Griekenland 2023

Donderdag 1 juni: Palaia Epidavros (GR)

Rond half 11 draaien we de luifel in, gooien we alle losse spullen in de kastjes en rijden we richting Methana, het vulkanische schiereiland waar we vanuit ons busje op uitkijken. We waren er vroeger, toen de kinderen nog mee waren, al eens eerder. Maar zoveel jaren later is een mooi moment om herinneringen aan toen op te halen. De route loopt langs zee en links van ons hebben we prachtig uitzicht op onze bestemming.

Methana ligt op dezelfde breuklijn als Santorini en is ontstaan uit lavakegels en lavastromen. Echt bang dat de hel vandaag weer zal losbarsten, hoeven we niet te zijn want de jongste uitbarsting was zo’n 2300 jaar geleden en sindsdien is het schiereiland diep in slaap.

Toch zijn er nog duidelijke sporen van vulkanische activiteit diep in de aarde te zien én te ruiken. Zodra je het dorp Methana binnenrijdt, plakt een penetrante zwavel-lucht zich in je neus. Die komt van het kuuroord Methana, dat ooit gefloreerd heeft, maar er nu wat shabby bijstaat.

Als je het gebouw gepasseerd bent, is de stank van rotte eieren meteen weg en rijd je de aardige boulevard op die naar de haven leidt. Hier leggen de veerboten uit Piraeus aan.

Wij schuiven aan bij een van de vele taverna’s voor een heerlijk middagmaal.

Dwars door het binnenland hobbelen we over smalle weggetjes richting Vathi. De afslag naar Methana Vulcano laten we liggen vanwege de pijnlijke knie die de helft van ons in Mycene heeft opgelopen. De dorpjes waar we doorheen rammelen, lijken niet erg florerend. We zien geiten die in omheinde tuintjes naast huis worden gehouden.

Vathi is een prachtig dorpje aan zee. We wurmen ons door de kleine straatjes tot aan het authentieke haventje. En daar kunnen we niet verder. Er zit niks anders op dan te draaien via het piertje dat dienst doet als terras. De Grieken die op de belendende terrasjes zitten, kijken onze verrichtingen stoïcijns aan. Het zal wel niet de eerste keer zijn dat een toerist hier zich verrijdt. Met een grote camper moet je hier zeker niet komen. Dan kun je beter voor een dagje een auto huren.

Toen we 20 jaar geleden Methana weer aframmelden, reden we achter een klein vrachtautootje van de firma Kotzoubolos. De twee oudsten hadden op de middelbare school al wat Grieks gehad en konden het Griekse schrift al een beetje ontcijferen. Dus tot op de dag van vandaag heet een klein vrachtautootje bij ons thuis een kotsobolus. Geen eentje gezien trouwens, vandaag.

Vlak voor Palaia Epidavros doen we de AB-market nog even aan. En dan zijn we bijna weer op de camping. Dáchten we.

Hoe we het gehad hebben, weten we niet. We zijn hier immers al zo vaak langskomen. Maar op één of andere manier verrijden we ons en komen midden in de sinaasappelgaarden terecht. Als we het doorhebben dat we fout zitten, kunnen we al niet meer terug. Daarvoor zijn de weggetjes te smal. Doorrijden is de enige optie. Half in paniek wringen we ons – met ingeklapte spiegels – verder op onverharde paadjes langs diepe afwateringskanalen terwijl we aan weerszijden de roestige hekken nét niet schampen en de sinaasappels en takken van vijgenbomen tegen de ruiten en het dak slaan. Echt gezellig is het even niet in ons blauwe busje. Eindelijk komen we weer op de doorgangsweg uit en ondernemen we poging twee om bij de camping te komen. Ook die strandt tussen de sinaasappels maar dit keer kunnen we nog net op tijd keren. Wáár is &@#% die camping gebleven?! Gelukkig is poging 3 succesvol en worden we geconfronteerd met onze eigen stomme fout: we hebben al kletsend tot twee keer toe een afslag te vroeg genomen. Eenmaal terug op de camping nemen we de schade op. Ons busje zit onder de krassen maar met een goede wax-beurt zie je er straks niks meer van. De helft van ons veegt de sinaasappel- en vijgenbladeren uit ons busje en dan gaan we – dikverdiend – uitgebreid aan de wijn.

Vrijdag 2 juni t/m zondag 4 juni: Palaia Epidavros (GR)

Als we vrijdagochtend wakker worden, is het zwaar bewolkt. Koud is het niet, maar er is vast slecht weer op komst want op de stroomkasten worden plastic beschermhoezen geplaatst en alle tafeltjes van het restaurant staan onder dak. Wij zwieren toch maar even een handwasje aan de lijn, want droog wordt het vast wel. Is het niet vandaag, dan wel morgen. Uiteindelijk komt er van zwaar weer weinig terecht. Het front schampt zuidelijk langs en brengt ons alleen wat spetters én een heel harde wind.

De volgende dag is het blakstil en stralend zonnig. Het is weekend en de Grieken die op de camping een vaste staanplaats hebben, arriveren. Opa en oma ‘s ochtends vroeg in de voorhoede en een paar uur later voegen hun kinderen en kleinkinderen zich bij hen. Het wordt een gezellige boel bij ons op het strandje. Het is altijd mooi om te zien hoe de kinderen het middelpunt van de Griekse families zijn. Ze worden door de volwassenen aangemoedigd, geprezen (Brávo!) en als het nodig is met zachte hand gecorrigeerd. Als er een kleintje moet huilen, gaat de verdrietige dreumes van hand tot hand voor troostende knuffels en kusjes. En ondertussen bereidt oma het uitgebreide middagmaal waar jong en oud straks bij aanschuift.

