Woensdag 1 juni: Pogradec (AL) – Kalishta Struga (NMK)
Voor we tegen 10:00 uur camping Arbi afrijden, nemen we nog even afscheid van de vriendelijke Zwitsers die we eerder in Delphi en Kato Gatzea ook al ontmoetten en gisteren hier weer tegen het lijf liepen. ‘Bis bald wieder!’ zwaaien we naar elkaar.
Het is nog geen 3 kilometer naar de kleine grenspost. Het lijkt wel of we vandaag de eersten zijn, zó stil is het er.

Er staat aan de andere kant alleen een busje met Nederlandse toeristen die met Lale-tours vanuit Ohrid een excursie maken naar Albanië. De gids, die goed Nederlands spreekt, heeft behoefte aan een praatje. Een aardige man: ‘Ik was communist en heb connecties. Ook met de ANWB, de Acsi en de NKC. Bel me als je in de problemen komt.’ Ja hoor, túúrlijk! De Noord-Macedonische douanier is niet bepaald het zonnetje in huis. Er kan niet eens een stempeltje af.
Meteen na de grens, vlakbij de bronnen die het meer van Ohrid voeden, ligt het klooster Sveti Naum. Het werd in het jaar 905 gesticht door Sint Naum van Ohrid, patroon van de geesteszieken. Hij overleed in 910 en ligt in het klooster begraven. Volgens velen is het complex een absolute must see als je in de buurt bent, al hebben we er ook kritischer verhalen over gehoord. Dat maakt ons natuurlijk nieuwsgierig dus slaan we linksaf.
Het eerste wat we zien als we het parkeergeld à 2 euro 50 hebben betaald, is een geldautomaat. Dat hebben we in Griekenland nog nooit gezien: een geldautomaat bij een klooster?! Maar vooruit, best handig want we hebben, nu onze contante euro’s schaars zijn, toch wat Macedonische denar’s nodig. Daarna komen we langs een straatje met een stuk of 20 souvenirwinkeltjes: onderzetters, nep-iconen, armbandjes, koelkastmagneten, plastic vliegtuigjes, tafelkleedjes, opblaasballen, flesopeners, kettinkjes-met-een-kruis-eraan, schepnetjes, pannenlappen… er is geen nee te koop. Ook aan een minimarket is gedacht. En kijk eens aan, daar hebben we Sint Naum himself.

Wat leuk, je kunt je hier ook met een bootje naar de bronnen laten roeien!

Maar waar is het klooster? We zien alleen een groot hotel met een – dat moet gezegd worden – prachtig aangelegde tuin.

Hoe mooi groen en gesoigneerd het hier ook is, hoe lustig de vogeltjes ook kwinkeleren en hoe prachtig het zonlicht ook door het lover strijkt, we zijn inmiddels lichtelijk verbijsterd. Weten wij veel dat het hotel het grootste deel van het oorspronkelijke klooster beslaat en dat het graf van Sint Naum zich bevindt in een kerkje dat op de binnenplaats van het hotel staat… We geven de moed pas écht op als we een ander, klein kerkje van binnen willen bekijken maar ook daar langs een man in een loketje moeten. Dan maar aan de koffie op een van de vele drijvende terrassen. Daar loopt een legertje weinig toeschietelijke obers rond om de tafels te dekken voor de toeristen die hier per touringcar worden aangevoerd. Onze cappuccino klotst vrolijk in de kopjes.

Een bijzondere ervaring rijker rijden we verder richting Ohrid. Dan kom je ook nog langs The bay of Bones, een soort openluchtmuseum dat gebouwd is op de plaats waar resten van bewoning uit de late Bronstijd zijn gevonden. Wijs geworden houden we het bij een blik vanaf de parkeerplaats.

We kachelen Ohrid en Struga door en vinden op camping Rino een mooie plek pal aan het meer.
Drie jaar geleden waren we hier ook, toen in de stromende regen. Maar nu schijnt de zon en waait er een vriendelijk briesje over het meer. We zijn het eens: het is aan deze kant van het meer van Ohrid veel mooier dan aan de Albanese kant.

