Donderdag 1 mei: Kato Gatzea (GR)
Kaló Mína! De maand mei is aangebroken en dat wordt gevierd in Griekenland. Niet alleen is het op 1 mei de dag van de Arbeid maar ook Protomagia, de overwinning op de koude wintermaanden. Het openbare leven ligt grotendeels stil en families trekken er samen op uit om de naderende komst van de zomer te vieren. In de ochtend komen allerlei Griekse families via het rotspad uit het dorp naar beneden, richting taverna en campingstrand.
In Griekenland zijn stranden publiek bezit en eigendom van de staat. Ze moeten altijd vrij toegankelijk zijn. De laatste jaren wordt – met name in de toeristische gebieden – steeds vaker opgetreden tegen exploitanten die de regels aan hun laars lappen, toegangsgeld vragen en het strand volplempen met parasols en ligbedden waar je duur voor moet betalen.
Traditiegetrouw maken de Griekse vrouwen op de 1e dag van mei bloemenkransen van wilde bloemen. De prachtige, roze strandnarcissen zijn erg in trek.

Dat de echte zomer nog even op zich laat wachten, blijkt als er geregeld harde windvlagen opsteken waarbij de olijftakken je soms om de oren vliegen.

Maar als de donkere wolken eenmaal verdreven zijn, breekt de zon definitief door en wordt het al snel lekker warm.
Binnen eten hoeft niet meer en op het terras van de taverna zitten we heerlijk over zee uit te kijken tot de zon ondergaat.

Morgen nog een dagje lanterfanten tussen het terras van de taverna en het kleine boulevardje van Kato Gatzea (het wintergoed is inmiddels schoon en droog en de korte broek is aan) en dan is het zaterdag de hoogste tijd om maar weer eens te verkassen.
Zaterdag 3 mei: Kato Gatzea (GR) – Chrisso (GR)
Het is sinds gisteren een stuk drukker geworden op de camping. Voor ons een mooi moment om afscheid te nemen. Het waren fijne dagen!
Eerst maar even een rondje door de Lidl in Agria voor leeftocht voor een paar dagen én kruiden. De gedroogde tijm, rozemarijn en oregano verkopen ze hier in zakjes voor een prikje en zijn veel lekker dan wat je thuis in zo’n potje krijgt. En ook nog wat van dat lekkere Griekse wasmiddel zodat later in de grijze triestheid van een Nederlandse januari onze was nog heerlijk naar zon, zee en strand ruikt.
Dan zetten we koers richting Lamia. Op de rondweg van Volos worden we ingehaald door de spelersbus van de voetbalclub AEK uit Athene. Die moeten morgen spelen in Thessaloniki. Voor en achter de bus rijden motoragenten met zwaailicht. De voorste in vol ornaat, de achterste in korte broek met opgerolde hemdsmouwen.
Hij is zo mooi, de E65 die je van Lamia naar Ithea aan de Golf van Korinthe brengt! Geleidelijk klimmen we naar een hoogte van dik 800 meter. In de verte doemen de besneeuwde pieken van de Parnassus op.



Camping Delphi laten we dit jaar liggen en we besluiten camping Chrissa, die een stuk lager ligt vlakbij het dorpje Chrisso, eens te proberen. De ontvangst is vriendelijk en we mogen zelf een plekje zoeken op een van de terrassen. Druk is het niet, dus keuze zat. En hoewel het uitzicht hier ‘beneden’ minder spectaculair is, is het nog steeds een lust voor het oog.

De souvlaki’s gaan lekker gemarineerd op de grill, de zwaluwtjes scheren voorbij, de Turkse torteltjes roekoe-en er op los, de vleermuisjes stuiven voorbij en het avondbriesje ruist door de pijnbomen. Strik er om en niks meer aan doen!
Zondag 4 mei: Chrisso (GR)

Recht tegenover ons, voorbij de baai van Itea en de Golf van Korinthe, hebben we uitzicht op de toppen van Cylenne, de op een na hoogste berg van de Peloponnesos. Het is voor het eerst in al die jaren dat we haar 2375 meter hoge toppen besneeuwd zien.
Hier zag Hermes volgens de mythologie het levenslicht, geboren uit een verhouding tussen de promiscue Zeus en de nimf Maia. Algauw bleek het kereltje een handige kwajongen te zijn. Zo stal hij – amper uit de luiers – de runderen van z’n grote broer Apollo maar die streek werd hem snel vergeven door z’n vader toen hij Apollo als zoenoffer een lier gaf die hij eigenhandig in elkaar had geknutseld van het schild van een schildpad. Vandaar dat Apollo altijd wordt afgebeeld met een lier. Als dank schonk Apollo hem een herdersstaf en die werd – naast een hoed en gevleugelde sandalen – een van Hermes’ handelsmerken. Zeus zag potentie in de snaakse kwaliteiten van Hermes, promoveerde hem tot 1 van de 12 Olympische goden en sindsdien gaat hij door het leven als boodschapper van de Goden, beschermheer van dieven, reizigers en handelaren en als tussenpersoon tussen de bovenwereld en de Hades.
De helft van ons kan amper genoeg krijgen van de Griekse mythologie. Dus die doet vanavond maar weer even de oortjes in om een luisterboek uit de serie Mythos, Troje en Odyssee van Stephen Fry te beluisteren.
We eten ‘s avonds in het restaurant. We krijgen een tablet aan tafel waar de menukaart op staat.

Het eten is heerlijk en we kletsen even gezellig met onze Nederlandse buren die zich over hun ANWB-kaart buigen vol met in felroze gearceerde routes.
En voor wie het ‘s zomers te heet wordt of malheur heeft met z’n koelkastje: voor 3 euro ben je hier uit de brand.

Tegen negenen wordt het donker en gaan de lichtjes in Itea – en verderop over de baai – in Galaxidi aan.

Maandag 5 mei: Chrisso (GR) – Glyfa (GR)
De ochtend brengt rond 06:30 uur bewolkte luchten en een bijzonder weerfenomeen.

De Nederlandse en Spaanse buren vertrekken al vroeg. Wij ontbijten even lafjes en nemen daarna ook afscheid van onze prachtige plek.

