Vrijdag 3 mei: Kato Gatzea (GR) – Delphi (GR)
Flink met de veger door het busje want de olijfbomen ruien in deze tijd van het jaar en alles zit onder de witte bloemetjes en het groene stuifmeel. Ook de luifel is helemaal groen uitgeslagen. Geeft niks. We krijgen vast nog wel een buitje regen één dezer dagen en dan spoelt de boel wel weer schoon. Tegen 10:00 uur nemen we afscheid van camping Hellas en gaan we richting Lamia. Over de tolweg, vooruit maar weer, want anders zijn we twee dagen bezig om in Delphi te komen. En ach, die dikke 20 euro tolgeld daar komen we ook wel weer overheen. Annie kan vanaf nu op vermijd tolwegen. Op de brug (of de ferry) richting Patras na dan. Maar dat is voor later.
Eerst duiken we achter Lamia de bergen in en dat is een prachtige route.


De brandweer staat al weer te posten op de uitkijk-punten. We hopen maar dat grootschalige bosbranden Griekenland dit jaar bespaard blijven.
In Itea is het een drukte van belang. Een parkeerplekje is moeilijk te vinden. Note to self: vermijd als het even kan het doen van boodschappen op Goede Vrijdag. Want de Grieken spoeden zich – met het Paasweekend voor de deur – massaal naar de supermarkt. In de plaatselijke My Market woedt een veldslag die te vergelijken is met het gekkenhuis rond Kerst bij ons. De dames slaan elkaar nog net niet met de enorme bossen verse dille – een belangrijk ingrediënt bij het bereiden van het traditionele paasmaal – om de oren. Dat de dille deze dagen flink in de aanbieding is, helpt ook mee natuurlijk. Bij de slagerijen staan rijen tot op straat. Lammeren worden uitgebeend en lamskoppen liggen in de etalages. Ook gaan de ingewanden van lammeren en schapen veelvuldig over de toonbank. Ze worden flink gekruid op een lange spies gestoken waarna de spies met darmen wordt ingerold en op de grill wordt geroosterd. Kokoretsi heet deze typische Paas-specialiteit.

Als onze buit ook binnen is, klimmen we omhoog richting camping Delphi.

Het is een hartelijk weerzien. Een drankje en een hapje op het terras en dan installeren we ons op onze plek met fenomenaal uitzicht.

Er waait een straffe westenwind over de Golf van Korinthe. Maar achter ons busje, in de luwte, is het prima vertoeven in het zonnetje.
Zaterdag 4 mei: Delphi (GR)
Het was een frisse nacht en ook vandaag blijft de wind flink waaien. In de loop van de ochtend trekken donkere wolken over de flanken van het Parnassos-gebergte. We houden het niet droog. Omdat de luifel niet uit kan vanwege de sterke wind, verhuizen we noodgewongen naar binnen. Een puzzeltje, wat lezen… het is een lange middag. Tegen de avond klaart het wat op en zien we tussen de wolken door af en toe de zon. We eten lekker in het restaurant met uitzicht op de bergen die – in het spel tussen schaduw en zon – van minuut tot minuut van kleur verschieten. Een uitzicht dat nooit verveelt. Morgen wordt het beter, verzekert Vasili ons, diep weggedoken in z’n jas. ‘It’s too cold!’

Zondag 5 mei: Delphi (Gr) – Glyfa (GR)
Vandaag is het Paaszondag, het hoogtepunt van de Grote Week. De Grieken spoeden zich naar familie en vrienden voor een dag van gezelligheid, zang, dans en overvloedig eten. Het openbare leven valt stil. Ook hier op de camping wordt de vlam al vroeg in de ochtend in de 3 enorme barbecues ontstoken.

Drie lammeren worden er straks geroosterd. En een dikke meter kokoretsi, vertelt Vasili ons. We zagen ze gisteravond al in de koeling liggen. Hij weidt graag uit over de eetgewoonten van vandaag. Er wordt alleen vlees gegeten. Geen groenten, geen rijst, aardappels of andere bijgerechten. ‘We only eat meat and drink. It’s the ancient way to avoid indigestion.’

We wensen hem en zijn familie Kálo Páscha en gaan op weg richting de Peloponnesos. We rammelen richting kust eerst nog even door Chrisso en ook daar zijn de voorbereidingen voor het feest in volle gang.

Dik een uur later betalen we, na een prachtige rit over de kustweg langs de Golf van Korinthe, €22,60 voor de tolweg over de Charilaos Trikoupis-brug die het vaste land van Griekenland met de Peloponnesos verbindt.

Voor dat geld zoef je Patra inmiddels een flink stuk verder voorbij dan vorig jaar. Blijkbaar zijn de Grieken van plan om de tolweg helemaal richting Pyrgos door te trekken. Links en rechts van de weg staan gloednieuwe viaducten verweesd in het landschap. Het zal vast nog flink wat jaren duren voordat dit project helemaal klaar is.
Fournia Beach is ons doel. Daar kampeerden we dik twintig jaar geleden ook al eens met de kinderen. Maar het hek zit dicht: zo vroeg in het seizoen hebben ze nog geen zin in gasten.

Jammer! We hadden graag gezien hoe de wereld er hier twintig jaar later bij ligt. Maar niet getreurd. Tien kilometer verderop ligt camping Ionion Beach. Komen we daar ook nog eens. De receptie is dicht, maar de slagboom staat gastvrij open. We zoeken zelf een plekje uit. Het restaurant en de market zijn gesloten. Aanmelden kan morgen wel, vindt de vriendelijke ober van de beachbar die laat in de middag toch nog open gaat. Hij herkent ons. ‘No check-in, so you stay a night for free.’ grijnst hij breed.

‘Ze herkennen je altijd aan je pet’, lacht de helft van ons vanachter een koel wijntje. Maar de andere helft houdt onder het genot van z’n Mythos vol dat het vooral door zijn aimabele persoonlijkheid komt.