Als de helft van ons naar de wasplaats gaat voor weer een handwasje, is ze getuige van een tenenkrommend incident. Een ouder echtpaar van de Duitse ACSI-groepsreis wil ook een wasje doen en de heer des huizes vindt het blijkbaar nodig de schoonmaakster uit te schelden: het water is niet warm genoeg, de wasbak niet schoon genoeg en het water loopt niet snel genoeg weg. En dat alles in schreeuwend, bijtend Duits met ‘Was ein Drecksau!’ als bekroning op z’n tirade. Je zou hem zijn opvouwbare emmer met liefde drie keer over z’n botte kop halen, zó onbeleefd en onterecht gaat hij tegen de verbijsterde medewerkster tekeer. De cheffin komt erbij en pakt het voortvarend op: Nee! Hij mag zijn onderbroeken niet wassen in de afwasbakken (‘Not good for health!’) en als het hem niet bevalt, mag hij nú meteen naar een andere camping toe. Brávo! Zo’n weerwoord had de bullebak duidelijk niet verwacht want hij bindt meteen in. Lieve hemel, je zult maar 5 weken lang met zo’n asociale hork moeten jeu-de-boulen…

In de middag gaan wij ook te water. Best fris, maar als je er eenmaal door bent, is het heerlijk. En terug op de wal warmt het snel weer op.

Ook de zondag brengen we lekker luierend en lapzwansend door. Tot we halverwege de middag telefoon krijgen: er is – net als toen we een paar jaar geleden in Kroatië waren – weer bij ons thuis ingebroken. Op de foto’s te zien is er flink huisgehouden. Wat nu? De helft van ons wil meteen naar huis. Maar of dat zoveel zin heeft? Zoon en schoondochter pakken de situatie immers voortvarend aan, we zouden minstens een dag of 5 nodig hebben om thuis te komen en tja, het is nu toch al gebeurd. Realistisch gedacht is dat natuurlijk ook zo, maar toch zit de helft van ons ‘s avonds half onpasselijk achter de souvlaki. Niet vanwege de verrichtingen van de kok, maar vanwege het besef dat asociaal tuig van de richel haar hele huis overhoop heeft gehaald. En dat is misselijkmakend.

Maandag 5 juni: Palaia Epidavros (GR) – Lampiri (GR)

Het was een nacht met weinig slaap. Vandaag breken we op, want onze plek is gereserveerd. De ACSI-groepsreis rukt bewapend met pool-noodles uit naar het strand voor een vroeg potje aqua-gymnastiek.

Tegen 11:00 uur ronden we de kaap bij Palaia Epidavros richting Korinthe.

De heksenketel daar zoeven we via een stukje tolweg voorbij en dan volgen we de kustweg richting Patra. Tot aan Akrata rammel je dan dorp in, dorp uit. Op de stranden is het druk met Griekse families want het is tweede Pinksterdag en dat is een nationale feestdag. In Derveni vinden we pal aan zee een verlaten parkeerplaats en daar lunchen we met een broodje uit eigen keuken.

Gisteren hebben we gebeld met camping Akrata, maar daar was geen plek bij het strand mee vrij. Dus is ons doel vandaag camping Tsolis, zo’n 40 kilometer verderop. Daar is altijd wel plek en het staat er onder de pijnbomen met uitzicht over de Golf van Korinthe heerlijk.

Dinsdag 6 juni: Lampiri (GR)

Toen de botanicus onder ons op camping Bekas een ommetje maakte, vond hij een wortelstok van een bougainville. Die bloeit hier overal uitbundig in overweldigend mooie tinten roze, rood en paars.

Hij nam de vondeling, waar een piepklein groen puntje aan zat, mee terug naar ons busje en plantte haar in een leeg waterflesje. En hoe is het mogelijk: elke dag krijgt ze er, door zijn goede zorg, een blaadje bij. We noemen haar Vicky Oleandros.

In de middag plegen we nog wat telefoontjes naar het thuisfront, de politie en de verzekeraar. Zo, dat is ook weer geregeld. Nu weer lekker genieten van het mooie uitzicht en het verkoelende briesje dat over de Golf van Korinthe waait.

Woensdag 7 juni: Lampiri (GR) – Plataria (GR)

Het is alweer twee jaar geleden dat we op camping Elena in Plataria waren. De camping ligt zo’n 11 kilometer onder Igoumenitsa. Lekker kleinschalig, pal aan zee en altijd een relaxte sfeer. Een prima springplank om volgende week Albanië in te trekken. We zijn nog nooit bij Mavromati over de grens gegaan en als we die grensovergang nemen, hebben we alle 4 de grensposten tussen Griekenland en Albanië gehad. Kwartet!

Het is best nog een eindje rijden naar Plataria, dus nemen we toch maar weer de tolweg. Je euro’s vliegen wel het raam uit want naast de 21 euro voor de brug over de Golf van Korinthe kom je – tot Fillipiada waar wij er af gaan – toch zeker zo’n 5 tolpoorten tegen waar je elke keer tussen de 6 en 9 euro kwijt bent. Maar ja, het schiet wel lekker op en druk is het niet.

De pinautomaat in Plataria was twee jaar geleden al stuk en dat is hij nog steeds. Of weer. Nou ja, dan niet. We rijden een van de komende dagen wel even naar Igoumenitsa. Kunnen we dan ook mooi weer even Lidl-en.

George heeft niet direct een plek aan het strand voor ons, maar dat komt met een dag of twee wel goed, lacht hij. Tot dan staan we hier ook prima, hoor. Lekker vlakbij de taverna waar het goed toeven is met een wijntje en een Mythos en waar oma in de keuken de scepter zwaait.

