Om 06:00 uur is camping Delphi nog in diepe rust. Het is nog donker. In Chrisso, het dorpje onder ons, blaft een waakzame hond, kraait een vroege haan en klingelt er af en toe een geitenbelletje. Heel langzaam zetten de eerste zonnestralen het prachtige decor in het licht. We scharrelen in stilte ons ontbijtje bij elkaar en maken ons busje reisklaar.
Het is nog vóór achten als we bij de opgravingen parkeren. Druk is het niet. Slechts een handjevol andere vroege vogels heeft ook besloten om – voordat de toestroom van toeristenbussen op gang komt – in alle rust en relatieve koelte te genieten van de archeologische site en het museum. We zwerven langs het pad dat ons langs de opgravingen leidt. De tempel van Apollo, het schathuis van de Atheners, het amfitheater.. Wát is het genieten als je er vroeg bij bent.
Als je achterom kijkt, zie je tussen de olijfbomen door beneden in de verte de resten van het Gymnasion en de imposante Tholos. Tien jaar geleden waren we hier ook. Een mooie interval voor herkenning én opnieuw genieten.
Het is na negenen als het snel drukker wordt. De eerste bussen komen aan en grote groepen begeven zich met hun gids op pad. Wat zijn we blij dat we een uurtje bijna alleen tussen al dit moois hebben kunnen rondscharrelen. We lopen – tegen de snel aanzwellende stroom toeristen in – weer naar beneden, naar het prachtige museum. Daar is het nu nog rustig en de marmeren koelte is welkom na de inspanning van het klimmen en dalen langs het antieke verleden. De Grieken zijn meesters in het tentoonstellen van hun erfgoed: geen toeters en bellen, geen onnodige opsmuk, maar sobere, weldoordachte architectuur en inrichting ten dienste van imposante kunstschatten.
Om ons rondje Delphi echt af te maken rijden we nog even naar Itea, dwars door de olijventuin van Apollo voor een frappé-aan-zee.
Vanuit Itea zetten we koers naar het noorden, richting Lamia. Het is een prachtige route met talloze haarspeldbochten die ons langs mooie vergezichten voert. Ergens achter Amfissa stoppen we voor de lunch bij een monument. Welke gebeurtenis het monument precies levend probeert te houden, wordt ons niet helemaal duidelijk. Maar dat het zich in 1824 afspeelde en dat daarbij een flink aantal mannen is omgekomen, kunnen we er wel uit opmaken.
Een verweerde ikonostasis getuigt van het verdriet om het verlies van een dierbare.
En een allenige koe laat zichzelf langs de weg uit.
Ter hoogte van Thermopyles rijden we de tolweg op. We betalen anderhalve euro entreegeld (gewoon in het geautomatiseerde bakje mikken!) en dan zoeven we over een bijna lege weg langs Lamia richting Volos. Hier waren we – in omgekeerde richting – een dikke week geleden ook toen we ferry richting Evia namen.
Het heffen van tol is in Griekenland een belangrijk verdienmodel. Op dit korte stukje tik je in totaal met gemak een 20 euro af. Maar het rijdt wel lekker door.
Op de ring van Volos staat het even stil. Er moet in het wegdek een sleuf gegraven én gevuld worden en daar zijn een man of tien onvermoeibaar mee bezig. Ze doen het lekker kalmpjes aan en bij temperaturen van dik boven de 30 graden snappen we dat best. De vlaggendrager leidt de ongeduldige Grieken in goede banen en als het mini-walsje voorbij gekomen is, mogen ook wij door. Prima stukje vakwerk trouwens, er rammelt helemaal niks! 😀
We rijden de Pilion op. Dit keer niet naar de oostkust, maar linksaf langs de kust van de Pagasitische Golf.
Wát is het hier mooi! We rammelen door levendige, langgerekte dorpjes vlak aan zee. Op camping Sikia bij Kato Gatzea vallen we met de neus in de boter. We worden vriendelijk ontvangen door een van de twee zussen die de camping uitbaten en krijgen een plek pal aan zee. Op naar het terras voor een wijntje, een mythos en een lekkere maaltijd. Hoe mooi kun je het hebben?