Maandag 6 en dinsdag 7 mei: Glyfa (GR)
Het is altijd volop genieten van de luxe op Ionion Beach: een prachtig aangelegd terrein, mooie plaatsen, een uitgebreide market, een zwembad, een beachbar, tiptop sanitair, het strand… Dat maakt de camping tot een gewilde plek. Sommige campers staan hier wekenlang. En dan krijg je vanzelf een ons-kent-ons-sfeertje dat resulteert in groepen die gezamenlijk aan lange tafels in het restaurant eten, ‘s ochtends samen koffie drinken en met elkaar bij het zwembad of op het strand liggen. Hartstikke gezellig natuurlijk, maar niet echt ons kopje thee. Ons record op Ionion Beach is een dag of 10. En dat gaan we dit jaar niet breken. Als we op maandagavond in het restaurant zitten te eten, besluiten we woensdag weer te vertrekken.
Vlakbij staat een enorme Poolse camper. De Poolse mevrouw trekt zich het lot van de campingkatten nogal aan en serveert copieuze maaltijden blikvoer die ze bij onze plek – tegen de heg aan – op papieren bordjes opdient. Zelfs aan een teiltje water is gedacht. Lief bedoeld natuurlijk, maar nu bevinden wij ons dus op een hotspot die tientallen katten aantrekt. De poezen zijn allemaal krols en de katers ruiken hun kans. Hele gevechten worden bij en onder ons busje uitgevochten. Een getergde poes is alle aandacht van de mannelijke kunne helemaal zat en ontvlucht de me-too praktijken door via het voorwiel een schuilplaats in de motor van ons busje te zoeken. Daar blijft ze een hele poos zitten terwijl een stuk of 6 katers onder ons busje wachten op een nieuwe kans. Uiteindelijk weet ze te ontsnappen en zoekt ze haar heil in de boom.

Een vasthoudend typetje hoor, die rode kater…


Woensdag 8 mei: Glyfa (GR) – Archaía Olympia (GR)
Een heuse wereldreis hoeven we vandaag niet te ondernemen want Olympia ligt nog geen 50 kilometer verderop. Na de Paasdagen en de vrije dag van 1 mei – die lekker pragmatisch aan het Paasweekend blijkt te worden geplakt – neemt het openbare leven na 3 dagen weer z’n loop. De winkels gaan weer open en dus is het ook in de Lidl in Amaliada een drukte van belang. Grieken en toeristen gooien de karretjes vol en wij doen ook vrolijk mee.
Camping Diana in Olympia is vol. ‘But I want to keep you here!’ verzekert de vriendelijke uitbater en hij brengt ons naar een provisorische plek, helemaal onderaan het steile terrein. Echt mooi is het niet én superscheef maar vooruit, voor een nachtje zal het wel lukken. Terug bij de receptie raken we geanimeerd aan de praat met het Nederlandse echtpaar dat bij de Lidl naast ons stond geparkeerd. De Mythos en de wijn komen op tafel. Het frêle 96-jarige grootmoedertje van de uitbater – helemaal in het zwart gekleed zoals Griekse grootmoedertjes vaak gekleed gaan – drukt ons ondertussen alle vier wat citroenen in de hand en gaat dan op haar vaste plekje onder de veranda luid zitten bellen met haar smartphone.

In de middag dalen we vanaf de camping af naar het dorp. Het is een wandelingetje van nog geen 800 meter naar de enige winkelstraat die het dorpje rijk is. En de weg loopt steil naar beneden, dus je bent er zo. De archeologische opgraving ligt vanaf de winkelstraat 5 minuten lopen om de hoek. In een van de obligate toeristenwinkeltjes koopt de helft van ons een jurkje met spaghettibandjes. Volgens haar een absolute must-have ‘want anders loop ik straks met van die rare witte wielrenners-mouwtjes in m’n zwempak!’

Ijsje toe, iedereen weer tevreden. Het is nog een hele klim naar boven…
Donderdag 9 mei: Archaía Olympia (GR) – Archaía Epidavros (GR)
Even leek het nog een warme, broeierige nacht te worden maar de temperatuur is gezakt en als we ‘s ochtends buiten zitten met een bakje koffie is het zwaar bewolkt en vallen de eerste druppels. Gauw inpakken maar en op weg. We laten de opgraving toch maar voor wat hij is. Er staat tegen half 10 al een complete vloot touringcars bij het terrein, het regent en we hebben het immers al een keer gezien.
‘Laten we gaan bakken op Bekas!’ grijnst de chauffeur en dat betekent een rit van west naar oost, dwars door het adembenemend mooie Arcadië. In het binnenland van de Peloponnesos zijn weinig campings te vinden. Maar de natuur is overweldigend. Als je het authentieke, alledaagse Griekse leven wilt zien moet je hier zijn, weg van het – overigens zeer aangename – leven langs de uitgestrekte kustlijnen waar het toerisme welig tiert.

Geleidelijk klimmen we tot boven de 1100 meter. Hier in de bergen is het amper 13 graden en de Grieken hebben allemaal hun winterjas aan.
We rijden door een uitgestrekt gebied waar de hevige bosbranden uit het recente verleden het landschap nog duidelijk tekenen.

In Levidi maken we stop en strijken we in het centrum neer op een terrasje van een koffiehuis. Een groot canvasdoek schreeuwt trots dat ze in 2019 onderscheiden zijn voor the best coffee in Greece. Dat wordt vast een heerlijke cappuccino, want voor een frappé is het veel te koud. Het is een komen en gaan van Grieken die koffie halen of die driedubbel geparkeerd via het open autoraampje gezellig even bijpraten met de klanten binnen in het etablissement. We zitten de taferelen genoegelijk te aanschouwen.

Halverwege de middag komen we aan bij camping Bekas. Hopelijk is er nog een plekje vrij pal aan zee. En ja hoor! Heerlijk, hier blijven we een poosje. Morgen nog een dagje met wat minder weer, zegt de Griekse Weerplaza en dan wordt het beter. Laat maar komen, die zon!

Vrijdag 10 t/m woensdag 15 mei: Palaia Epidavros (GR)
In de koele nacht klotst de Golf van Aegina zó rustgevend op het strand pal voor ons busje dat de helft van ons – die de slaap meestal maar moeilijk kan vatten – zomaar 6 uurtjes onafgebroken in Morpheus’ armen ligt. De ochtend brengt grauwe lucht, regen, wind en woeste golven.

We starten de dag met koffie, een beschuitje met aardbeien en het lekkere brood dat in de mini-market te koop is. En verder zitten we het slechte weer onbekommerd uit onder het luifeltje. In de middag breken de wolken open en zien we het eerste stukje blauwe lucht van vandaag.

De helft van ons poetst ons busje van binnen schoon terwijl de andere helft een ommetje maakt. Later in de middag trekt de wind aan en staat opeens dwars onder de luifel. Die begint vervaarlijk te klapperen. We draaien ‘m voor onze gemoedsrust toch maar even in. Maar zoals voorspeld gaat de wind uiteindelijk liggen.

Morgen wordt een mooie dag
En inderdaad, elke dag schijnt de zon en komen er wat graadjes bij. We pootjebaden even. Maar brrr… het water is nog wel erg koud. De nieuwe stretcher, die we dit jaar voor het eerst mee hebben, wordt uitgeklapt en dan… bakken op Bekas maar!

Op zondagavond kuieren we langs het strand richting camping Nicolas. Maar de taverna daar is – net als op Bekas – nog dicht. De andere kant op dan maar richting Hotel Apollon, die zijn zeker open. Maar tot onze verassing is restaurant Aigialós – één deurtje verder – ook al in bedrijf. Daar kun je voor een schappelijke prijs altijd prima eten.