We kunnen vanaf hier twee kanten op naar de Peloponnesos: linksaf richting Korinthe of rechtsaf naar Patras. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus wordt het toch rechtsaf, richting ‘over de brug’.
Als je via deze route langs Itea rijdt, kleuren de bermen en de vangrails op een gegeven moment oranje. Een teken dat je de bauxietmijn nadert. Aan de andere kant van de baai zie je hem in volle lelijkheid liggen.

Het is vanuit Chrisso een kleine 100 kilometer naar Antirrio. Snel is de route niet maar wél heel mooi, zo langs de noordelijke kust van de Golf van Korinthe.

En ja hoor, een Griekse Wir bauen für Sie!

De bijrijdster is lichtelijk teleurgesteld want ‘hij heeft een walkietalkie en een stopbord’. Niks geen halfslachtig gewapper met een verschoten rood vlaggetje dus, dit keer. Ach ja, soms zit het mee, soms zit het tegen.
Het Griekse Tolwezen heeft de pecunia voor de brug ook dit jaar weer verhoogd.

We tikken €23,70 af.
Maar niet getreurd. We zetten koers richting Ionion Beach want de chauffeur bezweert dat hij daar dan in het zwembad gaat.
De plichtplegingen bij het inschrijven zijn kort: ‘A20?’ vraagt Georg. A20 it is. Al staan we dan wel weer midden in de Duitse enclave naast een Empire State Building.

Maar met zeezicht. Dat dan weer wel.
Dinsdag 6 mei t/m vrijdag 9 mei: Glyfa (GR)
Nou ja zeg! De ochtend brengt grijze luchten en zelfs wat regendruppels op de luifel. Maar koud is het niet want het zonnetje doet telkens haar uiterste best.
We volgen het Griekse nieuws op parakalo.wordpress.com en daar lezen we dat er – blijkbaar nogal stiekem – in januari een wet is aangenomen waardoor campers alleen nog op officiële campings mogen staan. Even parkeren bij een taverna voor een frappétje, in een stadje parkeren voor een potje flaneren-met-lunch of parkeren bij een archeologische site… door die nieuwe wet kan je dat komen te staan op 300 euro boete. De wetgeving kwam aan het licht toen een kampeerder werd beboet voor parkeren bij een strand in Achaia en dit aanvocht.

Het is duidelijk dat deze wet in de basis eigenlijk het doel heeft officiële campings te beschermen en het groeiende wildkamperen te beperken. Maar de wettekst reikt – onbeholpen en waarschijnlijk onbedoeld – zó ver dat het raakt aan de middelen van bestaan van veel Grieken: het toerisme. Dus zou het ons niet verbazen als de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend. Wij hebben er in ieder geval nog geen last van gehad.

We eten ‘s avonds in het restaurant. Daar loopt onder het eten een Duitse mevrouw van tafel en komt terug met een van huis meegebracht Tupperware-bakje. Voor de restjes. Je ziet ze kijken, de Griekse staf. Maar altijd blijven lachen, zeiden Bassie & Adriaan al. Ze weet waarschijnlijk niet dat de Grieken met alle liefde overgebleven eten voor je inpakken. Vaak met nog een schepje er bovenop.
De Duitse Nachbarn van het Empire State Building naast ons zijn al flink op leeftijd en erg aardig. Ze wonen hier op deze plek zo’n 6 tot 8 maanden per jaar, vertellen ze. Ze vertrekken eind oktober weer naar huis. Misschien dat wij in zulke omstandigheden liever een huis in Griekenland zouden kopen dan met zo’n uit de kluiten gewassen touringcar op pad te gaan, maar ieder z’n meug toch? Sowieso worden we elke ochtend vriendelijk begroet door alle Duitse buurtjes. Ze hebben het heel gezellig met elkaar.
Maar potverdikkie, wat wordt een mens lui van alle luxe hier. We doen echt helemaal níks.
De muggen hebben de helft van ons ook weer te pakken met dezelfde allergische reactie als een paar jaar geleden. Dit keer niet op haar benen, maar op haar onderarmen. Branderige jeuk, opgezwollen armen en nare plekken. Het zal met een dag of twee wel weer wat beter gaan, is de ervaring. Tot die tijd is het slapeloze nachten en dus even afzien. Morgen gaan we verder naar het zuiden de Peloponnesos in.

Zaterdag 10 mei: Glyfa (GR) – Gialova (GR)
Gisteren kwam er een Duits echtpaar langs om te vragen wanneer we wilden vertrekken en of zij onze plek dan mochten hebben. Nou, natuurlijk hoor. We doen het wel kalmpjes aan want voor 13:00 uur hoef je je hielen hier niet te lichten. Eerst ontbijten, nog even douchen, wat rondlummelen… Al met al zijn we om 11 uur helemaal startklaar.
Eerst nog even langs het sani-station (mit Hundendusche!). Onze Duitse achterburen staan er al met hun busje. Hun hond hoeft blijkbaar niet gereinigd, maar hun chemisch toilet wel. Dat legen ze dus schaamteloos in de grijswaterafvoer. Ze spoelen de cassette nog even lekker grondig na met de drinkwater-slang die ze daarna, hoppá, achteloos op de grond gooien. Wel &@€#%, hoe asociaal kun je zijn?!
Een wereldreis is het niet van Glyfa naar Gialova aan de baai van Navarino. Maar best een leuke route langs verschillende landschappen, door authentieke dorpjes en grotere, regionale kernen. Soms is het even geduld hebben, maar we hebben alle tijd.

Kiek, daar is de Eiffeltoren van Filiatra ook weer!

We kiezen voor camping Erodios. Met de neus in de boter, want we krijgen een mooie plek met zeezicht.

Geen reiger te bekennen, maar wat is het hier mooi!

Zondag 11 mei: Gialova (GR)
Wat een wind staat er vandaag! En als je op ‘de eerste rij’ staat, waait hij vol vanaf zee recht je busje in. Het vest en de bodywarmer gaan aan en dan is het genieten van de surfers die volop gebruik maken van het weer en met een noodgang langs scheren.