We raken aan de praat met de jonge man die het onkruid aan de oever aan het wieden is. Hij hoort bij de familie die eigenaar is van de camping. Hij geeft ons een inkijkje in zijn realiteit: ‘Alle Balkanlanden zijn corrupt. Servië, Montenegro, Albanië, Noord-Macedonië, ze zijn allemaal gelijk. Wie geld heeft, heeft hier de macht en bekommert zich niet om de vooruitgang van het land, maar om het eigen welzijn. Ze sturen hun kinderen naar privéscholen waar je diploma’s kunt kopen. Wie snel geld wil verdienen, gaat 3 maanden illegaal aan het werk in Duitsland om daarna met een pak geld weer terug te komen. Zo wordt het nooit wat met een EU-lidmaatschap.’ ‘But that’s life.’ besluit hij.
We eten ‘s avonds in het restaurant. Soms blijft alles bij het zelfde.

Donderdag 2 juni: Kalishta Struga (NMK) – Suç (AL)
Waar we nou toch weer beland zijn… staan we, ergens in Midden-Albanië, in een klein, onbeduidend dorpje op een ienieminie-camping pal bij de kerk. Achter de camping zit een filantropische gedachte: met de opbrengsten ondersteunt de kerk de armlastige bejaarden die hier in Albanië vaak in moeilijke omstandigheden leven. Een soort ‘Max maakt mogelijk’ dus. De pastoor heeft het zo druk met het zorgen voor de plaatselijke oudjes en het bezoeken van de gevangenen in Burrel dat een Nederlands echtpaar de camping voor 6 maanden vrijwillig beheert.
Als we voor het hek heen en weer manoeuvreren om het terreintje op te kunnen rijden, staat er opeens een vriendelijke man bij ons busje. ‘I live in house there,’ wijst hij in de verte. Uit zijn verhaal begrijpen we dat de beheerders, Harry en Marianne, niet aanwezig zijn. Hij loodst ons het terreintje op, dwars over het volleybal-veldje. En daar komt Zuster Paula uit de pastorie. Ze spreekt alleen Albanees, dus belt ze met haar smartphone de beheerders en geeft haar telefoon aan ons. Marianne vertelt dat ze in het ziekenhuis in Tirana zijn. Ze weten niet of ze vanavond nog terug kunnen. ‘Maar veel plezier en fijn dat jullie ons hebben gevonden!’ Zuster Paula laat ons nog even zien waar het toiletgebouwtje is en verdwijnt dan weer naar binnen.

Het is een bijzondere plek. We hebben stroom en een waterkraantje bij ons busje, dus alles bij de hand. We vlijen ons neer onder de grote hazelaar, Later komen er nog 3 Duitse motorrijders aan die hun tentjes hier ook opzetten. Vier jongetjes uit het dorp komen een poosje voetballen op het volleybalveldje. De beheerders komen aan het begin van de avond terug, vol met verhalen. ‘I am the manager here.’ stelt Harry zich doodserieus voor aan de Duitsers. Ach, ze bedoelen het allemaal vast goed.
De route hier naar toe is trouwens prachtig. Vanuit Struga volgen we, dwars door de bergen, de Zwarte Drin die uit het meer van Ohrid stroomt.

Bij de kleine grensovergang, net achter Debar, is het rustig. We mogen zonder gedoe door. In het eerste Albanese dorpje waar we door heen rammelen, zwaaien schoolkinderen uitbundig naar ons. Veel toeristen zullen hier dus wel niet komen.
Het landschap is overweldigend mooi, al kan alleen de bijrijder er van genieten. Voor de chauffeur is het hard werken. Hij moet alert zijn op alle gaten in de weg en op de Albanese tegenliggers die in hun glimmende Mercedessen met de telefoon aan het oor door de haarspeldbochten komen zeilen.