Ook de lieve terrashond die nooit schooit maar er wel gezellig bij komt liggen, loopt het water in de bek.

Op maandag schijnt de zon al vroeg uitbundig en is het al snel 25 graden. We willen wel eens even fan de pôle dus mikken we alles in de kastjes, nemen we nog even water in (want vannacht begon het lampje van de watertank vol overgave te knipperen) en rijden dan omhoog langs de kust. Het uitzicht op het stadje Epidavros is fenomenaal.

Er wonen in het hedendaagse Epidavros zo’n 2000 mensen. In de Oudheid schijnt dit gebied tienduizenden mensen te hebben gehuisvest. Dat is in 2024 nog maar moeilijk voor te stellen. Maar de strategische ligging, de beschutte baai, de natuurlijke, veilige haven tussen twee beschermende kapen en het vruchtbare achterland maakte dit stukje Griekenland uitermate geschikt voor massale bewoning.
We willen het stadje Troizina bezoeken.Want daar ligt de beroemde steen van de held Theseus die in deze contreien opgroeide. Wie z’n vader was, wist z’n moeder niet precies. Ze had immers tegelijkertijd romantische escapades beleefd met de God Poseidon en met Aigeus, de koning van Athene. Aigeus hield, naast een warm hart voor de moeder van Theseus, zijn hoofd koel. Hij vertelde haar dat hij in de buurt zijn zwaard en sandalen onder een steen zou verbergen. Als de boreling écht van zijn nageslacht was, zou de kleine bij het bereiken van volwassenheid sterk genoeg zijn om die steen op te tillen. En dan moest hij maar naar Athene komen om in de voetsporen van zijn heroïsche vader te treden. Het optillen van de steen bleek voor de 18-jarige Theseus een fluitje van een cent. Lang verhaal kort: eenmaal in Athene ontsnapte hij aan de moordneigingen van z’n stiefmoeder Medea, doodde hij op Kreta de Minotauros, trouwde hij met de Kretenzische prinses Ariadne en stierf, na een veelbewogen leven met veel heldendaden en evenzoveel bittere tegenslagen een roemloze verdrinkingsdood in zee, waarover Poseidon heer en meester is. Een echte Griekse tragedie dus.
Op de route naar Troizina staat de archeologische site goed aangegeven. Onderweg komen we nog een hijgende schildpad tegen.

We rammelen door Troizina, een echt authentiek Grieks stadje met straatjes die steeds nauwer worden terwijl de balkonnetjes van de huizen steeds verder over de weg steken. We staan even stil om onze kansen in te schatten: passen we hier wel door? Een oud vrouwtje komt naar ons toe. ‘Ola kalá?’ vraagt ze behulpzaam door het open raampje. Is alles goed? Ja hoor. Efcharistó polí! We hotsebotsen verder met mooie uitzichten op het dal.

‘Hier is het!’ grijnst de chauffeur en de bijrijdster springt meteen het busje uit. ‘Dit is de meest epische archeologische site die ik ooit in Griekenland heb gezien!’ schatert ze na een moment van stilte. ‘Als mensen ons nog eens vragen wat je in Griekenland beslist gezien moet hebben, stuur ik ze hierheen!’

De Devil’s bridge en aanverwante antiquiteiten laten we voor wat ze zijn en dwars door olijf- en sinaasappelgaarden hobbelen we weer naar de hoofdweg.

Op naar Kranidi gaat het want daar wacht de helft van ons een koninklijke missie.
Maar eerst strijken we neer op een terrasje in Galatás waar het pontje en de watertaxi’s druk heen en weer varen tussen het stadje en het eiland Poros dat op een steenworp afstand ligt.

Poros is erg in trek bij buitenlandse creatievelingen die er als zelfbenoemd artiest, kunstenaar, life-coach, yoga-specialist of pannenkoekenbakker aan de kost proberen te komen. Er flaneren heel wat Ibiza-hoeden langs onze frappé.

Langs de kust omhoog komen we langs de oude taverna waar we 2 jaar geleden schaamteloos afgezet werden door de bejaarde uitbaatster die ons 20 jaar dáárvoor heerlijke kotopoulo van de grill voorschotelde. Twee jaar geleden zaten er kopers met een makelaar en een tolk op het terras. Het etablissement is nu helemaal ter ziele en staat nog steeds te koop bij Geo Land, een vastgoedhandelaar die zichzelf in deze contreien enthousiast in de schijnwerpers werkt middels glossy, megalomane advertentieborden.
De helft van ons wil graag naar Kranidi vanwege de Lidl aldaar. De ‘royal Lidl’ noemt ze het want Willy, Max en de A-drietjes hebben vlakbij het dorp hun riante zomerpaleis. Ze heeft recentelijk een interview gelezen (of gezien, daar wil ze vanaf wezen) waarin Máxima vertelde dat ze erg begaan is met Nederlanders die elke maand de eindjes aan elkaar moeten knopen. En dat zij en Willy heus ook budgetteren. En dat het in huize Oranje dus ook wel eens ‘kliekjes-dag’ is. En dat de openbare opinie niet moet denken dat hun dochters zomaar alles kunnen krijgen wat ze willen en dat zij echt ook wel eens nee verkopen aan de kinderen. ‘Dus dan zal Max toch ook wel eens naar de Lidl gaan?’ mijmert ze er lustig op los. ‘Of haar privéchef? Of tenminste de jongste bediende uit de keukenbrigade?’
Als we aan de kassa staan met een volle kar zegt de chauffeur: ‘Potverdikkie, kijk! Daar heb je Máxima! Met een mondkapje op, ze is zeker incognito!’ Hij wijst naar een slanke vrouw met lange blonde haren die bij kassa 3 in de rij staat. En de royalty-watcher onder ons stinkt er natuurlijk ook nog in.
Terug op de camping maakt het warme weer al snel plaats voor wolken en harde wind. Ook dinsdag is het niet veel beter. Op Weerplaza lezen we dat het thuis dik tien graden warmer is dan hier aan de Saronische golf. Morgen verkassen we maar weer eens, besluiten we.
Maar als de zon woensdagochtend al vroeg stralend op ons busje staat, plakken we er toch nog maar een dagje aan vast. Maar het duurt niet lang voor de kille wind weer aantrekt, de wolken zich weer donker samenpakken en we maar weer naar binnen verhuizen. Wat is er toch met het weer aan de hand?!
We zijn op zoek naar mooi weer. En dat schijnt in het noorden te vinden te zijn. We bellen met camping Elena’s Beach, vlakbij Igoumenitsa. George verzekert ons dat er gauw vast een mooi plekje aan zee vrij is.
Donderdag 16 mei: Palaia Epidavros (GR) – Lampiri (GR)
Al met al loopt het tegen half 11 als we de camping afrijden. We rammelen door het dorp richting Korinthe en werpen een laatste blik op de baai.