We kijken uit op de ingang naar de baai van Navarino. Daar hebben zich in het verleden een paar heroïsche zeeslagen afgespeeld. In het jaar 1827 probeerden de Grieken zich te ontworstelen aan de Ottomaanse overheersing. Frankrijk, Groot-Brittanië en Rusland kwamen de Grieken te hulp, stuurden een gezamenlijke vloot en brachten in de Slag om Navarino driekwart van de Turkse en Egyptische vloot tot zinken. Daarna stond de onafhankelijkheid van Griekenland weinig meer in de weg.
Het was de laatste zeeslag in de geschiedenis die alleen door zeilschepen werd uitgevoerd. Daar hadden de Atheners natuurlijk nog geen weet van toen ze op precies dezelfde plek in 425 v. Chr. de Spartanen versloegen in de Slag bij Pylos tijdens de Peloponnesische Oorlog.
In de middag gaat de wind eindelijk liggen. De avond valt mooi.

Maandag 12 mei: Gialova (GR) – Koroni (GR)
Het is tijd om verder te gaan. Er scheiden ons zo’n 100 kilometer van Koroni, dus dat wordt geen lange reis. Het is een bewolkte, grijze ochtend en rond 11 uur wordt regen verwacht. Na de koffie is het inpakken & wegwezen dus.
Eerst richting Pylos. Een prachtig stadje en daardoor een toeristen-magneet. Toen we hier een paar jaar geleden ook waren, verrezen er her en der al appartementencomplexen en de toeristische expansiedrift is onverminderd doorgegaan. Rond de stadskern zijn nog meer vastgoed-projecten verschenen. Wel jammer, maar goed voor de werkgelegenheid zullen we maar zeggen want het werkloosheidspercentage in Griekenland behoort tot de hoogste in de EU.

Camping Koroni heeft nog plek zat. ‘You are lucky! Yesterday full!’ grijnst de vriendelijke, bejaarde bazin die in die paar jaar nóg dikker is geworden en zich hevig waggelend verplaatst. Ze zit op een goudmijntje want er komen veel camperaars naar Koroni en zij baat de enige camping in de omgeving uit. Het is een kleine, maar fijne camping met bij het zwembad een mooi uitzicht over het stadje.

Tijd voor een handwasje en dat kan hier nog bij zo’n ouderwetse wasbak. Je ziet ze bijna nergens meer op campings maar de helft van ons wordt blij van de nostalgie.

Zoals het hoort, komt er alleen koud water uit de kraan. Ach, niet schoon, toch fris!
Op naar de poolbar voor een drankje en ons eerste potje Tavli.

De souvlaki’s gaan op de grillplaat en dan krijg je hier al snel geïnteresseerd bezoek.

Dinsdag 13 mei: Koroni (GR)
We staan op een niet al te grote plek tussen heggetjes mét bladerdak dus het is nogal donker en wat benauwd. We besluiten dat we nooit meer op zo’n plek gaan staan. Geef ons maar wat uitzicht, licht en ‘ademruimte’.
In de middag scharrelen we richting het stadje. Niet door het bosje, maar langs de weg. Dat is even 100 meter door de berm langs de weg, maar dan kom je op een wandelpad richting het centrum.

Het is heerlijk kuieren door de pittoreske straatjes. En heel soms zie je er nog eentje in een achterafstraatje: zo’n ouderwetse Agora die al jarenlang ter ziele is. De oude inventaris staat te verstoffen in de etalage. Dode wespen en bromvliegen getuigen van de teloorgang tussen de ooit glimmende, maar nu roestige olijfoliekannetjes, de zondagse dekschalen die ooit bedoeld waren voor een feestelijk familiemaal en de gecraqueleerde rollen tafelzeil.

Het kleine stadsplein wordt geflankeerd door de kerk en het politiebureau.

En de bakkerij heeft een bijzondere etalage.

Via het haventje lopen we langs de boulevard.


De pita’s vallen er heerlijk in.

‘s Avonds lopen we nog een keer naar Koroni. Nu via het ‘bosje’ en langs het strand.

We kiezen voor restaurant Bogris dat door de uitbaatster van de camping van harte wordt aanbevolen. De recensies zijn na afloop zeer verdeeld.

Woensdag 14 mei: Koroni (GR) – Gythio (GR)
Aan de overkant van de Golf van Messini gaat de Mani al twee dagen schuil in de wolken dus besluiten we naar Gythio te gaan. De route via Kalamata, Stoupa en Areopoli is in kilometers vast een kortere optie maar we hebben tijd zat dus kiezen we de route door het binnenland via Sparta. Het is een mooie rit.

We rijden door een prachtig landschap met half verlaten dorpen waar de muizen zo’n beetje dood voor de kast liggen en de plaatselijke kafeneion slechts 1 gammel tafeltje heeft. We kennen deze route nog niet en de spanning neemt gaandeweg wel wat toe: we rijden zo zoetjes aan op onze laatste druppels diesel en benzinepompen kom je hier in de bergen niet tegen. Maar de Goden zijn ons welgezind: vlak voor Sparta komen we weer op de snelweg terecht en kunnen we tanken. Dat vieren we met een frappé en een kaaspasteitje.
We rijden langs Sparta met op de achtergrond het majestueuze Taigethos-gebergte.

Veel is er niet overgebleven van het antieke Sparta. Het was geen ommuurde stad maar meer een conglomeraat van een aantal dorpen dat – door een strikte, hiërarchische inrichting van de samenleving – een belangrijke militaire macht vormde in de Oudheid.

We installeren ons voor een paar dagen op Camping Gythion Bay. Daar blijkt de boel in de afgelopen paar jaar gestaag doorontwikkeld. De toiletgebouwen zijn helemaal vernieuwd en er staan nog meer glamping-tenten. En natuurlijk worden de allermooiste plekken nu ook hier bezet door Duitse filosofen-op-wielen met Reise für dein Sterben, sonst reisen deine Erben-stickers op de achterkant van hun enorme campers.
Takis z’n taverna even verderop aan het strand blijkt gelukkig nog steeds in bedrijf.