Donderdag 8 juni t/m zondag 11 juni: Plataria (GR)

Het was gistermiddag al wat broeierig en ‘s nachts krijgen we een enorme stortbui over ons heen. Naast ons staan twee Spaanse meisjes die in hun kleine rode autootje op reis zijn. Ze hebben zo’n tentje – of liever gezegd zo’n afdakje – dat ze vast kunnen maken aan de open achterklep en slapen ‘s nachts in de auto. Echt ‘aangekleed’ zijn ze niet van huis gegaan. Gistermiddag konden we het niet langer aanzien hoe ze met een steen de iele harinkjes in de rotsige bodem probeerden te tikken. Met wat ferme klappen van onze hamer was het snel opgelost. Tijdens de plensbui stortte de gammele constructie natuurlijk in. Twee Nederlandse jongens waren er in het pikkedonker als de kippen bij om de Spaanse schonen te redden. Niet alle prinsen hebben witte paarden. Soms hebben ze een motorfiets.

We zitten ‘s ochtends aan de koffie, als George z’n hoofd om ons busje steekt. ‘Smiley face is leaving!’ Hij bedoelt de camper met een grote sticker van een smiley op de motorkap die gistermiddag net voor ons arriveerde en het laatste plekje aan zee bezette. ‘They won’t stay long.’ voorspelde hij toen al. ‘They are wild people.’ Wildkampeerders dus. We zetten onze stoelen en het tafeltje alvast op de vrijgekomen plek en kachelen naar Igoumenitsa voor contante euro’s en wat leeftocht. Op de parkeerplaats van de Lidl blijkt ons busje niet meer op slot te willen. Nou ja, da’s niet zo mooi. Dus blijft de helft van ons achter terwijl de andere helft langs de schappen struint.

Het is stervensdruk in de stad en een parkeerplek is nauwelijks te vinden. Vlakbij het politiebureau is een pinautomaat en hoewel je volgens de borden niet mag parkeren tegenover het politiebureau doen we het toch. Op z’n Grieks de alarmlichten aan, vrolijk yássas zwaaien naar de agenten die voor het bureau in de schaduw zitten, een vriendelijk kaliméra tegen de agent die langs ons busje loopt – hij groet lachend terug – en dan is er verder niks aan het handje.

Terug op de camping installeren we ons op onze nieuwe plek. Badpak en zwembroek aan en dobberen maar.

We koken voor het eerst in dagen weer eens ons eigen potje.

Vrijdag slaat de techneut van onze equipe de verzamelde werken van Fiat Ducato er nog eens op na in de hoop het euvel in het slot te achterhalen. Maar tevergeefs. Dan maandag, op weg naar Albanië, eerst maar even naar een garage in Igoumenitsa. George weet vast wel een adresje.

Op het nieuws lezen we dat in Nederland komend weekend het hitteprotocol actief is vanwege verwachte tropische temperaturen. Wij laven ons hier ook al een paar dagen aan 30 graden en als je je een beetje overgeeft aan het Griekse tempo is het best te doen: kalm aan in de middag, lekker in de schaduw blijven in combinatie met af en toe een plons in zee. Van plaknachten is gelukkig nog geen sprake: met alle ramen, luiken en de schuifdeur met hor open, vangen we net nog een koel nachtbriesje.

Net als in Nederland rukt de Aziatische hoornaar ook in Griekenland op. Het zijn enorm grote beesten die, als ze in je buurt komen, bijna evenveel decibellen produceren als een strimmer. Er landt er eentje op ons wijnglas, drinkt zich flink in, trekt een paar baantjes rugslag en vliegt dan zwalkend weg. Die zien we waarschijnlijk eerst niet weer terug.

Een ander plaagbeest is de Blauwzwarte houtbij. Ook zo’n gigant die, wanneer hij overvliegt, een slagschaduw op je campingtafeltje werpt. Agressief is hij niet, maar als hij in het nauw komt en steekt, kan hij een heftige allergische reactie veroorzaken die je in het ziekenhuis doet belanden. We zijn er al vaker door Grieken voor gewaarschuwd en zodra er eentje op bezoek komt, maken we ons gauw uit de voeten.

Zaterdagochtend komt George aangelopen. Hij heeft voor ons voor aankomende maandag om 09:30 uur een afspraak gemaakt bij een garage in Igoumenitsa. ‘He is a good mechanic!’ verzekert hij ons. Dat is mooi. Hoofd Binnenlandse Zaken heeft het op haar heupen en gooit de wasmachine vol. Kunnen we vannacht weer lekker onder de frisse lakens. De broodrestjes van het ontbijt mikken we in zee. Altijd mooi om te zien hoe de vissen er als de kippen bij zijn en druk spartelend van het feestmaaltje genieten.

Echt mooi weer is het vandaag niet. Het is bewolkt en als aan het eind van de middag de wind gaat liggen en de stekende zon er toch nog even bijkomt, wordt het snel broeierig.

Voor zondag geldt een waarschuwing voor zware onweersbuien, lezen we op de Griekse weerplaza. Nou ja, dat zien we morgen dan wel weer. Eerst maar een potje tric-trac op het terras.

En dan even videobellen met de kleine lieverd die pake en beppe trots zijn nieuwe pet, zandbak en modderkeukentje laat zien. ❤️

We brengen de laatste dag hier in lome luiheid onder de luifel door. Van het slechte weer komt weinig, alleen wat droog gerommel in de verte.