Het wordt een reisdag vandaag. We schampen een stukje tolweg langs Korinthe (snelwegen langs grote steden zijn in Griekenland altijd tolvrij) en rammelen dan over de kustweg langs de Golf van Korinthe richting Rio. Deze kustweg is heel anders dan de kustweg aan de overkant van de Golf. Wordt die laatste gekenmerkt door prachtige uitzichten, bergen en natuurschoon, hier rijd je tot aan Akrata eigenlijk door één langgerekt bewoond gebied. Maar dat heeft ook wel wat, want we hopen ergens een pita gyros te kunnen scoren. Helaas, dat zal niet lukken. Het toeristenseizoen is hier nog niet losgebarsten. Zou het aan het weer liggen? Het is immers al half mei. Hoe dan ook, we bakken maar een eitje onderweg terwijl de regen af en toe op ons busje tikt en we uitkijken op het water met witte schuimkoppen.
Camping Tsolis heeft altijd wel plek. Het is een gewilde camping bij vakantiegangers die de ferry in Patra moeten halen. Je kunt er prachtig staan met uitzicht op zee. De faciliteiten zijn dik in orde. Vanwege de harde wind kiezen wij dit keer een plekje uit aan de andere kant van het terrein, vlakbij de receptie. We staan dicht bij de weg, maar ach, veel last zullen we daar vannacht wel niet van hebben.

Vrijdag 17 mei: Lampiri (GR) – Plataria (GR)
Vanaf de camping is het een kleine 20 kilometer naar de brug bij Rio.

Matrixborden waarschuwen voor harde wind: Strong winds. Reduce your speed. En inderdaad, het wordt een ritje waarbij de handen ferm aan het stuur moeten en de wind op de zijkant van ons busje beukt. Poeh… dit hebben we hier nog nooit zo meegemaakt! We halen opgelucht adem als we aan de overkant zijn.
Dwars door het binnenland rijden we richting Astakos. We schampen het National Park bij Mesolongi, beroemd om z’n zoutpannen en flamingo’s. Het is nog bewolkt, maar de temperatuur wordt steeds aangenamer.

Er florerend is dit stukje Griekenland niet. De dorpen zijn rommelig en er is veel leegstand. Ook hier staat betonnen casco’s verweesd in het landschap. Je ziet ze overal in Griekenland. Een paar jaar geleden werd een wet aangenomen die de ongebreidelde bouw van huizen en hotels aan banden legde in een poging toch íets aan ruimtelijke ordening te doen. Anticiperend op die wet én de mazen erin, bouwde menige grondbezitter die het zich kon veroorloven alvast maar een casco op z’n grond. Afbouwen mocht dan altijd nog. Maar zo te zien, is het daar tot nu toe lang nog niet altijd van gekomen. Vaak staat er Poleitai op de betonnen karkassen gekalkt: Te Koop!
Als we Astakos hebben bereikt, schijnt het zonnetje en is het 26 graden. Eíndelijk mooi weer! Het is een charmante kustplaats. We parkeren langs de boulevard en strijken neer bij zo’n heerlijke, authentieke taverna waar ze de frappé in Heineken-glazen serveren en de uitbater letterlijk door het etablissement rent om de locale Grieken te voorzien van schalen zeebanket.

Erg toeristisch is het hier niet. De enige toeristen die we zien zijn een groep Amerikanen die bepakt en bezakt bij het haventje staan te wachten op de veerboot die hen naar Kefalonia of Ithaka zal brengen. We kopen wat lekkers bij de plaatselijke bakker en eten dat in het zonnetje op een bankje met zeezicht op.
De kustweg omhoog naar Mytikas is prachtig. We maken een stop om van het uitzicht te genieten.

Tegen de rotsige bergwand achter ons staat een koe loom over zee uit te kijken. Aan de bellen te horen is ze niet alleen.


Er komt een Griekse pick-up truck de parkeerplaats oprijden. Langzaam rijdt hij vooruit. Langzaam weer een stuk achteruit. En dan weer terug. Wat is zijn bedoeling? Als de 3 inzittenden uitstappen, beginnen ze te zwaaien, te roepen en te fluiten. De koeien op de bergwand kijken meteen om, formeren zich en sjokken in een rij weg. Nu snappen we het: het is de boer die z’n vee naar huis haalt.
Tegen half vier zijn we bij camping Elena. We schudden hartelijk handen, installeren ons tegenover de taverna en dan is het tijd voor koude Mythos en koele wijn. Ook hier staat een straf windje. Maar dat is bij dik 25 graden prima. We eten ‘s avonds als vanouds lekker want oma kookt nog steeds.
Zaterdag 18 mei t/m donderdag 23 mei: Plataria (GR)
Zaterdagochtend om 08:15 uur staat George al bij ons busje. Er komt zo meteen een plek aan zee vrij. Mooi! Er vertrekken meerdere gasten. Veel kampeerders brengen hier een laatste paar dagen door voordat ze in Igoumenitsa de ferry naar Italië nemen. Dat zo meteen duurt echter nog wel even, want ze doen er bijna 4 uur over om al hun spullen, de peuter en de baby weer in hun busje te krijgen. Eindelijk kunnen wij de buitenboel alvast naar onze nieuwe plek verhuizen en tuffen we de 10 kilometer naar Igoumenitsa voor een rondje Lidl. Daar ligt de ferry al aangemeerd.

Bij de ferry-terminal haalt de brandweer een transport-busje leeg. De chauffeur heeft zeker brandbare stoffen aan boord die de ferry niet op mogen.

Terug op de camping gaat het luifeltje uit. Laat het luieren maar beginnen! We koken ons eigen potje. Na het eten steekt er opeens een harde wind op. Met moeite – en wat hulp van de vriendelijke Duitse buurman – krijgen we de luifel toch nog ongeschonden weer opgerold. Er trekt een flinke bui over ons heen. Maar het voorspelde onweer blijft gelukkig uit.
Als de helft van ons de volgende ochtend een broodje gaat halen, is het restaurant in duister gehuld. George zit binnen, gewapend met een zaklampje. De stroom is uitgevallen. Niet alleen op de camping, maar ook verderop in Plataria. Haha, we zijn benieuwd hoe lang dit euvel gaat duren. Zijn de Grieken door de week al niet zo snel, in het weekend neemt het tempo meestal nog een paar tandjes extra af. Maar er is brood en dus ontbijt en we schakelen onze stampvolle koelkast over van elektriciteit naar gas. Op ons dooie akkertje doen we een (af)wasje en daarna vlijen we ons neer aan de waterkant. We dobberen zelfs nog even met ons netje-bedje in zee. Het zeewater is hier flink warmer dan bij Bekas. Nog wat fris, dat wel, maar als je er eenmaal door bent is het heerlijk bij de 30 graden die we vandaag makkelijk halen.