We verrijden ons natuurlijk ook weer eens omdat de bijrijder, die bij het uitdelen van cartografisch inzicht niet bepaald vooraan heeft gestaan, zelfs Google Maps op de kop houdt.
Het was een bijzondere dag…

Vrijdag 3 juni: Suç (AL) – Shkodër (AL)
Het is een stille nacht hier bij de kerk. Het dorpje wordt al vroeg wakker. Een boer brengt z’n twee koeien naar de wei, een oude vrouw loopt kromgebogen langs. Zuster Paula maakt om 07:00 uur het hek van de kerk open en laat de hond, die de hele nacht voor het hek heeft liggen waken, binnen. Al met al is het toch pas half elf als we vertrekken. Natuurlijk laten we een donatie achter voor het goede werk van de pastoor.
Richting Burrel gaan we. Het is een lelijke, stoffige, rommelige maar levendige stad met een duidelijke regiofunctie. Er is veel drukte op straat. Het zijn vooral vrouwen die zich met boodschappentassen, kinderwagens of oude moedertjes aan de arm door de straten begeven. De mannen zitten op het terras van de vele koffiehuizen in groepjes voor zich uit te staren. Het doet troosteloos aan.
Achter Burrel pakken we de SH6 en die voert ons verder het binnenland in, dwars door de bergen. De weg is allerbelabberdst. Bij de allerslechtste stukken zijn, heel behulpzaam, waarschuwingstekens op het resterende wegdek geschilderd. Daar kun je niet harder dan stapvoets en rammelt de hele inventaris van ons busje door de kastjes. Maar wát is het hier mooi!

We zwalken, net als de Albanezen doen, zigzaggend over de middenstreep, op zoek naar de beste stukken.

Dwars door het Nationale Park Ulza rijden we. Het gelijknamige meer is één van de toeristische trekpleisters.

Vanaf het meer vernauwt het landschap zich tot een langgerekte canyon waardoor de rivier Mat stroomt.

Bij Milot opent het landschap zich en slaan we de doorgaande route weer op. Fijn dat het niet meer zo rammelt. Maar wat hebben we van de rit genoten!
We spoeden ons naar Shkodër.

De oude, vertrouwde rammelweg naar camping Lake Shkodra heeft vorig jaar oktober een glimmend asfaltjasje gekregen. Eigenlijk best jammer, vinden we…

We hadden al gelezen dat het de afgelopen dagen erg druk was op de camping en dat mensen buiten de poort moesten overnachten. Het is nog vroeg in de middag, dus wie weet hebben we geluk. En ja hoor! Ons favoriete plekje is nog vrij.
Zaterdag 4 en zondag 5 juni: Shkodër (AL)
Albanië is als vakantieland duidelijk in opkomst, want het rijdt af en aan op de camping. Om de groeiende stroom toeristen tegemoet te komen heeft de camping het restaurant aan het meer helemaal verbouwd en uitgebreid. Het is heel mooi geworden, daar niet van, maar heeft toch ook wel een beetje aan charme ingeboet. Gelukkig blijven sommige dingen ook hetzelfde: de tafels worden nog gewoon met raki ontsmet. De weg naar Theth schijnt ook al helemaal geasfalteerd te zijn. Dus dat zal over een paar jaar wel Thethi Resort of zo heten.

We doen niet veel, deze dagen. Het is dik boven de 30 graden en de helft van ons heeft last van maag en darmen. Rustig aan dus maar. En ja hoor… daar is de NKC met 20 equipes. Dat groepsreis-gebeuren begint zo onderhand een plaag te worden. Het schijnt de laatste dag van hun reis te zijn, dus dat betekent een afscheidsdiner. In colonne lopen ze met z’n 40-en luid kakelend richting restaurant. Gelukkig zagen we het aankomen en hebben we pizza’s afgehaald.
‘s Nachts vallen er wat druppen en zorgt het onweer in de verte voor een lichtspektakel.
Maandag 6 juni: Shkodër (AL) – Skradin (HR)
De helft van ons zit al weer vroeg buiten. ‘Heb jij wat van die aardbeving gevoeld?’ vraagt de andere helft als hij later zijn hoofd uit het busje steekt. Huh?! Niks van gemerkt!