Maandag 12 juni: Plataria (GR) – Mursi (AL)

Vanochtend moeten we ons vervoegen bij garage Tatsakis Ilias en dus zijn we vroeg bij de pinken. Na een laf ontbijtje pakken we zo stil mogelijk ons busje in want de camping is nog in diepe rust. De helft van ons heeft gisteren nog wat met de contactpunten van de deuren omgeprutst en ze zo goed mogelijk schoongemaakt. En geloof het of niet: als we alles hebben opgeruimd en de alle deuren dicht zijn, drukken we in een laatste uiterste poging op de sleutel en hoppa: op slot! ‘Ga jij het maar aan George vertellen.’ zegt de lafste helft van ons. ‘Ik schaam me dood!’

George is blij dat alles weer werkt en belt de garage voor ons af. Opeens hebben we weer alle tijd. We tuffen richting Igoumenitsa voor een rondje Lidl en dan gaan we richting Albanië.

Ver is het niet naar de grens bij Mavromati.

Op het terras van het café dat nog nét niet op de grens ligt, drinken we een frappé. Een zwerfhond ligt er suf te dommelen tot hij het zakje van onze kaaspastei hoort kraken. Dan komt hij subiet bij z’n positieven.

Aan de grens kampen ze met internet problems. Griekenland zijn we nog redelijk snel uit. Maar aan de Albanese kant duurt het allemaal lang want er is maar één computer die het nog doet, begrijpen we. We vermaken ons ondertussen met het gadeslaan van de politiehond die af en toe even in de kofferbak van een auto mag snuffelen.

Welcome in Albania! De klok springt weer een uurtje terug.

Ons doel vandaag is het meer van Mursi. Daar kun je – volgens Park4night – bij restaurant Ulu (dat pas sinds 1 juni officieel open is) prachtig aan het water staan én heerlijk eten. Er is plaats voor ongeveer 5 campers. Als we de toegangsweg naar het restaurant oprijden, laat de plaatselijke agrariër net z’n koeien drinken bij het meer.

De ontvangst is allerhartelijkst. Het hek van het terrein gaat open en dan mogen we zelf een plekje zoeken aan het water.

Ulu betekent in het Albanees ‘Wees welkom en schuif aan.’ Een toepasselijke naam voor deze camperplaats die gerund wordt door een Zwitsers echtpaar en de Albanese chef-kok Maria. Het is een klein paradijsje hier.

De hele middag rommelt het. Het blijft bij droog gedonder en harde wind.

We eten ‘s avonds heerlijk in het restaurant. Voor Albanese begrippen is het misschien wat aan de dure kant maar als je in Nederland zo’n feestmaal zou eten, ben je veel meer dan het driedubbele kwijt. Albanië is nog steeds een relatief goedkoop land. Maar wie denkt dat je hier nog voor een vooroorlogs dubbeltje op de eerste rang kunt zitten, moet – nu steeds meer vakantiegangers dit prachtige land ontdekken – z’n verwachtingen wel bijstellen.

Dinsdag 13 juni: Mursi (AL) – Radhimë (AL)

Het was vannacht heerlijk stil, op wat kwakende kikkers en een balkend ezeltje na. De nachtwaker begint rond 06:00 uur met het schoonmaken van de grill. Als die klus is geklaard, begint hij hout te kloven om de houtstapel bij de grill op peil te houden. Daarna worden de vele potplanten gesproeid. Het zijn geruststellende, huiselijke geluiden die ons totaal niet storen. Het is windstil en het meer ligt er als een spiegel bij.

De herder komt langs. Naast z’n andere werkzaamheden zorgt de nachtwaker er ook voor dat geen schaap of geit het in z’n kop haalt om zich te goed te doen aan het sappige, weelderige groen in de binnentuin.

Het is 10 uur geweest als we op weg gaan richting Himarë. Jongens nog aan toe, wat is het hier mooi!

In Himarë lunchen we aan het strand.

Het is nog relatief rustig in de stad. Het toeristenseizoen is amper begonnen. Maar ‘s zomers zal het hier wel enorm druk zijn, getuige alle hotels en appartementen. De mannen die de rieten parasols opbouwen, nemen ook even pauze.

Na Himarë willen we de SH8 langs de kust naar Vlorë volgen. Annie vindt het hier blijkbaar ook mooi, want ze laat ons Himarë twee keer zien voordat we de SH8 hebben gevonden. De weg klimt meteen omhoog richting de bergen en dan moet je soms even geduld hebben.

We rijden een flinke pas over van meer dan 1000 meter hoog. De weg ligt er – met ontelbare haarspeldbochten – mooi in en het uitzicht is fenomenaal. ‘Het lijkt wel of je in een vliegtuig zit!’ grijnst de chauffeur als hij in een haarspeldbocht ook even naar beneden kan kijken.

Boven op de pas is een uitzichtpunt. Een kudde paarden met klingelende bellen om graast hier in alle vrijheid z’n kostje bij elkaar.

De afdaling gaat snel en is minstens net zo mooi, dwars door het National Park Llogara.

Ter hoogte van Orikum maken we een navigatiefout. In plaats van de kustweg te volgen, nemen we per ongeluk de Bypass Vlöre en die brengt ons helemaal ten noorden van de stad. De omweg is nog zo erg niet, want de weg is breed en het rijdt prima door. Maar we missen op deze manier een prachtig stuk van de kustroute én moeten dwars door de stad terug om bij camping Vlora te komen die aan de SH8 een paar kilometer zuidelijk van Vlorë ligt.

Ze doen niet moeilijk bij camping Vlora: ‘Find place, pay when you leave.’ Op het terras van de kleine receptie drinken we wat, je kunt hier prima douchen en de zon zakt ‘s avonds mooi in zee.

Woensdag 14 juni: Radhimë (AL) – Skhodër (AL)

Rond de klok van 06:30 uur scharrelen de kippetjes al tussen de campers rond en slingert de vroegste vogel onder ons aan een tafeltje bij zee, vlak bij de receptie (waar je WiFi hebt) het blogje op het internet.