De plastic doppen from hell zijn hier ook doorgedrongen al vind je in supermarkten ook nog zat flessen en flesjes met een losse dop. Statiegeld heffen is nog een brug te ver. Dus gaan de petflessen met vaste dop en al – hoppá – gewoon bij het reguliere afval. George doet op de camping ook een poging tot afvalscheiding: naast de afvalbakken staan kratjes, bedoeld voor glazen flessen en potjes. De gasten houden zich hier keurig aan. Maar z’n oude vadertje, die ‘s ochtends vroeg de borders sproeit en overdag de afvalbakken leegt, mikt het glaswerk gewoon linea recta bij het andere afval. Geen nieuwerwetse polonaise hier, zie je hem denken.

Kort na de middag is de stroomstoring verholpen. ‘s Avonds kookt de mama van George weer: feta uit de oven met brood, souvlaki, gestoofde kip en snijbonen in tomatensaus. Smullen!
De dinsdag brengt dik 30 graden en wind van zee. We draaien de luifel in en rijden rond de middag via Plataria naar Syvota, zo’n 12 kilometer verderop. Achter Plataria klimmen we langs de kaap omhoog en hebben vanaf de plek waar in de zomer de brandweer altijd staat te posten een mooi uitzicht op de baai.

Syvota zal ooit een mooi stadje geweest zijn maar is hopeloos verstrikt geraakt in de houdgreep van het toerisme. De haven ligt vol grote jachten en huurboten (No license needed!). Proppers proberen je het terras op te krijgen en de winkelstaatjes zijn een aaneenschakeling van toeristenwinkeltjes die allemaal dezelfde meuk verkopen.

Er flaneren hier veel Britse toeristen die de vooroordelen over Britse toeristen eigenhandig tot feiten upgraden: mannen met dikke, witte ontblote bovenlijven en dames die, zwaar in de make-up, hun ware kledingmaten ruim onderschatten en zelfs in bikini over straat lopen. Je kunt van alles van de Grieken vinden, maar in de openbare ruimte zullen zij nóóit zo gekleed gaan. Zelfs in tavernes aan het strand trekken ze altijd even iets over hun zwemkleding aan voordat ze aan tafel gaan. In een achteraf-straatje scoren we bij een vriendelijke Griek eindelijk onze pita gyros.

We hebben de dienstregeling van de veerboten naar en van Igoumenitsa niet helder op de bril, maar op maandag en woensdag is George ‘s ochtends en ‘s avonds druk in de weer met gasten die vertrekken en arriveren. Hij tetrist er lustig op los: wie wat langer blijft, kan opschuiven naar een plek pal aan zee. Het is dan spitsuur en we bekijken de placering met (leed)vermaak aan. We kennen George inmiddels een beetje en weten dat hij weinig geduld heeft met chauffeurs die zijn aanwijzingen bij het inparkeren niet opvolgen. En nog minder met de dames die dwars door zijn aanwijzingen heen hun man door het open raampje toeroepen dat de camper ‘echt niet onder die boom door kan!’. Want als George zegt dat het kan, kan het echt. ‘Are you listening to your wife or to me?’ roept hij dan. Soms luisteren ze naar hem. Maar soms ook naar hun vrouw. En dan loopt hij hoofdschuddend weg.

Morgen gaan we naar Albanië.
Maar eerst nog even zwemmen en genieten van de kookkunsten van oma Katerina.
Vrijdag 24 mei: Plataria (GR) – Gjirokastër (AL)
Rond half 10 staan we klaar voor vertrek. George fuift op een laatste cappuccino. ‘Baker-man, next year you make crème brûlee for us in our kitchen!’ grijnst hij. Het is een hartelijk afscheid.
We spoeden ons naar Igoumenitsa voor wat contante euro’s en wat boodschappen. Of nou ja spoeden… we nemen ook nog even de tijd om bij een tuincentrum te kijken. Bij de grens geven de Albanezen ons immers toch een uurtje terug. We scoren weer een mooie pot voor in de tuin.
Tegen kwart over de twaalf zijn we bij de grens bij Mavromati. Zonder internet problems gaat de grenspassage dit keer heel vlot. Binnen 5 minuten zijn we in Albanië. Zonder stempel. Maar ach, je kunt niet alles hebben.

Dwars door het binnenland rijden we. Een prachtige route door dun-bewoond gebied. De weg is opnieuw geasfalteerd met blinkend witte belijning en glimmende, nieuwe verkeersborden. Ze maken er de laatste paar jaar wel werk van, de Albanezen. Het valt ons ook op dat er veel minder zwerfafval in de bermen ligt dan in voorgaande jaren. Zouden ze wat dat betreft ook het licht beginnen te zien? Albanië is al 10 jaar kandidaat-lidstaat van de EU. Twee jaar geleden begonnen de toetredings-onderhandelingen. Het belang is groot. Er zijn nog heel wat hordes te nemen voor ze echt zullen kunnen toetreden. Met name bestuurlijke corruptie blijft een hardnekkig probleem.



Dat het toerisme inmiddels booming is in Albanië merken we maar weer eens als we camping Family vlak buiten Gjirokastër oprijden. Vijf jaar geleden werd de camping geopend. We worden meteen hartelijk verwelkomd bij ons busje, de prijs per nacht wordt genoemd (20 euro inclusief stroom, supersnelle WiFi én gratis gebruik van de wasmachine) en verder geen gedoe met inschrijven en paspoorten. Het sanitair is supermodern en brandschoon. We kunnen nog een plekje vinden en algauw loopt het terrein helemaal vol. Die gratis wasmachine laten we natuurlijk niet aan ons voorbijgaan en we gooien ‘m tot aan de nok toe vol. Was wel ook wel weer even nodig! Het apparaat doet dik twee uur over een was. Zon en wind wapperen de boel in een half uurtje droog.

Op internet lezen we de recensies over deze prima plek. Iemand beschrijft dat het niet lukte om van de wasmachine gebruik te maken omdat die bezet was. Hij had daarom korting op het staangeld geëist. Dan ben je toch wel van het padje af, lijkt ons. Ga je diep, heel diep schamen…
Natuurlijk eten we ‘s avonds in het restaurant op de camping. Een menukaart is er niet. De vriendelijke uitbaatster heeft een blocnootje waarop ze de gerechten heeft geschreven. Er wordt ons een heerlijk, overvloedig maal voorgezet met rijkelijk wijn, bier en koffie toe. We betalen 39 euro.