Donderdag 15 en vrijdag 16 mei: Gythio (GR)
Er wordt op donderdag flink huisgehouden. De wasmachine gaat aan, het busje wordt schoongemaakt en kastjes opnieuw vol-getetrist. Het gaat allemaal op een gezapig tempo, want haast is er niet. En ook al staat er weinig wind, die was is in het zonnetje zo maar weer droog.
Op vrijdag is het weer opeens helemaal veranderd. De lucht is helemaal betrokken en kleurt vreemd oranje-bruin. Het doet ons denken aan een paar jaar geleden toen er zoveel natuurbranden waren. Toen had de hemel vaak ook zo’n vreemde kleur.Op de camping zelf is het windstil en bijna drukkend, maar we horen de golven met donderend geraas op het strand beuken. Het lijkt alsof het elk moment kan gaan onweren maar het blijft de hele dag droog.

In de avond kuieren we richting Takis. Zó hebben we het mooie strand nog nooit gezien.

De golven hebben nog een enorme kracht. Maar eerder op de dag zijn ze zelfs óver de ‘duintjes’ gespoeld, zien we.
Takis zet ons weer wat lekkers voor en aan ons tafeltje dicht op het strand genieten we van het natuurgeweld.

Na het hoofdgerecht volgt standaard een bordje fruit met loukomades met een ouzo’tje. Maar daarna moeten we samen ook nog een tsipouro drinken, vindt Takis. Met z’n vieren (de ober komt er ook gezellig bij) tikken we er een flinke weg. Het is een vrolijk afscheid.

Zaterdag 17 mei: Gythio (GR) – Lampiri (GR)
De ochtend brengt hemelsblauw met hier en daar een plukje wit. Er is niks meer te merken van de enorme wolk Saharazand die – zo lezen we op het Griekse nieuws – de Peloponnesos gisteren overspoelde.
Aan de boulevard van Gythio is het, zo rond half 11, nog helemaal niet druk. En dat op zaterdag.

Via Sparta en Tripoli willen we naar Kalavryta en vanuit daar naar Diakopto aan de golf van Korinthe: een flinke etappe, dwars door het binnenland.

En opeens: Ho, stop!

Langs de kant van de weg staat een imker met z’n koopwaar. Er staat een groepje Grieken bij hem in de rij en dat is altijd een goed teken.

De imker is het Engels niet machtig maar een Griekse klant vertaalt voor ons en we delen vrolijk mee in de proeverij van alle heerlijkheden. We krijgen ook nog een handje stuifmeelkorrels toebedeeld. ‘Eat!’ nodigt hij ons uit. ‘It’s the best protein in the world!’

We kopen een zak kamille (Good for tea!) en een grote pot tijmhoning die de imker met een houten lepel tot de nok toe vol schept.
Even later komen we langs de dierentuin van Kalavryta. Op de website staan juichende reviews over all happy animals. Maar wij hebben ook andere verhalen gehoord. En nu we van bovenaf het kale terrein omringd door roestige hekken zien liggen, zijn we toch geneigd vooral die te geloven. Dus een tip: hou die 9 euro entree p.p. maar in je zak, want wie wil nou langs klinisch depressieve ezels, mottige kippen en half-neurotische geiten sjokken? Met een beetje geluk zie je de Griekse boerderijdieren hier gewoon in het ‘wild’. En dan willen ze best even voor je poseren.

In Kalavryta brengen we een bezoek aan het monument dat de Massamoord van 13 december 1943 in herinnering houdt. Op die dag werd op deze heuvel (bijna) de hele mannelijke bevolking van 14 jaar en ouder uit de stad – als vergeldingsactie tegen het Griekse verzet – gefusilleerd. Slechts 5 overleefden.

De vrouwen en kinderen werden opgesloten in de school die vervolgens in brand werd gestoken. Ze wisten te ontsnappen door de ramen in te slaan. Kalavryta werd uiteindelijk door de Duitsers met de grond gelijk gemaakt.

Later werd de stad herbouwd maar Kalavryta staat nog steeds bekend als de Stad van de Weduwen.

We verdwalen weer een beetje en komen niet op de weg naar Diakopto terecht maar op de 31 richting Aigio. Een onvoorzien gelukje want deze route blijkt nóg mooier.
Met een grote camper of een caravan moet je hier zeker niet komen, want de weg – die je tot een dikke 1200 meter hoogte brengt – is smal en geregeld van Albanese kwaliteit. Het heeft recentelijk blijkbaar erg geregend: overal liggen keien op de weg waar we tussendoor moeten slalommen.

Maar móói dat het is!


Eenmaal weer beneden zetten we via de oude weg koers richting Lampiri.

Camping Tsolis heeft nog een mooi plekje voor ons met uitzicht op de Golf van Korinthe.

De beachbar is nog niet open maar het restaurantje al wel.

Dik tevreden rollen we ons busje in.
Zondag 18 mei: Lampiri (GR) – Plataria (GR)
De zon komt rond 06:30 uur mooi op achter de bergen aan de overkant van de Golf van Korinthe.

Om tien uur rijden we richting Rio. Als de brug in zicht komt, is ons rondje Peloponnesos rond.

Hup, over de tolweg richting het noorden. Dat schiet lekker op. In Preveza Lidl-en we voor een paar dagen boodschappen bij elkaar en dan gaat het richting Igoumenitsa.
Net buiten Preveza is de weg afgesloten en – lekker op z’n Grieks – word je daar niet van te voren op geattendeerd. Rechtsaf dan maar en dan rijden we opeens langs het opgravingsterrein van Nicopolis, de enorme stad die door keizer Octavianus werd gesticht na zijn overwinning op Marcus Aurelius en Cleopatra. Als je er langs rijdt, krijg je meteen al een indrukwekkend beeld van de grootte van de stad. We keren ter hoogte van het enorme Romeinse theater. Dit keer slaan we ‘m over maar Nicopolis staat zeker op ons lijstje voor een volgende keer.
Om bij de doorsteek naar de weg richting Igoumenitsa te komen, kachelen we eerst weer een stukje Preveza in. Bij Zeus, waarom zijn de Grieken toch altijd zo zuinig met omleidings-borden?
Rond half drie zijn we bij Elena’s Beach. ‘You are back!’ grijnst George. En daar staan we dan, heerlijk op ‘onze’ plek.

