we de camping af naar zee. Op de boulevard kun je – met uitzicht op zee – lekker eten, weten we nog.
Als we later terug wandelen naar ons busje is het Montenegrijnse handdoekje-leggen inmiddels in volle gang.
Woensdag 28 juli: Bijela (MNE) – Shkoder (AL)
Het is vannacht onverwacht wat afgekoeld, dus we hebben lekker geslapen. Al zijn we wel vroeg wakker. We eten een crackertje, drinken een bakje koffie, betalen bij de vriendelijke eigenaar en zijn tegen de klok van negen uur weer onderweg. De ferry over de baai van Kotor – de kortste route – laten we dit keer liggen.
In plaats daarvan nemen we de weg die ons langs de kusten van de baai brengt. Deze route duurt langer maar is adembenemend mooi.
Buitenlandse toeristen zien we hier nauwelijks. Het zijn vooral Montenegrijnen die hier in de talloze hotels en appartementen vakantie vieren. Het stadje Perast schijnt erg mooi te zijn. Maar er is in het hoogseizoen geen parkeerplek te vinden. Jammer!
Terug op de kustweg langs de Adriatische zee rammelen we verder naar het zuiden. Het is warm. Héél warm.
Nog een kort stukje kustweg voordat we linksaf slaan richting binnenland.
Een weg dwars door de zwarte bergen van Montenegro brengt ons naar de hoofdstad Podgorica. Wellicht heeft deze stad een prachtig centrum. Dat zullen we deze reis niet ontdekken. Ergens in de troosteloze rafelranden slaan wij rechtsaf richting Albanië. Algauw zien we de eerste moerassige uitlopers van het meer van Shkoder.
Tegen 13:00 uur gaan we Montenegro uit én Albanië in. Het valt ons op dat de Albanese grenspost helemaal gepimpt is in vergelijking met vier jaar geleden.
Ze hebben in Albanië de rotondes ook ontdekt: om de anderhalve kilometer ligt er eentje. En de hotels langs de weg naar Shkoder zijn nóg megalomaner dan vier jaar geleden.
Op enorme percelen staan verlaten casco’s nog steeds te wachten op afbouw.
Camping Lake Shkodra Resort heeft nog steeds de anderhalve kilometer lange onverharde toegangsweg. We rammelen er blijmoedig over.
De poort zwaait automatisch open en we worden hartelijk verwelkomd door de vrolijke receptioniste. We vinden een mooie plek.
Een hapje en een drankje in het restaurant met uitzicht op het meer en dan horizontaal onder de luifel. Want poeh: dik veertig graden…
Morgen doen we helemaal niks!
Donderdag 29 juli: Shkoder (AL)
Het zuid-oosten van Europa zucht onder een hittegolf en ook hier aan het meer van Shkoder lopen de temperaturen snel en stomend op. Na een klamme, half doorwaakte nacht schuiven we tegen 10 uur aan in het restaurantje aan het meer voor een ontbijtje. Vers geperst sinaasappelsap, een bak vers fruit, een kaas-omelet en een Albanian breakfast met gebakken eieren, spek, worstjes, gegrilde tomaat, vers brood en een schaaltje bonen. Het kan niet op.
We gooien een fikse was in de machine. In de zinderende hitte is die binnen no-time weer droog. Ondertussen vullen we het Griekse PLF-formulier in. We geven als entry date 31 juli op. Dan kunnen we morgen nog mooi een nachtje in Gjirokastër doorbrengen.
We zijn inmiddels flink wat grenzen gepasseerd: Duitsland, Oostenrijk, Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, weer Kroatië, Montenegro en Albanië. Aan geen enkele grens werd gecontroleerd op een vaccinatie-bewijs. Het digitale Corona-paspoort heeft dus niet zoveel gewicht als Hugo de Jonge doet geloven. We zijn benieuwd hoe het straks aan de grens met Griekenland zal gaan.
Tegen de avond vervoegen we ons weer in het restaurant voor een lekker maaltje. De zon gaat onder. En oh wat fijn: het koelt gelukkig een beetje af!
Vrijdag 30 juli: Shkoder (AL) – Gjirokastër (AL)
Het was een klamme nacht. Als de helft van ons tegen de klok van 06:00 uur opstaat, strijkt het ochtendlicht over het meer en ligt de nachtwaker opgekruld op het tweezitsbankje bij de receptie te sluimeren. Het duurt niet lang voor de eerste vroege vogels de camping af willen rijden. Slaapdronken klikt hij op afstand het hek open.