De toiletten bij het restaurant zijn 5 sterren waard. En waarom zou je ook handdoek-automaten ophangen als je het ook zo kunt oplossen?:

Binnen een jaar of 5 loopt Albanië waarschijnlijk helemaal in de pas van het Europese toerisme. Dan zal niemand meer kunnen zeuren over gratis wasmachines die steeds bezet zijn of over wc’s-zonder-handdoekjes. Of over restaurants zonder menukaart. Want die zijn er dan niet meer. En dat is eeuwig zonde.

Zaterdag 25 mei: Gjirokastër (AL)
Op camping Family is iedereen al rond 07:30 uur uit de veren. Er wordt massaal vertrokken, zuid- of huiswaarts. Wij doen het rustig aan, halen een brood bij het restaurant en ontbijten op ons dooie akkertje. De sinaasappels die we in Griekenland kochten, zouden wegens hun uiterlijk de schappen van de Nederlandse supermarkt waarschijnlijk niet gehaald hebben maar zitten boordevol sap. Vier van die kleintjes zijn goed voor twee volle glazen.
We doen nog een klein wasje en dan lopen we tegen half twaalf naar het restaurant. De zoon des huizes rijdt ons voor 5 euro naar Gjirokastër. Het is een vriendelijke jongeman die het Engels goed beheerst. ‘When you are ready, call me. I will come in 5 minutes!’ verzekert hij ons wanneer hij ons vlak bij het oude centrum af zet.
Ten tijde van het regime van Enver Hohxa – die in Gjirokastër werd geboren – was de stad vooral berucht door de gevangenis voor politieke dissidenten. Die stond bekend als de meest brute van heel Albanië. Wie in Gjirokastër achter de tralies verdween, kwam nooit weer terug. Nu staat het oude centrum op de Unesco werelderfgoedlijst en is het een toeristische hotspot.

Bij busladingen vol worden de toeristen aangevoerd. En in de smalle straatjes die berg-op, berg-af langs de toeristenwinkeltjes in the old bazaar kronkelen, ben je als gids in al die drukte soms zomaar even je groepje kwijt.

Wij strijken centre-ville neer op een terrasje. Cappuccino, koude cola en mensen-kijken maar. Dat verveelt ons nooit. Het kleine pleintje voor het winkeltje dat enthousiast adverteert dat er binnen een old well valt te bewonderen, is een verzamelplaats voor groepen en instagrammende stelletjes. Gelukkig heeft de gids z’n klanten ook weer gevonden.

De winkeltjes bieden allemaal hetzelfde aan: vloer- en tafelkleedjes, houten lepels, ‘authentieke’ Albanese vilten hoedjes die je op Calimero doen lijken als je ze op je hoofd zet, tassen, voetballen, bontgekleurd aardewerk, plastic vliegtuigjes, geurkaarsjes in potjes, kussenhoezen… de koopwaar vindt gretig aftrek.

De plaatselijke imam roept ondertussen vanuit de moskee op tot het middaggebed. Veel werk maakt hij er niet van. Binnen twee minuten is hij klaar. We hebben ook niet het idee dat er veel animo is voor z’n oproep.

Het recente verleden wordt ook levend gehouden. Aan de rand van de bazaar kun je militaire uniformen en aanverwante parafernalia uit de tijd van Enver Hohxa kopen.

Op het terras van een restaurant vlakbij de nieuwe parkeergarage die al bijna af is, lunchen we met kip, rijst en Albanese spaghetti carbonara. De jongste bediende – een ventje van een jaar of twaalf – verongelukt bij het afruimen met een dienblad vol vuile borden en schalen. Maar hij houdt de moed er in en veegt de scherven keurig op.

Na de lunch bellen we naar de camping en algauw pikt de zoon ons op bij het Griekse consulaat. Dit keer niet in het oude, grijze Opel Kadetje van z’n moeder maar in een glanzend zwarte Mercedes. Hij brengt ons veilig weer thuis.

Zondag 26 mei: Gjirokastër (AL) – Berat (AL)
Vannacht viel er een kortstondig buitje, gepaard met wat doffe donderklappen en wat flitsen in de verte. Veel meer was het niet. We zijn al weer vroeg op pad. Lange tijd volgen we de rivier Aoos, die in Griekenland in het Pindos-gebergte ontspringt, in Albanië Vjosë heet en uiteindelijk in de Adriatische Zee uitmondt.

Onderweg komen we een ongeval tegen: een Albanees heeft de neus van z’n Mercedes in de zijkant van een Nederlandse caravan-combinatie geplant. Er is een ware politiemacht op de been en er zijn al verschillende campers gestopt om morele bijstand te verlenen. Dus rijden wij maar door. Maar wat moet dat een vreselijke ervaring zijn. We zijn er een paar kilometer stil van.
Achter Fier gaan we de snelweg af om de archeologische site Appoloni te verkennen. Er staat een leger touringcars op het kleine parkeerplaatsje opgesteld. Dus bewaren we dit pareltje maar voor een andere keer. En dan niet op een zondag…
De ontvangst op camping Riverside in Berat is heel vriendelijk. De uitbater doet enorm z’n best voor z’n klanten. Als welkom krijgen een bordje fruit met een perzik, een appel en een sinaasappel. Als we geïnstalleerd zijn op het lager gelegen gedeelte (met de bips van ons busje in de boomgaard) komt z’n vrouw even later vragen of we echt wel tevreden zijn met ons plekje. Nou, zeker hoor! We zitten heerlijk in de schaduw met onze voeten onder een limoenboom. Hoe mooi kun je het hebben?

In de minimarket even verderop adviseert de eigenaresse ons uitgebreid over Albanese wasmiddelen en kopen we sjashliks en zelfgemaakte kersenjam. All organic!
In toeristische gebieden schieten de prijzen omhoog. Ook in de plaatselijke supermarkten en minimarkets. Voor Noord-Europese toeristen betekenen die prijsstijgingen relatief weinig voor de portemonnee. Maar voor de gemiddelde Albanees in die gebieden worden de dagelijkse boodschappen bijna onbetaalbaar. Het is de wrange keerzijde van de groeiende toeristen-industrie.

Vlakbij onze plek staat een groene kliko. Voor ons niet zo bijzonder, maar in Albanië zie je ze eigenlijk nooit. De aanschaf ervan zal wel een diepte-investering zijn geweest, want zodra er iets in wordt gegooid, komt een medewerker van de camping meteen in actie: de bak wordt geleegd, er gaat een nieuwe vuilniszak in en de buitenkant wordt weer helemaal gepoetst.