We pakken de boel in en vervoegen ons naar het restaurant voor een ontbijtje. Het is iets na negenen als we de camping afrijden. Ha, zijn we de uittocht van de groepsreizigers mooi voor! Vandaag begint de thuisreis écht. We gaan flink wat kilometers maken.
Het is niet ver naar de grens met Montenegro. Het gigantische Trouwpaleis dat op de route ligt, doet zeer aan de ogen.

De grens zijn we zomaar over, al wil de douane nog wel even ons busje van binnen bekijken. Tot Podgorica is het bekend terrein. Ditmaal laten we de baai van Kotor links liggen en rijden dwars door het binnenland richting Nikšić.

Ze nemen het onderhoud aan de wegen uiterst serieus, de Montenegrijnen. Wát een verschil met Albanië. En mooi dat het hier is!

Bij de grens naar Bosnië Herzegovina duurt het allemaal heel lang ook al is de rij maar kort. Er geldt een streng regime: er mag telkens maar 1 auto onder de overkapping door rijden, de volgende moet precies voor de stopstreep wachten. Wie deze regel overtreedt, wordt streng toegesproken en getrakteerd op ‘extra control!’ Later snappen we wel waarom ze zo strikt het overzicht willen houden: de Montenegrijnse douaniers zitten met hun Bosnische collega’s gezellig samen in één en het zelfde hokje. Maar de grenscontrole doen ze niet samen. Dus moet je eerst je papieren door Montenegro laten controleren en ze daarna – voor dezelfde handeling – overgeven aan de de douanier van Bosnië. Ach ja, zo kan het ook.
Meteen over de grens maken de strakke wegen van Montenegro plaats voor Bosnisch gerammel. We rijden door half verlaten dorpen waar de wonden van de Balkanoorlog nog steeds zichtbaar zijn.

De wegen zijn smal. En toch is dit, voor wie niet langs de kust van Kroatië naar het zuiden wil, een doorgaande route. We komen veel campers tegen. Camping Heaven in Nature in Stolac schijnt een prima tussenstop te zijn. Maar dat is voor een andere keer. Wij zoeven probleemloos over de grens met Kroatië en schieten de tolweg op, op weg naar de afslag Sibenik.
Het is al laat als we richting Skradin rijden. Gauw gauw doen we nog wat boodschappen bij een kleine supermarkt en rijden dan naar Autocamp Skorici-Skradin. Vier jaar geleden waren we hier ook een paar dagen. Er is weinig veranderd. Gelukkig laten de beruchte muggen het deze keer afweten. We koken ons eigen potje. Poeh! Wát een lange dag. Gekkenwerk, eigenlijk.
Dinsdag 7 juni: Skradin (HR) – Bled (SLO)
Het wasje dat we gisteravond nog hebben gedaan, is vannacht in een verkoelend windje weer mooi droog gewapperd. De opkomende zon strooit met honingkleurig licht.

We koken wat eitjes, drinken koffie, scharrelen wat rond en dan kunnen we tegen half 10 vertrekken. Nog één blik op het pittoreske Skradin en dan hup, naar de tolweg.

In ons busje hebben we een zakje liggen met overgebleven buitenlands briefgeld. Kleine coupures voor als-we-hier-nog-eens-komen. We waren bijna vergeten dat we dat nog hadden. Warempel: een briefje van 10 Zwitserse Frank. Potverdikkie: ook nog wat Albanese Leks en kiekus, nog 80 Kuna! Nu Kroatië in januari 2023 overgaat op de euro is dit een mooi moment om ze op te maken. We kopen er koffie en broodjes van. De overgebleven Noord-Macedonische Denars gaan in het zakje. Het duurt vast nog jaren en jaren voor zij tot de Eurozone toetreden.
We vangen onderweg nog een glimp op van de Adriatische zee.

Er glijden weer heel wat kilometers onder onze wielen door, vandaag. De grens tussen Kroatië en Slovenië gaat vlot. En makkelijk hoor: Slovenië is overgestapt op een E-vignet. Wél even je bonnetje bewaren!