Maandag 19 t/m zaterdag 24 mei: Plataria (GR)
Het is altijd heerlijk relaxed hier. Er valt, afgezien van de prachtige baai en de kookkunsten van oma Katharina, weinig te beleven. Wie wat langer blijft, kan opschuiven naar een plek pal aan zee en ondertussen tetrist George er op de rest van de camping lustig op los met gasten die hier voor één nachtje neerstrijken van of naar de ferry in Igoumenitsa.
Het weer is deze dagen nogal wisselvallig. Zon en regen wisselen elkaar af. De wind steekt af en toe zo hard op dat we de luifel maar indraaien. Dan moet de spijkerbroek er zelfs even bij aan.

De helft van ons hijst zich op een zonnige, windstille middag heldhaftig in haar zwempak en dan is het – met een zeewatertemperatuur van amper 20 graden – toch heerlijk als je er eenmaal door bent. In de avond dansen de vuurvliegjes onder de luifel.
Igoumenitsa ligt zo’n 10 kilometer verderop. Na een rondje Lidl en een vergeefs bezoek aan de opticien (die tussen 14:00 en 18:00 uur dicht blijkt) strijken we neer op een terrasje aan de boulevard, vlakbij het terrein van de Kustwacht.

De veerboten van en naar Corfu lopen met regelmaat binnen en ook Superfast stoomt binnen om reizigers te lossen en te laden en vervolgens via Patras weer de oversteek te maken naar Italië.

Tegenover de taverna staat een bejaard Fins echtpaar met hun buscamper. We hebben altijd enorm respect voor Finnen in Griekenland. Wat zijn die ver van huis! My home is my castle is blijkbaar hun adagium want als ze hun busje binnen gaan, moeten eerst de zolen van hun slippers met een vegertje afgeborsteld worden. Op het terras, achter onze koffie na een lekker maaltje, houden we de adem in. Vast ter been zijn ze immers niet echt en we hopen maar dat ze met hun handvegertje niet van het opstapje zullen vallen. Dan moet de luifel nog schoongeveegd worden. Daar liggen alwéér afgevallen blaadjes van de platanen op. Op hun campingtafeltje staat – op het gebloemde kleedje – een tafellampje in de vorm van een caravannetje. Het is een ontroerend tafereel.
En ja hoor! Op zaterdag schijnt de zon en is het bijna windstil. Dat is heerlijk na een paar winderige dagen. Onze Duitse buren – met een enorme camper met aanhanger waarin hun scooter huist – vertrekken al vroeg. Na het betalen komen ze gedag zeggen. Ze klagen dat de camping ‘sehr teuer’ is. Hoe zeg je eigenlijk ‘sneu figuur’ in het Duits?
De Finnen vertrekken ook. Maar niet voordat alle ramen met een sopje en een trekkertje zijn schoongemaakt.
We dobberen ‘s middags heerlijk een poosje in zee. Morgen gaan we richting Albanië.
Eerst nog een keer genieten van de kookkunsten van oma Katharina. De helft van ons at van de week buiten de kaart om al een keer een heerlijke Giouvarlakia. En nu krijgt de andere helft een flinke zeebaars die door de keukenhulp uit een leefnet – dat aan de rand van de camping in zee hangt – wordt geschept. In een emmertje brengt ze ‘m naar de keuken. En dan duurt het even, maar wat wordt ze blij van zo’n heerlijk vers gegrilde vis-met-een-kopje die zwemt tomatensaus.
Zondag 25 mei: Plataria (GR) – Himarë (AL)
Het is half 11 als we – helemaal startklaar – aan de cappuccino zitten op het terras. George vertelt hoe hij 25 jaar geleden wel eens een paar dagen naar Sarandë ging. Met de ferry via Corfu. ‘The Albianan Rivera is the most corrupt part of the country!’ Ook waarschuwt hij ons de maximum snelheden aldaar niet te overschrijden omdat de politie het vooral voorzien heeft op buitenlandse toeristen. Haha, dat laatste is vast weer net zo’n sterk verhaal al toen die keer dat hij op z’n jetski op weg was naar Syvota en door de kustwacht van het water werd gehaald.
We nemen hartelijk afscheid. Tot volgend jaar!
Als we eenmaal boven bij de ingang zijn om water te tappen, rijdt een Zwitser met een grote caravan zich helemaal klem. Alles kraakt, schuurt en piept en er is geen beweging meer in te krijgen. De schoonmaakster rent naar beneden om George te halen. Hoe het afgelopen is horen we volgend jaar wel.
We rammelen door Igoumenitsa op weg naar de Lidl. Maar die is op zondag dicht. Omkeren dus maar weer en de stad weer in om een pinautomaat te zoeken. Die zijn er zat aan de boulevard, maar de parkeerplekken zijn schaars in het weekend. Dus dat is een heel heen en weer gerij want het is hier allemaal eenrichtingsverkeer. Daarna toch maar weer richting Lidl want daar schuin tegenover zit het tuincentrum waar we net als vorig jaar een mooie tuinpot kopen.

En vooruit: wéér terug richting boulevard want we zagen een supermarkt die wél open is.
Als de boodschappen gedaan zijn, staat naast ons een Isuzu geparkeerd met de laadbak vol rommel. Maar… tussen die rommel ligt een prachtig olijfolie-blik en op zo’n blik zit de bijrijdster al tijden te vlassen. Ze raapt al haar moed bij elkaar en spreekt de chauffeur aan. Hij spreekt geen Engels maar met handen en voeten en over en weer vriendelijk lachen wordt de transactie gemaakt: ze mag ‘m hebben.

Al met al zijn we dik anderhalf uur verder voor we Igoumenitsa weer uitrijden richting de grens bij Mavromati.

We krijgen van de Albanezen het Griekse uurtje weer terug, dat scheelt. Het is nog zo’n 100 kilometer naar Himarë en de route is prachtig.

Net zoals je na de grens meteen kunt zien dat je niet meer in Nederland maar in België bent, zo is het verschil tussen Griekenland en Albanië ook meteen duidelijk. De erven bij huizen zijn rommelig en veelal slecht onderhouden. Vullen de Grieken hun buitenruimte met alles wat groeit en bloeit, Albanezen lijkt het weinig te boeien. Ook ligt er hier veel meer afval in de bermen en zien we langs de weg vuilnis-dumpplaatsen die je in Griekenland in het verleden ook nog wel zag maar de laatste jaren eigenlijk nooit meer. Hier gaan kapotte koelkasten, roestige wasmachines en doorgezakte bankstellen nog gewoon over de klif.
Als je voor je uit kijkt, zie je dit:

Kijk je naar beneden, dan zie je dit:

De Albanezen hebben er zelf blijkbaar weinig last van want hoewel de wegen steeds beter worden, hebben we in al die jaren dat we in Albanië komen amper nog verbetering gezien wat betreft zwerfvuil.