‘s Avonds jagen onweer en regen ons naar binnen.
Maandag 27 mei: Berat (AL)
Berat staat bekend als de stad met de 1000 vensters. En dat slaat voornamelijk op het oude, historische centrum dat op de Werelderfgoedlijst staat en wel een bezoekje waard schijnt te zijn. Vanaf de camping is het ‘ten minuten walking’ vertelde de vriendelijke eigenaar gisteren. En daar vertrouwen we 100% op want gisteren zat hij er met de afstand naar de minimarket ook niet ver naast. Maar haast hebben we niet, dus eerst koffie, ontbijt en een potje lanterfanten onder de luifel want het zonnetje staat alweer stevig te stralen. Het is voorbij de klok van 11 als we vanaf de camping linksaf slaan en richting centrum lopen. De campingbaas heeft de afstand keurig ingeschat.
Het oude centrum van Berat bestaat uit 3 gedeeltes: Kalaja (de kasteelheuvel), Mangalem (het islamitische deel) en Gorica (het christelijke deel). De rivier Osum stroomt er dwars door heen.

We starten de sightseeing op de linkeroever van de rivier. Om daar te komen, moeten we een oude brug over en dat duurt even want we belanden midden in een groep Friezen die met een touringcar in 10 dagen Albanië, Montenegro en Bosnië bezoeken om daarna vanuit Zagreb terug te vliegen. Ze zijn zeer verheugd dat ze ons treffen en vragen ons het hemd van het lijf: of we die-en-die ook kennen in Leeuwarden, of we hier echt met een camper zijn, of het allemaal wel een beetje veilig is in deze contreien en waar we verder geweest zijn en nog naar toe gaan. Ondertussen staat een Koreaanse toeriste met een enorme fotocamera te gebaren dat we haar uitzicht op 358 van de 1000 vensters staan te blokkeren en of we alsjeblieft aan de kant willen gaan. Ze moet maar even geduld hebben want als Friezen-om-útens in Albanië heb je heel wat bij te praten, toch?

We maken een ommetje door de wirwar van nauwe straatjes in Gorica en dat is met al die gladde klinkertjes nog best oppassen geblazen.

Maar mooi is het wel!

Langs de rivier lopen we naar de tweede brug, richting Mangalem.

Vanaf de brug heb je mooi uitzicht op de islamistische wijk.

Dit gedeelte is bruisender en heeft (bij de brug rechtsaf) een mooie promenade langs het stadspark waar groepjes bejaarde mannen zitten te schaken en een monnik in een bruine pij onder de bomen een groep kinderen godsdienstles geeft. We strijken er in de schaduw neer op een terrasje. De ober verjaagt met een plens water een oude zwerfhond van het terras. Gelaten sjokt hij een eindje verderop.
Stipt om kwart voor 1 klinkt de oproep tot gebed vanaf de moskee.

Voor ons is het een oproep tot de lunch. Maar eerst scoren we in de plaatselijke Conrad nog een zak gedroogde dille en een pot ajvar.

Langs de oever zijn verschillende restaurantjes met smalle terrasjes. We kiezen er een uit die nog een tafeltje met schaduw heeft, want het is erg warm en broeierig.

Voldaan gaan we weer op huis aan. Als het handwasje aan de lijn hangt, begint het te regenen en te onweren. Maar onder het luifeltje is het prima vertoeven. En na regen komt gewoon weer zonneschijn.

Dinsdag 28 mei: Berat (AL) – Shkodër (AL)
Fris onder de heerlijke regendouche vandaan rijden we iets na 10 uur van de camping af. Via Fier en Dürres rammelen we richting Shkodër. En dat is absoluut niet het mooiste stuk van Albanië. Eigenlijk is het één troosteloos, vlak bedrijventerrein. Dat de economie – met name in het westen – aantrekt is te merken. Steeds meer Albanezen kunnen zich een auto veroorloven en het wegennet kan die groei nog niet helemaal aan. Tussen de gloednieuw geasfalteerde stukken staan we geregeld in een file. En dat hebben we nog niet eerder meegemaakt. De Spar in Lezhë heeft hele smalle gangpaden maar een ruim assortiment. En in de naastgelegen koffiebar schenken ze prima cappuccino.
Vorig jaar stonden we in Shkodër op camping Legjenda, dit jaar nemen we maar weer eens een kijkje op Lake Shkodra Resort. Boven de uitlopers van de Albanese Alpen is de hemel al weer in beroering.

Woensdag 29 mei: Shkodër (AL)
Camping Lake Shkodra Resort is het Ionion Beach van Albanië: groot, prachtig aangelegd en met luxe voorzieningen.

De eigenaar heeft een uitstekende antenne voor de wensen van de Noord-Europese toerist en blijft de boel ontwikkelen. Nu is hij bezig met de aanleg van een tweede terrein want steeds vaker moeten campers een nacht buiten de poort doorbrengen omdat alle plaatsen bezet zijn. In principe zouden er veel meer campers op de camping kunnen staan, maar hij doet geen concessies aan de ruime opzet van het terrein en de grote plekken. En dat is natuurlijk positief.

Maar de massale aanloop heeft – in onze ogen – ook nadelen. Het reserverings-circus slaat toe, het is allemaal onpersoonlijker en het eens zo charmante restaurant is een soort Van der Valk geworden waar de koks en de obers de drukte soms nauwelijks aankunnen. Zelfs de gammele pier aan het meer is gepimpt en in de vaart der volkeren is het krakkemikkige bankje aan het eind van de pier – waar je zo heerlijk even kon zitten – ook gesneuveld.

We vinden het allemaal wel een beetje jammer. Maar gelukkig, thuis heb ik nog een ansichtkaart… of worden we nu écht bejaard?
Hoe dan ook, we geven ons vandaag lekker lui neer. Morgen gaan we richting Bosnië.

Donderdag 30 mei: Shkodër (AL) – Patkovina (BiH)
Vannacht viel er een mals buitje met wat donderklappen en lichtflitsen in de verte. We staan op met een bewolkte hemel en wat laffe spetters. Tegen half 10 vinden we een gaatje in de rij campers die van de sani-plek gebruik willen maken, scoren we nog een broodje in de shop, betalen we 45 euro voor twee nachten en dan kunnen we op weg naar de grens bij Hani i Hotit. Als het megalomane trouwpaleis opdoemt, dan ben je er bijna.

De grenspassage geeft weinig gedoe. Binnen 10 minuten rijden we Montenegro binnen.

Het ronden van Podgorica kost altijd wat tijd. En ondertussen pakken donkere wolken zich samen.

Achter Podgorica gaat het de bergen in. De regen komt met bakken uit de lucht.

Maar dat maakt de route niet minder mooi al is het voor de chauffeur wel veel inspannender rijden. Tussen Brezna en Pluzine maken we een stop om even te lunchen en een bakje koffie te zetten terwijl we genieten van het uitzicht.