Rond de klok van 10 zijn we reisklaar. We betalen onze 20 euro staangeld, lozen grijs water en dan kachelen we eerst Vlorë nog een keer door op weg naar Shkodër.

Echt mooi is het landschappelijk niet meer op deze vlakke, doorgaande route langs Fier en Durrës. Maar toch is er veel te zien. Het traject is eigenlijk één langgerekt bedrijventerrein waar links en rechts van de weg allerlei handel min of meer welig tiert. Heel veel Autoservis en Lavash natuurlijk. En Möbiletti. Op een gegeven moment denken we dat we langs een begraafplaats rijden. Maar dat blijkt bij nader inzien een handel in grafzerken te zijn die z’n waar levensecht heeft uitgestald. Kun je alvast in levende lijve kijken hoe je er straks bij ligt. Je kunt er ook losse benzinepompen kopen. Die zijn waarschijnlijk uit een van de talrijke ter ziele gegane tankstations gesloopt. Wat floreert, glimt je tegemoet. Wat failliet is, staat tot in de eeuwigheid weg te roesten.

Het rijden op deze weg blijft een hachelijke onderneming want de Albanezen vatten op deze route de verkeersborden op als vrijblijvend advies. Wie het brutaalst is, de luidste claxon heeft of het grootste vervoermiddel, eigent zich voorrang toe. En dan moet je soms flink in de ankers. Als je ziet hoe rijscholen zich hier gedragen, begrijp je het verkeersgedrag meteen.

Dit keer laten we Lake Skhodra Resort liggen en kiezen we voor camping Legjenda, die vlak tegen de stad aanligt met uitzicht op het Rozafa kasteel. Het schijnt een prima camping te zijn met een kunstzinnige eigenaar die hier eigenhandig z’n paradijsje heeft gebouwd. De ontvangst is allerhartelijkst en we mogen zelf een plekje zoeken rond het zwembad.

Terwijl we ‘s middags lui onder de druivenranken hangen, vangen we een gesprek op tussen een Zwitser en onze Duitse buren. De eerste beklaagt zich er omstandig over dat Albanië steeds duurder wordt. Haha, we geloven onze oren niet! We hebben al heel wat Zwitserse reizigers gezien onderweg. Allemaal in kapitale campers met prijzige, elektrische mountainbikes achterop en een peperdure uitrusting in hun garage. Een rondje googelen levert op dat in 2020 het gemiddelde inkomen in Zwitserland 6200 euro bedroeg, terwijl de gemiddelde Albanees met 600 euro per maand z’n handjes al mocht dichtknijpen. Daar rijd je dan door Albanië in je glimmende camper van anderhalve ton. En maar klagen dat je voor je copieuze maaltijd met alles er op er aan in een restaurant en je boodschappen bij de plaatselijke minimarket vorig jaar nog een paar schamele euro’s minder hoefde te betalen. Ga je diep schamen, denken wij dan. En blijf volgend jaar gewoon lekker thuis. Jodeli!

In het restaurant van camping Legjenda is het goed toeven in de prachtige binnentuin onder het lover. De tuin is een waar arboretum: er zijn heel veel verschillende bomen en struiken aangeplant, paadjes slingeren tussen de terrasjes door, fonteintjes klateren, er staan handgemaakte glas-in-lood objecten en er hangen handgemaakte kroonluchters. Het moet de eigenaar jarenlange toewijding hebben gekost om z’n droom te realiseren en dit allemaal te maken. Het is in één woord sprookjesachtig.

De witte wijn is op, zegt de ober die een enorm naambordje met Chef aan z’n zwarte vestje heeft hangen. We willen de antipasti-plate bestellen als voorgerecht. ‘Don’t do that!’ waarschuwt Chef. ‘It’s only ham!’ Gelukkig kan hij wel akkoord gaan met de rest van onze wensen. We eten heerlijk.

Donderdag 15 en vrijdag 16 juni: Shkodër (AL)

Het begint in de nacht te regenen en dat gaat tot het middaguur door. We hebben de boel vannacht buiten laten staan zonder luifel dus het water druipt uit de stoelen. Dat wordt heukeren op de krukjes. En dan gaat het motregenen. We wilden vandaag een bezoekje brengen aan de stad en morgen verder trekken, maar die plannen stellen we maar een dagje uit: vrijdag zal het wel beter worden, toch? Het wordt een lamlendig dagje onder de luifel. De ene helft van ons kan zich maar moeilijk neergeven onder de weersomstandigheden en is er al snel helemaal klaar mee. ‘Wat doen we hier nog?! Alles is nat en vies! Het lijkt hier &%#¥ wel Oostenrijk!’ Maar ook deze dag gaat voorbij en de stoelen waaien toch nog droog. We schuiven aan in het restaurant voor weer een heerlijk maaltje. De luiken gaan vroeg dicht terwijl de regen weer op het dak klettert.

Wat is er toch met het weer aan de hand? Ook vrijdag is het zwaarbewolkt. Af en toe valt er een bui. Maar in de middag wagen we het erop en bestellen we een taxi die ons naar het centrum van Shkodër brengt. Echt veel te zien is er niet. Van een oud, historisch centrum is geen sprake. We slenteren wat door de winkelstraten in de druilerige regen.

Kijk, Moeder Theresa! Ze werd in 1910 geboren in Skopje uit Albanese ouders. Haar liefdadigheidswerk in India maakte haar wereldberoemd ook al was ze niet helemaal onomstreden. Zo legde ze bloemen op het graf van de Albanese dictator Enver Hoxha en dat werd haar niet door iedereen in dank afgenomen.