Himarë is een stad die drijft op het toerisme. Het is er levendig druk. Een eindje buiten de stad ligt camping Moskato.

Op het terrein mag je zelf een plekje zoeken tussen de olijfbomen en het sanitair is tiptop in orde. We strijken neer op het terras tegenover de ingang voor een biertje en een wijntje en de helft van ons kijkt samen met de eigenaar nog even naar de laatste 10 rondjes van Max Verstappen in Monaco.
‘s Avonds eten we even verderop een heerlijke Albanese carbonara en pork chops. We verwonderen ons over hoe de boulevard er bij ligt. Niks lijkt af, alles is een rommeltje.

En dat is jammer. Want als je door de rommel heenkijkt, heeft het veel potentie en zou het met wat liefde en aandacht (of op z’n minst een plán) prachtig kunnen worden.
Maandag 26 mei: Himarë (AL) – Krujë (AL)
Als we om 10:30 uur willen uitchecken, staan er twee grote generatoren te bulderen bij de ingang van de camping. De stroom is uitgevallen. De eigenaar is er laconiek onder. Het gebeurt elk jaar, vertelt de eigenaar. Het plaatselijke stroomnet kan de toenemende vraag in het toeristenseizoen vaak niet aan. ‘But they do nothing to fix it.’ zucht hij hoofdschuddend.
We vervoegen ons weer op de SH8 richting Vlorë. Het is een mooie route met heel veel bochten en prachtige uitzichten over zee. In Vuno, een klein bergdorpje, wordt de weg even zó smal dat elkaar passeren eigenlijk niet meer mogelijk is. Maar een Albanees die de Griek die voor ons rijdt tegemoet komt, denkt dat het met een beetje uitwijken naar rechts best wel zal gaan. Een inschattingsfout want hij rijdt met z’n rechter voorwiel pardoes in een diepe afwateringsgoot die de weg van de huizen scheidt. Boem! Ho! De bejaarde Griek en onze chauffeur stappen uit om poolshoogte te nemen maar algauw komen uit allerlei hoeken en gaten Albanese jongeren toegestroomd die – aangemoedigd door hun vriendinnen – dit varkentje wel eens even zullen wassen.

En vindingrijk als de Albanezen zijn, hebben ze de auto zó maar weer op het juiste pad. Ze tillen met elkaar de kont van de auto wat dwarser op de weg zodat de achterwielen meer grip krijgen en dan gaat het voorzichtig in z’n achteruit terwijl ze met elkaar de voorkant een beetje optillen. Binnen no time staat ‘ie weer met alle 4 wielen op de weg. Gejuich en applaus. ‘Welcome to Albania!’ lacht een van hen naar ons als hij terug loopt naar z’n eigen auto.

Een paar jaar terug kon je alleen in Orikum komen via de Llogara-pas. We reden hem eerder: een van de allermooiste passen in Albanië. Maar nu is er een nieuwe weg klaar met een hypermoderne, kilometers lange tunnel. Als je die wilt vermijden moet je de borden volgen die je naar Llogara National Park leiden. Wij kiezen voor ons gemak en voor de tunnel en dan ben je, helaas zonder spectaculaire vergezichten wel lekker snel in Orikum waar de ‘Green Coast’ begint.
Al snel beginnen de alarmbellen hard te rinkelen.

En ja hoor… Hier wordt een prachtige kustlijn compleet naar z’n gallemiezen geholpen. We rijden kilometers lang langs bouwputten waar enorme hotels en appartementencomplexen uit de grond worden gestampt. We geven het nog een paar jaar en dan is in al dit toeristisch geweld de zee nauwelijks nog te zien. Behalve als je voor all inclusive gaat.
Vlöre is een uitdaging. Het is enorm druk in de stad met z’n vele rotondes en de Albanezen hebben een bijzondere opvatting over rotonde rijden. Hier betekenen ze niks anders dan grote ronde plakken asfalt waar alle verkeersdeelnemers – fietsers, brommertjes, voetgangers en bejaarden in scootmobielen incluis – zich vol overgave op storten. En dan is het dringen, duwen, toeteren en links en rechts inhalen geblazen om er zo snel mogelijk weer af te komen.
Na Vlorë kom je op de snelweg terecht. En natuurlijk steken we dan even aan bij zo’n megalomaan benzinestation. Dat is wel even iets anders dan de sneue pompen die je in Nederland treft.

Binnen glimt het marmer je tegemoet. Er staan twee obers in de startblokken klaar om je cappuccino’s en broodjes te serveren op het terras met loungebanken. Een andere medewerker bemant de pompen, iemand sproeit het gras en een schoonmaakster veegt het enorme terrein aan. ‘Is all oké?’ vraagt de ober als hij extra servetjes komt brengen. ‘I want to learn better English!’
En verder rammelen we langs de enorme lelijkheid van de route over Fier en Dürres. De westkant van Albanië is zeker niet de mooiste kant. Als je de schoonheid van het land écht wilt leren kennen, moet je weg van de kust richting binnenland.
Krujë is ons doel en we komen terecht op camping Krujavista die nog maar 2 jaar in bedrijf is. Wat is het hier mooi! De camping heeft maar 15 plekken, allemaal met prachtig uitzicht op de stad.
De kippen scharrelen vrij rond over het terrein en als de haan het op z’n heupen krijgt, zoekt een hennetje zomaar even asiel in je busje.

Terwijl de helft van ons na het eten onder de luxe regendouche staat, komt een oude baas langs met een fles raki. Hij wil met de chauffeur graag een glaasje heffen. Daarna vlijt hij zich neer bij de ingang om de wacht te houden. En ondertussen gaan de lichtjes in Krujë aan.