Wij zitten tegen half negen aan het ontbijt in het restaurantje aan het meer met een heerlijk bakje koffie en een kaasomelet met tomaat, komkommer en brood. We betalen, saniën en rammelen om 09:00 uur het gravelpad af op weg naar de doorgaande route richting zuiden. In Shkoder is het meteen raak: in een chaotisch pandemonium van getoeter wurmen en wringen de Albanezen zich door de stad en negeren de verkeersborden massaal. We zijn er dit keer gelukkig op voorbereid en dat laat ruimte voor een blik op de omgeving.
Links en rechts van de doorgaande route door richting Dürres zien we in de straten zij aan zij ontelbare kleine nerinkjes: mini-marketjes, autosloperijen, handeltjes in plastic teilen, kunstbloemenverkopers, fruitstalletjes, winkeltjes met kleding, telefoonwinkeltjes, ‘BMW’-garages en heel veel vulkaniseer-bedrijfjes waar je je versleten autobanden weer als nieuw kunt laten pimpen. En als je je oude bankstel kwijt wilt, is er altijd wel een plekje waar je de boel kunt dumpen.
Het is een langgerekt traject van armoede en troosteloosheid dat hier en daar wordt onderbroken door glimmende winkels van grote ketens die we ook in Nederland kennen. De contrasten zijn groot.
Shkoder voorbij is de route naar Dürres eigenlijk één groot industrieterrein. De weg voert door een vlak en schraal landschap met bergen op de achtergrond en ligt er op zich prima in. Links en rechts wordt hij geflankeerd door bedrijven die nog steeds of niet meer actief zijn. Er tussen staan huizen die wel of niet zijn afgebouwd. De adelaar, het nationaal symbool van Albanië is overal te zien: op logo’s van bedrijven, op hekken bij huizen of zomaar, op een pilaar langs de weg.
Het is opvallend hoe weinig oog de Albanezen hebben voor hun omgeving. Huizen staan meestal op grote, schrale percelen zonder tuin en geregeld passeren we lapjes grond waar her en der autowrakken op zijn gestald.
Wat failliet en afgedankt is, wordt niet opgeruimd maar staat tot in lengte van jaren weg te roesten.
Alleen bij de grote benzinepompen-met-hotel wordt er aandacht besteed aan de ambiance.
Geregeld passeren we megalomane, kitscherige bouwwerken. Dat zijn Trouwpaleizen. Die zijn in Albanië erg in trek. Daar kun je – all inclusieve – de mooiste dag van je leven doorbrengen in een sprookjeswereld van ultieme protserigheid.
De hittegolf die Zuid-Europa teistert, eist op onze route ook haar tol. Geregeld zien we bos- en bermbranden.
Verdwalen in Fier, zoals we 4 jaar geleden deden, behoort gelukkig tot het verleden. Dankzij geld van de Europese Unie – zo juichen de borden – is er een compleet nieuwe rondweg aangelegd. Het zoeft lekker door! Achter Fier duiken we het middelgebergte in. Het landschap is groen en weelderig, al staat er weinig water in de rivier.
In Gjirokastër verrijden we ons nog even, maar een ererondje op een verse rotonde brengt ons uiteindelijk naar ons doel. Camping Gjirokastër heeft in de afgelopen vier jaar een mooie metamorfose ondergaan: het terrein is geëgaliseerd en er zijn schaduwrijke plekken gecreëerd met eigen stroomaansluiting en een waterkraantje. Zodra we het terrein zijn opgereden, komt er een medewerker bij ons busje met een grote fles ijskoud mineraalwater. Op het terras wordt de ventilator-met-vernevelaar een paar meter onze kant op geschoven. Het is een gastvrij onthaal. Voor wie deze kant opgaat: recentelijk is er, 800 meter voor camping Gjirokastër, nog een camping geopend. Dat is een grote, kale vlakte. Even doorrijden, dus! In de avond eten we een lekker maaltje in het restaurant. We bellen met camping Elena’s beach. En ja, George heeft nog plek voor ons op de tweede rij. En als alles meezit kunnen we na een dag of twee verhuizen naar een plek pal aan zee. Mooi, ook weer geregeld!
De stroom valt uit en de eigenaar komt zich uitgebreid excuseren voor de overlast. Geen probleem, hoor! We staan hier prima.
Ook ’s avonds is en blijft het nog steeds verschroeiend warm en gaan de bergen schuil in een waas van zinderende hitte.