De ramen van het Marubi Fotomuseum zijn afgeplakt met papier. Daar zal wel een renovatie aan de gang zijn of zo.

De Ebu Bekr moskee is imposant. Op de camping kun je om 04:00 uur ‘s ochtends het ochtendgebed in de verte horen.

We lopen langs het standbeeld van Luigj Gurakuqi, de dichter en politicus naar wie de universiteit van Shkodër is vernoemd.

En dat was het wel zo’n beetje. Verder is er, behalve winkels, niet veel te zien. Om van de teleurstelling bij te komen, strijken we neer op een terras voor een drankje en een hapje. De jonge ober is heel vriendelijk maar duidelijk geen rekenwonder. Bij het afrekenen zegt hij: ‘One Lek, one euro!’ Z’n chef rekent hem snel voor dat dit sommetje natuurlijk niet klopt.

En dan gaan we met een taxi weer terug. We zijn het eens: hier hadden we niet een dag voor hoeven te wachten in de regen.

Zaterdag 17 juni: Shkodër (AL) – Stolac (BiH)

Rond 10 uur zoeven we over de spiksplinternieuwe rondweg van Shkodër en dat is eigenlijk wel jammer. Want nu missen we het gerammel door de buitenwijken waar talloze kleine winkels van Sinkel vanuit garageboxen hun waar aan de man proberen te brengen: plastic teilen, tweedehands kleren, schroevendraaiers, lampenkappen, fietsonderdelen, braadpannen, schoenen… je kunt het zo gek niet bedenken of het is er te koop. Maar dit rijdt wel lekker door.

Algauw zitten we weer op de doorgaande weg richting Hani i Hotit.

We doen nog even een supermarket aan waar we olijfolie, kruiden, kebab, brood en een enorme pot ajvar inslaan.

Kijk, het megalomane trouwpaleis! Dat betekent dat we vlak bij de grens zijn. We rijden zonder oponthoud Albanië uit en Montenegro binnen.

Als je de drukte bij Podgorica eenmaal voorbij bent, voert de weg je dwars door de bergen. Landschappelijk is het een prachtige route. Bij Vracenovici gaan we de grens met Bosnië Herzegovina over.

Bedelaars zijn er niet deze keer. Wel een zwerfhond die langs de wachtende auto’s sjokt en bedelt om een aai. Er gaan heel wat autoraampjes open en hij laat zich telkens met z’n ogen dicht genietend op z’n kop kroelen.

Zo strak als de Montenegrijnse wegen er in liggen, zo slecht zijn ze in Bosnië. Meteen na de grens begint het gerammel. Maar wat is het hier mooi! We hobbelen door een heuvelend, weelderig groen landschap met slaperige gehuchten waar keurig onderhouden moestuinen bij de huizen liggen en de loslopende koeien tegen melktijd weer naar huis worden gehaald.

Vlakbij het stadje Stolac ligt camping Heaven in Nature. De ontvangst is heel vriendelijk. De chef vraagt naar onze voornamen en daarmee zijn de formaliteiten meteen afgerond. We mogen zelf een plek zoeken. Er is ook een touringcar met een school uit Sarajevo neergestreken. De kinderen vermaken zich uitstekend op het terrein terwijl de begeleiders op de terrasjes langs de snelstromende Bregava een oogje in het zeil houden. Een fijne, relaxte plek.

De helft van ons kan het natuurlijk niet laten om gebruik te maken van de gratis wasmachine en algauw wappert de boel lekker aan de lijn. En om het feest compleet te maken genieten we – voor het eerst in dagen – weer heerlijk van de zon.

Zondag 18 juni: Stolac (BiH)

Het was vannacht weldadig stil. Om 07:00 uur komt de eigenaar van de camping – door de chef ‘the boss’ genoemd – uit z’n caravan waarin hij ‘s nachts bivakkeert. Een warme collegiale band hebben ze niet, de chef en the boss. Tenminste, als we afgaan op de woorden van de chef: ‘He only scrathes his ass and doesn’t work!’ liet hij ons gisteravond besmuikt weten.

Algauw verschijnen de eerste buurtbewoners voor een bakje straffe espresso. De hele ochtend komen en gaan gezinnen en opa’s en oma’s met kleinkinderen. De kleintjes spelen op het speelterrein, de volwassen kletsen en drinken wat. Aan de schommel voor de allerkleinsten die het schommelen nog niet onder de knie hebben, zit een lang touw zodat die vanaf het terras bediend kan worden. En dat is dubbel plezier dus, voor jong én oud.

In de middag wandelen we naar Stolac, oudste stadje van Bosnië. Het kent een rijke cultuurhistorische geschiedenis. In de omgeving zijn paleolithische grottekeningen gevonden die 16.000 jaar oud zijn. De Bregava stroomt dwars door de stad.

Veel huizen hebben aan de oever een moestuintje dat met zorg en liefde onderhouden wordt. Het is overal weelderig groen.

Bij restaurant Old Mill stromen watervallen spectaculair naar beneden. Als je dit wonder wilt zien, moet je hier in het voor- of najaar komen. In de zomer daalt het peil van de rivier snel en verdwijnen ze.

Ter hoogte van de moskee lopen we over de oude, stenen brug naar de andere oever.

Het kost even moeite om een tafeltje te krijgen bij Old Mill want het restaurant is tot in de wijde omgeving in trek. Helemaal op een zonnige zondagmiddag als deze. We eten er uitgebreid en heerlijk. De rekening bedraagt 22 euro. Voldaan wandelen we de 2 kilometer terug naar ons busje.