Tegen het eind van de middag doen we nog even een rondje door de Lidl in Lesce. Dat wordt vanavond smullen van cevapcici met rode ui en ajvar. We laten onze principes van vorig jaar los en rijden toch maar weer naar camping Sobec. Daar is nog plek zat. De WiFi doet het warempel ook dit keer. Wijntje, biertje, kaasje én regen die op de luifel tikt. In de verte rommelt onweer. ‘It wurdt wat lûkerich’, zegt de helft van ons. Tijd voor een vestje. De lange broek stellen we, tegen beter weten in, nog maar even uit. Want als die aan gaat, is de reis pas écht voorbij.
Woensdag 8 juni: Bled (SLO) – Wackenberg (D)
Het is een koele nacht en dat slaapt zó lekker dat de helft van ons pas na negenen weer bij de pinken is. Het is een graad of 15 en er lopen kampeerders langs met dikke jassen aan. ‘Ik ben op teenslippers van huis gegaan en ik kom op teenslippers weer terug!’ zegt de helft van ons stoer. En daar gaat ze, stoïcijns op teenslippers door het natte gras richting toiletgebouw. De hond van de Duitse buren zit aan zo’n lang touw dat hij precies tegenover onze schuifdeur z’n behoefte kan doen. Twee keer achter elkaar. ‘Entschuldigung’ mompelt z’n bazin terwijl ze met zakjes in de weer gaat om de bende op te ruimen. Ze is blijkbaar te lui om het arme beest buiten de camping even goed uit te laten. Een korter touwtje zou ook al helpen. Dan poept ‘ie tenminste voor z’n eigen voordeur.
Tegen half 11 zijn we klaar voor vertrek. Vlak voor de Karawankentunnel kopen we een Oostenrijk-vignet en zoeven de dikke 8 kilometer ondergronds probleemloos door.

Bij Raststätte Golling betalen we 11 euro voor twee bakjes cappuccino. Maar dat is dan wél inclusief 1 toiletbezoek-met-schuurpapier. En nog een unicum: we rijden Oostenrijk zonder regen door.
Om 14:00 rijden we Duitsland binnen. We willen vandaag niet al te laat op een camping aankomen. Dus bewaren we de ronding van München voor morgen. Zo’n 30 kilometer van de snelweg af vinden we, vlak bij Bad Tölz, een plek op camping Demmelhof pal aan een meertje.

Het is zo’n typisch Beierse camping. Alles mooi binnen de lijntjes en met zorg, liefde en aandacht beheerd. Een fijne plek.

‘s Avonds eten we op het terras van de Biergarten. De kaart is beperkt maar de schnitzels zijn heerlijk. Zelfs de wijn wordt in een bierpulletje geserveerd. 

De steeds donker wordende lucht kondigde het al aan: het begint te regenen en te waaien. We liggen al vroeg op één oor.
Donderdag 9 juni: Wackenberg (D) – Bad Aroldsen (D)
Je hebt terugzwervers en recht-zo-die-gaat types. Wij behoren tot de laatste. Het regent pijpenstelen als we tegen de klok van 10 weer op weg gaan. Wat zou ons hier nog houden?


Aan het eind van de middag komen we aan op Reisemobilhafen Twistesee in Bad Aroldsen. Hier waren we al eerder, toen tijdens de pandemie. De receptie en het restaurant zijn nog even uitgestorven. Maar op het terrein is het druk. Je kunt je aanmelden bij de betaalzuil en dan is het bekeken worden door vaste gasten die, met de slogan Reise vor dein Sterben, sonst reisen deine Erben achterop hun kapitale camper dwaalgasten met meewarige blikken van commentaar voorzien. De humor in de toiletgebouwen geeft de treurnis goed weer.

Ach, ieder z’n meug zullen we maar zeggen.
Vrijdag 10 juni: Bad Areldson (D) – Leeuwarden
Nog maar een klein stukje te gaan vandaag.

Tegen de middag rijden we bij Meppen Nederland binnen.


We zijn weer thuis.