Pluzine is een aardig stadje aan de oever van de rivier Piva en een toeristisch centrum voor wie wil raften of ziplinen. Wij willen geen van beiden en duiken de Tara Canyon in, de diepste van Europa. De weg volgt de rivier dwars door de bergen via tientallen korte en lange tunnels. Ze zijn onverlicht en smal en dat is oppassen geblazen want ook in de tunnels sijpelt soms de regen naar binnen en ligt er geregeld steenslag op de weg. Maar mooi dat het is!


Aan het eind van de kloof ligt een klein grenspostje verscholen in de bergen. Eerst de Montenegrijnen.

Dan een gammele brug over…

En dan kunnen we Bosnië-Herzegovina binnen.

Welcome to Republic of Srpska? Huh?!

We zijn even in verwarring, maar het klopt natuurlijk wel. Bosnië-Herzegovina bestaat sinds de Dayton-akkoorden die in 1995 werden gesloten uit twee entiteiten: de Federatie van Bosnië en Herzegovina (Kroaten en Bosniakken) en de Servische Republiek (Serven). Daarnaast is er nog het condominium Brcko. En om het nóg ingewikkelder te maken zijn er 3 presidenten die elke 8 maanden rouleren als voorzitter van de presidentiële raad.

Meteen over de grens houden de goede wegen zoals in Montenegro abrupt op. Soms is het meer gravel dan asfalt.

Maar we krijgen wel lief bezoek bij ons busje.

Vlakbij Foca ligt Camp Drina, een klein paradijsje aan de Drina. We worden hartelijk ontvangen en vinden een mooie plek aan de rivier.

Op het terrein staan ook van die typische blokhutjes die je hier veel ziet.

Het terrein is prachtig aangelegd.

En laat je niet afschrikken door het sanitair…

Het doucht hier net zo lekker als op Lake Shkodra Resort.
‘s Avonds eten we in het restaurant verse forellen en een enorme mixed-grill.

Vrijdag 31 mei: Foca (BiH) – Gornja Crvica (SRB)
Het was heerlijk stil vannacht. De nachtegalen zongen hun lied terwijl de Drina loom ruiste en de regen urenlang op ons busje tikte. We zijn al vroeg op. Eerst maar even koffie in het restaurant.

Die wordt geserveerd in enorme mokken met een flinke kan melk en suiker erbij. Naar Hollands gebruik roeren we er lustig op los in onze beker, maar dat is achteraf niet zo heel slim. Want het is Bosnische koffie en die wordt gemaakt door heet water op tot poeder gemalen koffiebonen te schenken en het dan te laten rusten. Als je roert, komt de koffiedrab steeds mee omhoog en proef je het gruis. Geduld is een schone zaak dus als je hier aan de koffie zit. We betalen de rekening en gaan tegen de klok van 10 op pad. Dit is zeker een plek om nog eens terug te komen!
Vandaag willen we het Srebrenica Memorial Center in Potocari bezoeken. Dat ligt ongeveer 187 kilometer verderop en over zo’n afstand doe je in Bosnië al snel een uurtje of 4.

Maar wát is het – ondanks de donkere wolken en bijbehorende buitjes – een mooie route!



Onderweg willen we bij een bakker wat bürek kopen, want het ontbijt hebben we overgeslagen. De bakkersvrouw is het Engels niet machtig maar probeert ons met handen en voeten overduidelijk wel het vel over de oren te halen: voor twee kleine stukjes bürek vraagt ze vier euro maar dan moeten we wel met briefgeld betalen. Haha, ze verwacht natuurlijk een briefje van 5, vlast op een briefje van 10 en dan krijgen wij wat Bosnische Marken terug. In munten. We hebben er nooit problemen mee als uitbaters buiten de eurozone een beetje naar zichzelf toe rekenen. Geef ze eens ongelijk. Maar deze opzichtige truc gaat zelfs ons wat te ver. Misschien moeten we een volgende keer toch maar een klein bedrag uit de muur trekken voor dit soort kleine aankopen. Gelukkig hebben we nog worstjes uit Albanië. En in de supermarkt die we verderop aandoen, kun je gewoon met je bankpas betalen.
Het Memorial Center in Potocari getuigt op een indrukwekkende manier van de val van Srebrenica tijdens de Balkanoorlog in de jaren ‘90 en de genocide die daarop volgde. Het centrum bestaat uit twee gedeelten: de voormalige compound van Dutchbat en de begraafplaats waar de slachtoffers van de genocide worden herdacht. Je kunt een bezoek het best beginnen bij de compound. Hier kun je de oude fabriekshal bezoeken waar de duizenden radeloze Bosnische moslims naar toe vluchtten in de hoop bescherming te vinden voor het Servische leger. Veel is er niet te zien, de hal is – op een achtergelaten VN-truck – leeg. Er zijn foto’s opgehangen die in stilte getuigen.


In het museum wordt de hele tijdlijn rond de val van Srebrenica duidelijk verteld, ondersteund door veel foto- en filmmateriaal.



In het kantoor van Karremans hangt een korte biografie.

Aan de overkant van de weg ligt de begraafplaats.



Volgend jaar is het al weer 30 jaar geleden. Opdat we nooit vergeten…
We vervolgen onze reis op zoek naar nóg een Camping Drina die hier in de buurt aan de Servische oever van de Drin moet liggen. Maar we mogen bij het kleine grenspostje de grens niet oversteken. ‘Only for locals!’ laat de beambte ons weten. We moeten omkeren. ‘Two kilometers, turn left at the gasstation.’ wijst hij behulpzaam. Zes kilometer, 4 benzinepompen en 3 foute afslagen verder komen we dan toch bij de juiste grensovergang.

Zou die eerste douanier z’n collega hebben gebeld dat er een busje verdachte toeristen aankomt? We worden aan de Bosnische kant onderworpen aan een half kruisverhoor: Waar we Bosnië zijn binnengekomen? Wat de reden was van ons bezoek? Waar we hebben verbleven? Waarom we het land weer uit willen? De chauffeur geeft uitgebreid antwoord op dit spervuur van vragen. Maar als de onvermijdelijke vraag ‘Do you have weapons?’ op tafel komt, kan de bijrijdster haar lachen niet meer inhouden. Oops… Gelukkig begint de douanier zelf ook te grijnzen. We mogen door.
In Bajina Bašta komen we langs het beroemde Drina river house.

Maar camping Drina is niet te vinden. In plaats daarvan komen we terecht in een klein paradijsje: camping Jakanovic. De achtertuin van een vriendelijke mevrouw die het Engels niet machtig is. Daar komt haar vriendin aan. Een Bosnische die in Nederland woont en vanavond vanaf Belgrado weer terug vliegt. Toeval bestaat! We pluggen onze stroomkabel in het stopcontact van het toiletgebouwtje en genieten van de twee glaasjes raki die ze ons komt brengen, de kwinkelerende vogeltjes en de rondscharrelende kippetjes.