‘Arie! Arie!’ roept de chef ‘s avonds vanaf het terras. De voetbalwedstrijd Kroatië – Spanje begint zo en die wil hij samen bekijken. Er hangt een kleine tv. ‘The boss wouldn’t buy a bigger one!’

Als het Kroatische volkslied klinkt, wordt er naar de tv gespuugd. Waarom begrijpen we pas later als de chef vertelt over de jaren van de Balkanoorlog en de etnische zuiveringen die hier hebben plaatsgevonden. Bosnische moslims werden verdreven. Hun bezittingen, huizen en land werden door katholieke Kroaten geconfisqueerd. Zelf zat hij 8 maanden gevangen in een kamp. Het zijn de oude wonden waarvan de pijnlijke littekens de gemeenschap hier nog steeds diep verdelen.

Maandag 19 juni: Stolac (BiH) – Seline (HR)

‘Drink espresso?’ vraagt de boss als we klaar zijn om te vertrekken. Dus schuiven we aan op het terras. Het blijkt een vriendelijke man die het Engels amper machtig is, maar met handen en voeten van beide kanten komen we samen een heel eind. Behulpzaam helpt hij na de koffie nog even met het watertappen. ‘Don’t give him a tip when you leave tomorrow!’ zei de chef gisteravond bij het afscheid. Maar dat doen we lekker toch.

Het is niet ver naar de grens bij Metković.

Voor het kleine grenspostje staat een flinke file. Een douane-beambte haalt de touringcars alvast uit de rij. Die worden apart gecontroleerd.

De Kroatische douane hoeft onze paspoorten niet eens te zien. We mogen zo door. Zo makkelijk zijn we de EU nog nooit binnengekomen.

Na wat omzwervingen door het vogelreservaat Pod Gredom behaagt het Annie ons de tolweg richting Zadar op te laten rijden.

En dat is een welkome afwisseling van het gerammel door het natuurpark, hoe mooi het ook was.

Voor het eerst in dagen zien we de zee weer.

Camping Pisak in Seline heeft nog plek zat. We vinden een aardige plek onder een boom met een windje van en uitzicht op zee.

Dinsdag 20 juni: Seline (HR) – Gabrje (SLO)

De Jadranska Magistrale roept. We reden deze legendarisch mooie kustweg tussen Rijeka en Dubrovnik in 2018 al eens eerder en pakken, nu we op de terugweg zijn, graag nog een stukje noordwaarts mee. Snel gaat het niet met die ontelbare bochten maar de fenomenale vergezichten maken alles goed.

Als je de route van zuid naar noord rijdt, is het soms lastig om een parkeerplek te vinden. Maar met wat geduld lukt het om ons busje in de middag bij een etablissement te parkeren waar we onder de druivenranken voor de laatste keer op deze reis genieten van een heerlijk bordje cevapcici.

Met alle mooie vergezichten tikken de uurtjes ongemerkt weg.

Het is al na zessen als we in Slovenië aankomen. Camp Siber in Tolmin laten we na een eerdere ervaring graag liggen en we struinen het binnenland in op zoek naar Kamp Vili in Vojarje. Als je de reviews mag geloven, schijnt de eigenaar aldaar een klassiek chagrijn te zijn en dat willen we natuurlijk wel eens meemaken. Maar Annie kan de camping niet vinden.

We passen – met de adem in – nét over de brug en hobbelen richting Gabrje. Daar moet ook een camping zijn, direct aan de Soca. Camp Gabrje is overbevolkt. Maar dat komt vooral omdat het deze dagen decor is van een internationaal paragliding-evenement. Toch vinden we in de chaos tussen de bomen nog een plaatsje met stroom. Paragliders landen in file op het naastgelegen weiland.

Het is warm maar we nemen niet de moeite om de luifel uit te draaien. Camp Gabrje is voor ons geen blijvertje. Morgen willen we vroeg weer weg.

Woensdag 21 juni: Gabrje (SLO) – Aschau (D)

In alle vroegte is de camping alweer in rep en roer. De busjes die de springers naar de berg zullen brengen voor een nieuwe wedstrijddag staan al klaar. Maar voor ze in kunnen stappen, moeten eerst de lange rijen bij het sanitairblok worden bedwongen. Uiteindelijk sjokken ze met hun zware uitrusting op de rug richting receptie. De mevrouw die onder haar partytent adverteert met Energy Massage ziet de uittocht van de sporters met lede ogen aan.

Wij hobbelen weer over het smalle bruggetje over de Soca.

Richting Kransjka Gora gaan we, want we willen de Würzenpas oversteken richting Oostenrijk. ‘Zet meteen na Bovec Villach maar in Annie.’ zegt de chauffeur aka zelfbenoemd cartografisch wonderkind. ‘Dan komt het helemaal goed.’ De bijrijdster, die haar eigen auto in een parkeergarage nog niet eens terug kan vinden, voert deze taak in vol vertrouwen en nauwgezet uit. Het is een prachtige route en algauw beginnen we aan een flinke klim.

We klimmen tot een hoogte van 1155 meter en dan zijn we boven op de pas. De mond van de bijrijder valt open. En de chauffeur van z’n geografische voetstuk. Want: huh?!

Niks Würzenpas. We hebben de Predilpas gereden! ‘Nou krijg ik een pizza van je!’ grijnst de helft van ons. Maar het is nog niet eens 11 uur dus die zijn niet te krijgen. We dalen af langs het Lago del Predil.

Bij Tarvisio nemen we de doorgaande route naar de grens met Oostenrijk. En dan kom je een afslag naar Kransjka Gora tegen. ‘Zullen we nog een poging wagen op de Würzenpas?’ lacht de bijrijdster. ‘Zo ver is het hier niet vandaan.’ Maar de chauffeur heeft z’n raampje open en hoort niks.