Dinsdag 27 mei: Krujë (AL)
In de middag rijdt a friend van de eigenaar voor om ons voor 5 euro naar het oude centrum van Krujë te brengen. Hij spreekt geen woord Engels dus de eigenaar legt ons de procedure uit: als we uitgekeken zijn in de stad, kunnen we hem bellen en dan zal hij de chauffeur bellen om ons weer op te pikken op het zelfde punt waar hij ons heeft afgezet. Simpel en doeltreffend. Vorig jaar in Gjirokastër ging het op een zelfde manier, dus zal het nu ook wel weer goed komen.
Krujë heeft wel meer overeenkomsten met Gjirokastër: ook hier bestaat het oude centrum uit een Old Bazaar en dat is natuurlijk een enorme toeristentrekker. Maar het is leuk om een poosje door de straatjes te kuieren.

Het aanbod verschilt weinig van dat in Gjirokastër: olijfhouten schalen, fleurige kommetjes, kleedjes, tapijten, beeldjes van Skanderbeg, de 15e eeuwse Nationale Held van Albanië, voetbalshirtjes, traditionele dameskleding, badhanddoeken en mokken met de afbeelding van Enver Hoxha.

Op een pleintje staat een busje met daarin een pinautomaat. Haha, dat hebben we nog nooit gezien!

We strijken neer op een terras voor een uitgebreide lunch. De helft van ons kiest voor Tavë Kosi, een traditioneel gerecht van lamsvlees dat in een saus van joghurt, rijst en eieren wordt gebakken.

Mwah… hij is er niet echt van onder de indruk en kijkt af en toe een beetje afgunstig naar de Shishkebab die tegenover hem op het andere bordje ligt.

Bij een kraampje tegenover het restaurant kopen we een heerlijk schepijsje. En ondertussen is het mensen kijken. Dat verveelt nooit.

Als we daarna nog ergens een frappé hebben gedronken, zijn we wel weer uitgekeken en bellen we naar de camping om te vragen of we weer opgehaald kunnen worden.
Zo’n ritje met een echte Albanees is een attractie op zich. Hij kent alle weggetjes hier natuurlijk als z’n broekzak en heeft een authentieke Albanese rijstijl dus racen we door de nauwe straatjes en de haarspeldbochten in een tempo waar Max Verstappen jaloers op zou zijn.
Woensdag 28 mei: Krujë (AL) – Skodër (AL)
De dageraad daagt al bijna als de helft van ons alweer voor het busje zit. Vannacht werden we tot een uur of twee wakker gehouden door 4 Roemenen. Ze kwamen in het donker aan. Twee koepeltentjes werden opgezet waarin de vrouwen al snel verdwenen. De mannen bleven tot een uur of 2 geanimeerd aan de klets en de drank tot er – luid rinkelend – een campingtafeltje omviel. Toen werd het snel stil.
De plaatselijke muezzin roept dwars door het kraaien van de hanen op tot het eerste gebed van de dag. We voelen ons beide niet helemaal fit. Hebben we ergens een virusje gehapt?
Tegen half 11 nemen we afscheid van de aardige jongeman die de camping bestiert. Hij helpt ons de smalle draai te nemen om weer op het weggetje te komen. We nemen hartelijk afscheid en hobbelen de berg af naar de doorgaande weg richting noorden.

Veel is er niet te vertellen over de route richting Skodër. Behalve dat hij enorm lelijk is. De weg ligt er op zich prima in maar het is één lang troosteloos traject langs gigantische Mobileri, benzinepompen, autobedrijven annex autokerkhoven, Baumarkets en autowasserettes. En die worden afgewisseld met talloze minimarkets en coffeebars die nog wel of niet meer in bedrijf zijn.

We strijken neer op camping Ljegenda. Een prima plek tegen het centrum van de stad aan met uitzicht op het Rozafa-kasteel.

De chef van het restaurant op de camping heeft nog steeds een naambordje op waarop in chocoladeletters CHEF staat vermeld. In de prachtige tuin is het nog steeds goed toeven.

Zagen we gister in Krujë ook al een groep Chinese toeristen, hier komen ze op een gegeven moment ook in grote getale het restaurant uit.
Ook al hebben we genoten van ons verblijf op de campings in Himarë en Krujë, eigenlijk zijn we wel een beetje Albanië-moe. Het land raakt steeds meer in de greep van het massatoerisme. Prachtige streken worden geasfalteerd en daar wordt een land nooit mooier van. Gelukkig hebben we in het verleden het redelijk authentieke Albanië nog een beetje leren kennen.
Maar hoe dan ook, de lichtjes gaan aan op de camping en dat gaat dan wel weer echt op z’n Albanees.

Donderdag 29 mei: Shkodër (AL) – Stolac (BiH)
Er wordt voor vandaag regen voorspeld, dus maken we ons snel uit de voeten richting de grens bij Hani Hotit. Algauw vallen de eerste druppels.

Een bezoekje aan Theth zit er ook dit jaar niet voor ons in. Meteorologisch zit het tegen: de Albanese Alpen gaan schuil achter de wolken, het regent boven, vandaag overdag is het er amper 8 graden en ‘s nachts een graad of twee.

In een minimarket langs de weg kopen we nog wat basic boodschappen en dan zijn we zomaar bij de grens.

Vlotjes gaan we Albanië uit en Montenegro in. Het doorkruisen van Podgorica duurt even. Op een aantal nieuwe rotondes is nog geen belijning aangebracht en dan zoeken de Montenegrijnen ieder gaatje op.
Achter Podgorica duik je de bergen in en dat is een prachtig traject. Voorbij Niksic pauzeren we langs de weg bij een coffeebar met uitzicht op het meer van Slano, een van de drie kunstmatig aangelegde meren die de waterkrachtcentrale in Perucica voeden. Het uitzicht is prachtig.

We hebben alle tijd om er van te genieten, want er staat naast bier en frisdrank alleen Turkse koffie op de kaart en die moet je heel langzaam drinken.

Ook de grens met Bosnië is een fluitje van een cent.

Zagen we in Griekenland geen enkele kudde op de weg, hier zien we er binnen een kwartier zomaar een stuk of 5.