Zaterdag 31 juli: Gjirokastër (AL) – Plataria (GR)
Het was vannacht drukkend warm. Toen de stroom weer aansloeg, gingen ook de straatlantaarns aan. En die schenen – fel oranje – pal ons busje in. De helft van ons zit vroeg in de ochtend al weer buiten te genieten van de relatieve ochtendkoelte. Het ontbijt is snel achter de kiezen en het busje rap reisklaar. Net als we met de laatste handelingen bezig zijn, komen er opeens twee grote herdershonden aangerend. Die hadden we gisteren nog niet gezien, al hoorden we vannacht geregeld geblaf. Zijn het zwerfhonden? Maar nee. De oude baas rent er achter aan en probeert ze roepend en gebarend weer achter de ijzeren deur van een oude schuur te krijgen. Daar hebben ze overduidelijk geen zin in. Ze luisteren voor geen meter. Snel schieten we voor de zekerheid toch maar het busje in en bekijken vanachter het raam het kat- en muisspel tussen de honden en hun eigenaar. Om te voorkomen dat ze van het terrein ontsnappen, sluit hij de poort. Het duurt nog een hele poos voor het hem lukt ze weer achter slot en grendel te krijgen. Grijnzend steekt hij zijn duim omhoog. Hèhè… Rijden maar! Het is ondertussen 10:00 uur geworden. Geeft niks, het is niet ver naar de grens en de weg ligt er mooi in.
Tegen half 11 zijn we er. De Albanese douaniers nemen hun werk weer uiterst serieus. Touringcars worden leeggehaald, de passagiers moeten achter hun bagage gaan staan die op lange tafels wordt neergelegd. Personenauto’s moeten de kofferbak opendoen. Met een spiegel wordt ook de onderkant gecheckt. Tussen de bedrijven door loopt een Roma-familie bedelend langs de rij wachtende auto’s en staat een oud mannetje grote bossen gedroogde oregano te verkopen. Ook ons busje ontkomt niet aan een inspectie. Wel een aardige douanier trouwens, hoor. Hij vraagt netjes of hij naar binnen mag en in wat kastjes mag kijken. Of we ook drugs hebben? Vuurwapens? Die laatste vraag voorziet hij beeldend van een schietgebaar onder het uitroepen van Pow! Pow! Hij wenst ons een goede reis en we nemen lachend afscheid.
Nu de Griekse douane nog. We zien de ingepakte verpleegster al buiten zitten aan haar plastic tuintafeltje vol met sneltesten, desinfectiemiddelen en lange wattenstaven. Verschillende mensen uit een touringcar moeten zich laten testen. Oeh… maar hopen dat wij niet hoeven! Gelukkig valt het mee. Onze papieren vaccinatiebewijzen worden goed bekeken, de QR-code die we na het invullen van het PLF-formulier toegestuurd kregen, bekijkt hij maar met een half oog. Doorrijden naar z’n collega verderop, gebaart hij. Die vraagt of we iets hebben aan te geven en waar we heen gaan. ‘Ah, Plataria, have a nice trip!’ Opgelucht rijden we Griekenland binnen. We zijn er!
We hobbelen dwars door het binnenland over smalle weggetjes door dorpjes waar de tijd lijkt stil te staan.
Kijk! Dat is een melkauto van die lekkere Griekse yoghurtjes!
Uiteindelijk komen we uit op de oude weg richting Igoumenitsa. In Voutsaras drinken we, net als 4 jaar geleden, onze eerste frappé.
Bij Lidl in Igoumenitsa is het helemaal niet druk. We gooien het busje vol met leeftocht en heel veel drinken. Want poeh, wát is het warm! Nog even langs de pinautomaat en dan rijden we Elena’s Beach op. Vorig hebben we hier Petra ontmoet en gezellige avondjes op het terras beleefd. Zou ze er nu ook zijn? Toeval bestaat niet, want daar komt ze de hoek van de taverna al om. Het is een leuk weerzien. We drinken wat en ze vertelt dat ze op huizenjacht is. Morgen gaat ze samen met een vriendin in de buurt van Nafplio een aantal huizen bekijken. We wisselen telefoonnummers uit. Wie weet zien we elkaar in augustus nog wel ergens.
Tijdens het avondmaal in de taverna komt George vertellen dat we na het eten meteen kunnen verkassen naar een plek op de eerste rij, pal aan het water. Met de neus in de boter. Hier houden we het de komende dagen prima uit!