Op de snelwegen in Oostenrijk rijdt het altijd lekker door en voor we het weten zijn we in Duitsland. De kerk van Anger waarschuwt ons dat we al bijna bij de Chiemsee zijn.

Bij Frasdorf gaan we de snelweg af richting Aschau. Daar is sinds enkele weken een gloednieuwe, compleet geautomatiseerde camperplaats geopend: Wohnmobilpark Alpen Camping.

Bij de betaalautomaat moet je je halve doopceel lichten, maar de plekken zijn ruim en de sanitaire faciliteiten 5 sterren waard. Je krijgt een kaart waarop je geld kan laden voor de stroom. Als je vertrekt, krijg je het geld dat je niet hebt verbruikt keurig weer op je pinpas teruggestort. Er zijn twee automaten met gekoelde drankjes, kaas, vleeswaren, boter en zelfs Holzhacker Buben-steaks, alles tegen zeer redelijke prijzen. In het hoogseizoen komt ‘s ochtends de plaatselijke bakker langs. Vlakbij is een restaurant met een zwemvijver waar je gratis gebruik van kunt maken. Het is nog even wachten op de WiFi maar die is binnenkort ook gratis beschikbaar, zegt de vriendelijke beheerder. Goed geregeld hier!

Als we zijn geïnstalleerd, komen er twee Nederlandse auto’s met caravan het terrein oprijden. Je ziet steeds vaker dat caravans gebruik maken van camperplaatsen. Op veel plekken is dat – naar onze mening terecht – verboden omdat camperplaatsen meestal niet ingericht zijn op parkeerplekken voor auto’s. Caravanbezitters koppelen hun auto los en parkeren die dan op plekken die voor campers zijn bedoeld. Maar hier kunnen ze de slagboom passeren. Het zijn twee bejaarde echtparen die op weg naar huis zijn na een ANWB-groepsreis door Kroatië. De digitale betaalzuil waar je je gegevens moet invullen, het kaartje waar je geld op moet laden om stroom te krijgen… het gaat hen wat boven de pet allemaal. We helpen natuurlijk graag even. Naar Kroatië gaan ze niet weer, vertellen ze: véél te veel rotsen.

Donderdag 22 juni: Aschau (D) – Kassel (D)

Het is nog voor de klok van negen als de betaalzuil ons kaartje weer inslikt en ons ongebruikte tegoed netjes op onze rekening deponeert. Een camperplaats om te onthouden, zeker als je op doorreis bent: je zit binnen 5 minuten weer op de Autobahn.

Langs de hopvelden gaat het richting noorden. Het rijdt lekker door.

Kassel moet te halen zijn vandaag. Op de Duitse radio wisselen de waarschuwingen voor extreem weer steeds indringender de Duitse covers van internationale hits af. De lucht betrekt.

En dan gaat het opeens heel snel. De telefoons beginnen indringend te piepen.

We kunnen nog net de uitrit naar Kassel nemen voordat het losbarst. Het wordt donker, rukwinden slaan takken van de bomen en hagelstenen als golfballen bombarderen ons busje. Het verkeer komt tot stilstand. Het is dringen geblazen onder een viaduct, een relatief veilige haven bij dit natuurgeweld. Wij passen er nét niet onder. We houden onze adem in, bang dat de ramen en dakluiken er uit zullen slaan. Als het even wat rustiger lijkt te worden, rijden we van de rondweg af een woonwijk in. Wie weet kunnen we hier tussen de huizen wat beschutting vinden tegen de stormwind en de hagel. Dat lukt maar half.

Uiteindelijk bereiken we camping in Kassel. De camperplaats heeft nog een plekje vrij en in de stromende regen melden we ons aan bij de betaalzuil op de camperplaats. Op de camping staan veel mensen op ladders het dak van hun caravan of camper te inspecteren op schade. Wij maken ook een rondje langs ons busje, maar in dit donkere weer met slagregens is er weinig chocola van te maken. Alleen het kapje van de ontluchting in de badkamer is eraf geslagen. Dat merken we aan het regenwater dat gestaag naar binnen drupt. Maar als dat alles is… We liggen vroeg onder de wol. De hele nacht horen we sirenes van brandweer en politie.

Vrijdag 23 juni: Kassel (D) – Leeuwarden

We zijn – in de stromende regen – al weer vroeg op weg. Het Duitse nieuws meldt dat de basisscholen in Kassel vandaag gesloten blijven. Het centrum van de stad staat nog blank.

Voor het eerst in jaren rijden we noordwaarts op zoek naar mooi weer. En voor de grens met Nederland breekt de hemel helderblauw open.

Als we thuis zijn, doen we – in de stralende zon – nog een rondje langs ons busje en dan zien we pas dat de hagel toch flink wat schade heeft aangericht. We bellen met de verzekeringsmaatschappij en die stuurt ons meteen door naar een schadebedrijf in de buurt. Geraamde kosten: tussen de 6000 en 8000 euro. Gelukkig zijn we goed verzekerd. En… met Vicky gaat het goed!

2 gedachtes over “Griekenland 2023

  1. Annelous Verweij's avatar Annelous Verweij 7 juli 2023 / 15:21

    Wij volgen op dit moment grotendeels jullie route. Nu bij Ulu in Mursi, zouden we zelf nooit gevonden hebben! Ook camping Vlora,succesvol! Morgen naar Griekenland… Helena Beach!! Dank voor de goede leuke info! Joris en Annelous

    Like

    • hetblauwebusje's avatar hetblauwebusje 17 juli 2023 / 14:45

      Wat leuk dat jullie ons volgen! Heel veel plezier in Griekenland!

      Like

Plaats een reactie