En terwijl we al rijdend, aan de linkerkant van de weg een schattig klein moskeetje bewonderen, rammen we bijna de koploper van een kudde schapen die van rechts opeens vanuit het niets uit de bosjes komt. Poeh, dat scheelde echt niks! We hobbelen geschrokken verder, ons ondertussen afvragend wat je als schadeloosstelling zou moeten betalen voor een doodgereden schaap. Ja, het blijft oppassen geblazen!
Zo’n 25 kilometer voor Stolac ligt er opeens een gigantische open wond in het prachtige, weelderige landschap. Hier stampen de Chinezen in opdracht van de Bosnische regering een enorme zonne-energiecentrale uit de grond.

De oorspronkelijke weg is weg, je moet via een provisorisch aangelegd gravelpad over het uitgestrekte bouwterrein hobbelen, langs de barakken voor de Chinese arbeiders.

Het pad wordt geflankeerd door vrolijk wapperende Chinese vlaggen. Bringing energy to the world! juichen ze.

Later zullen we op de camping bij Stolac horen dat de lokale bevolking er veel minder juichend over is. Zij vrezen veel ecologische schade omdat de centrale koelwater nodig heeft waardoor de rivier de Bregava die zo prachtig door de stad stroomt waarschijnlijk z’n natuurlijke loop zal verliezen.
Maar nu het nog kan, genieten we na deze lange reisdag langs de oever van de rivier nog maar even heerlijk van een welverdiend biertje en wijntje.

Er is weinig veranderd op camping Heaven in Nature. Behalve 1 ding: blijkbaar heeft de eigenaar de bezem door z’n personeelsbestand gehaald want de Chef die tijdens ons vorige bezoek continue op z’n werkgever zat af te geven, is in geen velden of wegen meer te bekennen. Z’n plaats is ingenomen door een vriendelijke, vrolijke jongeman.
Morgen een dagje rust, want de chauffeur is snotverkouden.
Vrijdag 30 mei: Stolac (BiH)
Ook al rammelt er heel af en toe een vrachtauto over de doorgaande weg, verder is het hier ‘s nachts oorverdovend stil. Vandaag doen we lekker helemaal niks. Of nou ja, de was dan maar dat is het wel zo’n beetje. We koken ‘s avonds ons eigen potje met wat er nog aan boord is en dan liggen we er op tijd in. Niks beleefd, prima dagje!
Zaterdag 31 mei: Stolac (BiH) – Mostar (BiH)
Een lange reis staat ons vandaag niet te wachten. Het is vanaf camping Heaven in Nature maar 39 kilometer naar Mostar. Dus doen we lekker kalmpjes aan. Voor vertrek rekenen we af bij de behulpzame eigenaar. De kosten bedragen 18 euro per nacht (inclusief stroom en wasmachine) en dan is er nog de barrekening. Tijdens je verblijf mag je zelf frisdrank, bier en wijn uit de koelkast pakken. Op de bar ligt een klein opschrijfboekje waarin de kentekens van de gasten zijn gekalkt. Op jouw blaadje kun je turven wat je hebt genuttigd. High trust – waar vind je dat nog?

Om 12:00 zijn we al in Mostar. En als je zo vroeg bent, is de kans groot dat je nog een plekje vindt op Autocamping Old Bridge vlak tegen het oude centrum van de stad aan.

Goedkoop is het niet (je betaalt 40 euro per nacht) maar er zijn nette wc’s en douches en er is een beschaduwd terras voor de gasten met een prachtig uitzicht op de Stari Most, de beroemde brug die door de inwoners liefkozend De oude wordt genoemd.

De supermarkt ligt er recht tegenover, naast de Dönerkoning.
Binnen 5 minuten loop je midden in het toeristische spektakel. Want íedereen wil de brug met z’n spekgladde klinkertjes bedwingen.

Ook nu staan de plaatselijke brugspringers klaar: jonge mannen die de bijna 30 meter diepe duik vanaf de brug maken als ze van de toeristen genoeg geld in handen gedrukt hebben gekregen. Voor minder dan 50 euro gaan ze niet over de reling het diepe in en veel toeristen jutten elkaar op om ook een duit in het schaaltje te doen.

Eenmaal aan de overkant slenteren we langs de kraampjes met spiegeltjes en kraaltjes richting een restaurant voor het middagmaal. Op het terras heb je een prachtig uitzicht.

En dat vinden de grote groepen Aziaten ook. Ze lopen gewoon het terras op en schuiven nog net niet je bordje even aan de kant.

Na het eten nog een lekker schepijsje en dan dan lopen we over de brug terug richting het strandje waar de toeristen in de rij staan voor een vaartochtje van 10 minuten over de Neretva die onder de brug door stroomt.

Even balanceren over de provisorisch aangelegde loopplank en dan ben je via een steil pad zo weer bij de camper. Daar strijken we heerlijk in de schaduw neer op ons terrasje. Want potverdikkie, wát is het warm! ‘s Avonds tippelen we nog even naar de Dönerkoning aan de overkant van de straat.
Als je zo door dit pareltje van de Unesco werelderfgoedlijst kuiert zou je zomaar de recente, trieste geschiedenis van Mostar kunnen vergeten. In 1557 gaf de Ottomaanse sultan Süleyman de Grote opdracht tot het bouwen van een stenen brug. Negen jaar later was de bouwmeester Hajrudin klaar. Zijn meesterwerk zou meer dan 4 eeuwen lang de tand des tijds zonder problemen trotseren.
Tot 1993. Een jaar eerder had een meerderheid van de inwoners van Bosnië Herzegovina zich middels een referendum uitgesproken voor onafhankelijkheid van het toenmalige Joegoslavië. De Bosnische Serviërs accepteerden die uitslag niet. Dit leidde tot de Bosnische Burgeroorlog. Toen de gevechten Mostar bereikten, werd de historische binnenstad grotendeels verwoest waarbij meer dan 2000 doden vielen en op 9 november 1993 werd ook Stari Most in puin geschoten.
Later werden de brokstukken uit de Neretva gehaald en wat nog bruikbaar was werd gerestaureerd. In 2001 startte de reconstructie die door de Wereldbank en verschillende Europese landen werd meegefinancierd. In juli 2004 werd de brug feestelijk heropend.
Maar oude wonden blijven zoals overal in de regio ook in Mostar onder de oppervlakte sluimeren.
De nationalistische regering van Servië roept inmiddels weer op tot eenwording van alle Serven en onderhoudt warme banden met Rusland.